De foto is dinsdagochtend al gemaakt.
Even geleden zag ik hem nog. Inmiddels ligt de fiets al plat op de grond.
Het is ook een vreemde parkeerplaats, daar in het Valkenberg in Breda.
Vreemde parkeerplaats.
Vanmiddag onderweg naar de FutureDome in Breda, stopte ik even bij
een nieuwe kringloopwinkel. De winkel is er nog maar pas
en ik wilde er al langer een keer heen.
Toen ik de winkel binnenging bleek het behoorlijk druk te zijn.
Ergens op de grond stonden twee dozen.
Een zat vol karton en iets wat leek op losse katernen.
Ik nam ze uit de doos om ze beter te bekijken en zag dat ieder katern
geniet was en dat het korte verhaaltjes met tekeningen waren
voor kleine kinderen. ‘Leuk’, dacht ik, ‘Misschien iets om in te binden’.
Ik legde het terug want ik wilde eerste de rest van de winkel zien.
Maar het liet me niet los.
dus na een paar minuten liep ik terug en vroeg aan een mevrouw
bij de kassa wat ze met de doos ging doen.
‘Weggooien’, zei ze. Ik vertelde haar dat ik de losse katernen wel wilde.
Ze had er geen verstand van maar wilde 2 euro.
‘Te veel’, dacht ik, ‘maar ik ga hier verder toch niets kopen’.
Ik rekende af.
In mijn werkplaats aangekomen ging ik eens goed kijken wat ik nu precies
had gekocht.
Het blijkt te gaan om 30 nummers van het maandblad Kinder-Kompas dat
de Nationale Levensverzekerings-Bank uitgaf voor de kinderen van
hun verzekerden.
Dertig katernen waarvan er 18 genummerd zijn met een rode pen in een elegant, ouderwets handschrift. Of die nummering iets betekent weet ik nog niet. Geen van de katernen heeft zijn originele omslag nog. Dat is natuurlijk erg jammer. De hoeken zijn omgevouwen op veel plaatsen en soms is met het verwijderen van de omslagen ook het papier wat beschadigd. Maar van de nummers die ik tot nu toe bekeken heb is steeds de tekst volledig leesbaar. Heel soms is er met de pen of potlood geschreven of gekleurd. Wat te verwachten is bij een blad voor kinderen. Nergens staat de verschijningsdatum. Dat maakt het moeilijk om zonder externe hulp het jaartal te bepalen.
Nazoeken op internet brengt me vrijwel direct op de website van de
Koninklijke Bibliotheek en via hen op de website van
Geheugen van Nederland.
Voor een boekbinder is dit natuurlijk helemaal leuk: instructies voor het maken van een bewaarmap voor de 1e jaargang. Leuk is dit om twee redenen: het gaat over inbinden en het zegt iets over waar dit exemplaar te plaatsen is in de geschiedenis van dit blad: eerste exemplaar verscheen in 1937, het is verschenen tot aan 1970.
Hier ga ik zeker en vast iets mee doen. Leuk is ook dat een bewaarmap er voor zorgt dat de katernen los van elkaar blijven (is mijn eerste indruk). Dat is misschien wel het beste als ik er niet in slaag de volgorde van de katernen correct te bepalen.
Ook hier zegt de tekst iets van de leeftijd van dit katern. Dit is waarschijnlijk uit januari 1939. Wrang is dan de vermelding van de schrijfster. Bij de meeste artikelen en tekeningen staat vermeld wie de maker is. Hier wordt S. Salomons-Souget genoemd. Als ik op die naam google kom ik direct op de website Joods Monument: Sara Salomons-Souget, geboren Amsterdam, 6 februari 1891 – vermoord Sobibor, 4 Juni 1943.
Zo zijn er een aantal ‘Paas’- en ‘Lente’-nummers.
Kerstmis doet ook mee.
Het boekje dat met ’60’ genummerd is spreekt van een koningskind en een
feesthandschoen voor Beatrix. Beatrix is 31 januari 1938 geboren.
Het boekje dat met ’70’ genummerd is bevat de nieuwjaarswens 1938 uit.
Het boekje met nummer 81 sluit af met een raadsel van S. Salomons-Souget.
Maar 80 nummers zijn bijna 7 jaargangen van 12 nummers.
Volgens mij klopt dat niet.
Ik zei al iets over de kwaliteit: omslagen missen, hoekjes omgeslagen en op een paar plaatsen beschadiging en sporen van potlood en pen. Hier zie je wat nietjes in de tijd gaan doen. Als deze boekjes van voor 1940 zijn dan zijn ze dus bijna 80 jaar oud. De nietjes zijn flink geroest en drukken de roest in het papier.
De verhalen en plaatjes geven ook wat prijs van de tijd. Bekende tekenaars en schrijvers werken aan deze boekjes voor kinderen mee maar Ming en Pingie van Piet Broos zijn wel heel stereotype figuren. Dat kan vandaag niet meer.
Gelukkig zijn veel van de verhalen, puzzels, tekeningen, kleurplaten, raadseks heel onschuldig. Net als deze Donzige Duikertjes van Willy Schermelé.
Tien van de dertig boekjes heb ik doorgenomen.
Regelmatig komen verhalen en stukjes terug van dezelfde schrijvers.
Tot nu toe kwam ik tegen:
L. van Suchtelen-Leembruggen
Leonard Roggeveen
M. Bekkers-Zürcher
J. de Beer-van Strien
Ella Vémor
Marie Schmitz
Céline Schaake-Verkozen
M. Bosch van Drakestein
Aafje Fokker // A. A. Fokker (?)
A. Hamaker-Willink
Piet Broos
Felicie Jehu
Gia Kes
Nelly Donker
Tjits Veenstra
J. v.d. Hoeven-Paris
T. van Beem-Paleologo
S. Salomon-Souget
Willy Schermelé
A. Cramer
Fr. Maade-Kuyper
J.L. Schulte (redactie)
Sommige van de verhalen zijn misschien nog pijnlijk actueel. Zoals dit verhaal van Leonard Roggeveen met tekeningen van Dick de Wilde (Dirk de Wilde?).
Het blijkt dan te gaan om een figuur van borstplaat.
J.L. Schulte (redactie) legt uit dat de afbeelding op de omslag ook een bedoeling heeft. Er staat een heel verhaal over Tommy van den Berg met zijn hond Puck en de pop Teddy-beer.
De KB heeft zo’n omslag op de website staan om als je dat wil te down loaden. De tekening is van M. Bosch van Drakestein.
Leonard roggeveen mag een gerespecteerd schrijver zijn en Willy Schermelé een bekend Nederlands actrice, illustratrice, journaliste en schrijfster, maar met zo’n verhaal krijg je vandaag de dag problemen.
De boekjes heb ik verdeeld in 2 stapeltjes.
De kleinste stapel met 10 boekjes heb ik doorgenomen en
daar lees ik ook een rij namen van de illustratoren:
L. van Suchtelen(-Leembruggen)
Nora Schnitzler
Freddie Langeler
M.B.Z. (M. Bekkers-Zürcher?)
Dick de Wilde (Dirk de Wilde?)
M. Bosch van Drakestein
Willy Schermelé
Piet Broos
ADA (?)
Nelly Donker
A. Hamaker-Willink
Leonard Roggeveen
Wat opvalt is dat veel schrijvers ook tekenaars zijn en andersom.
Binnenkort meer.
Om naar tempeldeel nummer drie te gaan moeten we een stijle trap op. Je ziet op deze tekening goed dat de tempeldelen 1, 2 en 3 dicht op elkaar liggen. Mijn foto’s gaan dan ook vloeiend over van tempeldeel 3 naar 2 en 1. Maar vandaag alleen tempeldeel 3 (denk ik dan toch).
‘Even’ de trap op.
De boom en het tempelgebouw zijn één geworden.
De gevels zijn schitterend.
In het Engels heet dit een ‘lintel’, een dorpel zeg maar.
Volgens mij zijn we gopura 3 al voorbij.
Maar genoeg voor vandaag.
Volgende keer verder.
Charles Dickens, De lotgevallen van Oliver Twist, met de prenten van George Cruikshank. Prisma Boeken. Ik ben bezig met mijn Dickens boek dan kom ik automatisch ook bij deze pocket uit. Verschenen in de serie De Werken van Charles Dickens. Zonder jaar. Nederlands van C.J. Kelk.
Op de website De boekenplank vond ik de volgende informatie:
Op 22 februari 1952 kwam het eerste deel uit van de 34-delige Dickens-serie die eind 1953 kompleet was. Al onmiddellijk was deze een groot succes. Bij de herdruk van de Pickwickclub bereikte men al vlug een oplage van 50.000 exemplaren. Eind 1952 behaalde de Dickens-serie een kwart miljoen exemplaren. De deeltjes waren eerst ongenummerd; in latere herdrukken werd de nummering soms wel aangegeven.
DICKENS, Charles : DE LOTGEVALLEN VAN OLIVER TWIST
1952, Prisma 5, 336pag., 18cm
Reeks: De werken van Charles Dickens
vert.van: Oliver Twist, vert.uit het Engels: C.J. Kelk
met de oorspr. prenten van George Cruikshank
Twee mooie rollen gespeeld door twee goede acteurs.
Dat is zo ongeveer de samenvatting van de film ‘Can you ever forgive me?’.
De acteurs zijn:
Melissa McCarthy (in de rol van Lee Israel)
Ik kende haar wel maar weet eigenlijk niet waarvan. Ook niet nadat
ik de lijst met films op IMDB heb doorgenomen.
Richard E. Grant (in de rol van Jack Hock)
Waarschijnlijk ken ik hem van vele kleine rollen maar hier
past hij precies.
De filmposter is van een komisch moment in de film dat wel iets zegt over het karakter van de hoofdrolspelers maar niet een echt centraal element in de film vertegenwoordigt.
Een geloofwaardig beeld van de bizarre wereld van uitgeverijen,
literaire agenten, de kunsten en hun verzamelaars.
****
Veel minder bekend dan Angkor Wat (ik zag zelfs in Breda
tijdens een korte wandeling in de binnenstad een nagelstudio
met die naam) maar daarom niet minder belangrijk.
Een prachtig tempelcomplex op een heuvelrichel.
Alles bij elkaar ligger er 5 grotere gebouwen (gopura)
langs een weg/voetpad van net iets minder dan een kilometer.
Bij het kopen van de toegangskaartjes, zag ik onder een glasplaat
een uitgebreide folder liggen. die was niet meer beschikbaar
maar ik mocht hem wel op de foto zetten.
De tafel met onder een glasplaat de folder van Preah Vihear.
Als ik wat inzoom op de folder dan zie je de tempel en het bad dat
in een eerdere blog te zien was.
Gopura 5 en het bad. De term ‘Gopura’ of ‘Gopuram’ vindt zijn oorsprong in het Sanskriet en wordt in Zuid-India gebruikt voor de tempeltorens die vaak de ingang van een tempelcomplex vormen. Eigenlijk zie je twee tekeningen onder elkaar: Boven, bijna helemaal zwart zie je een zijaanzicht dat een beeld geeft van de hoogteverschillen. Onder een bovenaanzicht met links de trap (zwart) richting Thailand en gopura 5 en links het bad. De tekening is van Jean Boisselier.
Internet (Wiki2):
Jean Boisselier (26 August 1912 – 26 August 1996) was a French archeologist, ethnologist, and art historian.
He was a specialist on Khmers and a researcher focused on Buddhist thought and iconography.
As a member of the École Française d’Extrême-Orient (EFEO), he was responsible for the restoration of Angkor.
Op de website van EFEO kan ik niets terugvinden over Jean Boisselier.
Op de site van Wiki2.org vond ik bovenstaand stukje maar wie er achter die
organisatie zit is mij onduidelijk.
De foto’s van deze blog zijn van gopura 4. Daar kun je een ‘slapende Vishnoe’ zien en een belangrijk fragment van de Hindoe mythologie: ‘the churning of the ocean of milk’.
De twee blogs passen dus aan elkaar zoals je het tempelcomplex kunt ervaren bij een bezoek aan Preah Vihear.
Het eerste deel van gopura 4 wordt zichtbaar tussen de bomen.
Dit is een detail van een van de nog opstaande delen van het complex. Deze afbeelding verbeeldt ‘the churning of the ocean of milk’.
Op advies van de schildpad (Vishnoe) karnen goden en demonen samen de oceaan van melk (Samudra Manthan genoemd), waarbij ze gebruik maken van de berg Mandara en de oerslang Vasuki, de koning van de slangen.
De Mandara rust op Vishnoe in zijn gedaante van schildpad en wordt als karnstok gebruikt.
De slang Vasuki is de ‘draad’, die door het trekken van de deva’s (goden) aan de staart en de asura’s (demonen) aan de kop, de Mandara om z’n as doet draaien.
Door de hitte, die de beweging oplevert, wordt de melk gekarnd en drupt de soma (nectar) van de top van de Mandara naar beneden.Uit de Melkoceaan komen de volgende Ratna’s (schatten) tevoorschijn:
Surabhi (Kamadhenu), de heilige koe, eeuwige bron van melk en boteroffers
Varuni, de wijngodin
Parijata, de boom van het paradijs Indraloka
Kaustubha, een schat die Vishnoe zal dragen
Sharanga, een machtige boog
Apsarasa’s, de hemelse nimfen
Airavata, Indra’s olifant
Uchhaishrava, een zeven-hoofdig paard
de maan, meegenomen door Mahadeva (Shiva)
Halahala, verschrikkelijk gif, dat Shiva opdrinkt en hem een blauwe keel bezorgt (Nilakantha)
Sri (Lakshmi), de liefdesgodin, gezeten op een lotus
Dhanvantari, geneesheer (vaidya) van de goden, gekleed in het wit met de pot met amrita
Op de website is nog meer te lezen over dit deel van de Hindoe mythologie.
Mijn advies: om je dit een beetje eigen te maken lees je de tekst
en een volgende keer (her)ken je vast een stukje en zo groeit
je kennis langzaam.
De vorige afbeelding is het centrale beeld bijna onderaan deze foto. Helemaal onderaan, in de schaduw is de ‘Slapende Vishnoe’ te zien.
Hier zie je de gevel met de voorstelling en versiering in het perspectief van het hele gebouw.
Hier slaapt Vishnoe: “De oceaan van melk is in de hindoeïstische kosmologie de oeroceaan waarop de slang Anantashesha zwemt. De slang dient als bed voor de god Vishnu, wanneer deze slaapt in de periodes tussen de kosmische era’s.”. De afbeelding hierboven toont Vishnoe die ligt op een meerkoppige slang (links begint de voorstelling met de staart van de slang, het lijf van de slang ligt onder aan in de zon, Vishnoe ondersteunend, met rechts het einde van de slang met zijn koppen: Anantashesha).
De slang is een veel voorkomend motief. Zoals hier op de hoek van de gevel.
Motief op een deurstijl.
Het volgende deel van het complex. Daar ga ik op door in een volgende blogpost.
Nog even terugkijken (aan het eind van de wandeling moeten we via dezelfde weg weer terug lopen. Dus nog een kans om goed te lijken).
Mooier dan het is ga ik het niet maken. Ik kreeg onlangs dit imitatiebontje (en een jas). Met het Bontje wil ik een boekband maken. Maar waar moet het boek over gaan?
Toen heb ik het idee opgevat om van de boeken die ik heb
van of over Charles Dickens (en Co) de boekband te nemen
en die in een document op te nemen.
Met een korte toelichting.
Dat document wat ik op mijn PC kan maken en kan printen
ga ik dan een boek maken.
Het bontje is zo’n 60 cm lang. Net zo lang als twee maal
een A-4-tje.
Als ik dan links een marge overlaat om de pagina’s te binden dan
kunnen er zo’n 3 boekbanden (vooraanzicht) op 1 pagina.
Zo gezegd zo gedaan.
Een eerste geprinte pagina op de platten ziet er dan als volgt uit.
Zo gaat het bontje er dan omheen vallen. Als je de boekband net zo hoog maakt als het bontje dan kreeg ik een boek van 30 cm breed en 5 cm hoog. Leek me niet zo’n goed plan. Kan wel hoor, daar niet van.
Platten en rug gesneden. Boekbindlinnen gesneden. Mooie kneepruimte. Lijmen en drogen.
Hoeken van het linnen afsnijden. Kan prima met de tool van iBookbinding. Kan ook prima uit de hand.
Hier is het linnen ook al omgeslagen en vastgelijmd. Ook het bontje zit er al op gelijmd. Dat wil zeggen: ik heb eerst alleen in het midden van de platten lijm aangebracht en toen het bontje erop geplakt. Dat geeft me voldoende mogelijkheid om dingen nog te corrigeren mocht er iets mis gaan. De afmetingen zijn een beetje atypisch. De rest van het bontje ga ik ook nog lijmen aks het goed vast zit..
Het kan altijd beter maar ik ben best tevreden.
De toegevoegde druksels zitten op papier dat misschien
iets te stug is.
Met de leren rug ben ik heel tevreden.
De opgelijmde platten, mijn eerste poging, zijn aardig.
Ik moet alleen een methode of methodes vinden
waarbij ik het uiteindelijk resultaat niet te veel ‘beschadig’.
Te vaak, te onbeschermd in de pers bijvoorbeeld geeft op papier problemen.
Maar al bij al: tevreden.
Links de versie zoals die in de winkel te koop is. Mijn iets grotere versie ligt rechts. Deze foto heb ik genomen toen ik nog aan het nadenken was om op de onderste ‘M’ nog een ‘M’ te plaatsen. Om misschien meer balans in het ontwerp te krijgen. uiteindelijk heb ik dat niet meer gedaan.
Het boek gaat goed open. Het scharniert mooi op het leer van de rug. Misschien had het boekbindlinnen op de plat toch iets verder moeten doorlopen bij de inslag aan de lange kant van de rug.
De rug is geworden wat ik er van gehoopt had. In de voorbeelden die ik zag bracht men de rug direct op de rond gezette katernen aan. Ik wilde een rug die los blijft van de katernen van het boekblok en die bij het openen van het boek ‘open’ staat.
Vanmorgen was ik redelijk vroeg in Breda, op Moerwijk:
in Winkelcentrum Hoge Vucht. Het was er nog erg leeg.
Goede gelegenheid om ook hier wat foto’s te maken.
Ik kan me zo voorstellen dat iemand daar een fotoboek
vol mee maakt.
Het schone, ordelijke, typisch Nederlandse maar tegelijk
mistroostige, eenzame. Apart.
gisteravond werd de J.M.A. Biesheuvelprijs 2019 uitgereikt
aan Maria Vlaar voor haar bundel Diepe aarde.
Korte verhalen is een interessant genre en deze prijs geeft daar aandacht aan. Op de foto zie je Maria Vlaar en Maarten Biesheuvel. (Foto: Irwan Droog)
Uit het persbericht:
‘Diepe aarde bevat verhalen vol melancholie, maar ook inktzwarte dystopieën in de nabije toekomst die zodanig aanschurken tegen de actualiteit dat ze niet ondenkbaar zijn.
De verhalen grijpen thematisch op elkaar terug, en overtuigen niet alleen afzonderlijk, maar ook als geheel.
Daarmee eert deze bundel het genre, en blaast het nieuw leven in.’
Wikipedia redt ons weer:
Dystopie is een (denkbeeldige) samenleving met louter akelige kenmerken waarin men beslist niet zou willen leven. Een dystopie is daarmee het tegenovergestelde van een utopie die juist een bijzonder aangename samenleving voorstelt.
Dat is een boek dat ik eens moet gaan lezen.
Binnenkort meer.
Preah Vihear is een tempelcomplex in Cambodja.
Daarvoor was wel een uitspraak nodig van
The International Court of Justice in den Haag.
Op het internet vond ik de uitspraak en het begin van de uitspraak
zie je hieronder:
In 1962 oordeelt het hof in Den Haag dat de tempel op Cambodjaans grondgebied ligt en dat Thailand daar dus afstand van moet doen. Vandaag kun je dus vanuit Thailand de tempel niet meer bezoeken. Vanuit Cambodja wel en daar zie je de gevolgen van de twist tussen de twee landen nog steeds.
De tempel is een World Heritage site. Op de site van Unesco staat:
Temple of Preah Vihear
Situated on the edge of a plateau that dominates the plain of Cambodia, the Temple of Preah Vihear is dedicated to Shiva.
The Temple is composed of a series of sanctuaries linked by a system of pavements and staircases over an 800 metre long axis and dates back to the first half of the 11th century AD.
Nevertheless, its complex history can be traced to the 9th century, when the hermitage was founded.
This site is particularly well preserved, mainly due to its remote location.
The site is exceptional for the quality of its architecture, which is adapted to the natural environment and the religious function of the temple, as well as for the exceptional quality of its carved stone ornamentation.
De aaneenschakeling van tempelgebouwen ligt op de rand van een heuvel
met een prachtig uitzicht op Cambodja.
Wat ik zelf zo prachtig vond was de samenhang van de verschillende
gebouwen die soms best ver uit elkaar liggen.
Sie samenhang die je daar fysiek kunt ervaren lijkt me
de belangrijkste reden om dit complex een World Heritage Site
te noemen.
Het complex is gewijd aan Shiva en dateert uit de 11e eeuw.
Al in de 9e eeuw was er op deze plaats een kluizenaarsverblijf.
Vanuit het dorp gaan we met de auto naar een plaats waar kaartjes verkocht worden. Vandaar vertrekken de gidsen in auto’s zoals op deze foto naar boven. De rit is niet heel lang maar vaak heel steil.
Boven aangekomen zie je op veel plaatsen schuttersputjes. loopgraven en beschermde verblijven voor soldaten die zowel door de mensen uit Thailand als door Cambodja zijn gebruikt. Een luguber aspect van je bezoek.
Kijk je naar het noorden dan zie je de heuvels die in Thailand liggen. De weg is Thais grondgebied. Nog steeds zijn er mensen die aan de Thaise kant richting het complex komen. Bezoeken kan men het niet. Een volgende stap in het vredesproces lijkt me dat ook bezoekers vanuit Thailand het complex kunnen bezoeken maar de regeringen in beide landen hebben veel grotere binnen- en buitenlandse problemen op te lossen, vermoed ik.
De trap die vanuit Thailand gebruikt werd om het complex te bezoeken is er natuurlijk nog steeds.
Het begin van, laat ik maar zeggen de tempelweg. Deze verbindt de verschillende heiligdommen. De eerste waren vroeger voor iedereen te bezoeken, de laatste waren exclusief voor priesters en de koning en zijn gevolg.
De trap naar het eerste complex.
Nog wat loopgraven.
Na de eerste tempel volgt een lange tempelweg. Die ligt een beetje verhoogd in het landschap.
Nog een keer terugkijken op het eerste gebouw.
Die tempelweg is dus best een eind.
De weg werd gemarkeerd door dit soort palen. Een enkel staat nog overeind en is compleet.
Langs de weg liggen hier en daar baden/waterreservoirs.
Terugkijkend. De volgende tempel komt in een volgende blog aan de beurt.
Mijn versie van Mooi Marginaal, de catalogus van de uitverkiezing
van prachtige boekbanden van margebinders over de periode 2012 – 2017,
is nu zo ver dat ik soms al aan het volgende boek kan beginnen.
Het volgende boek wordt een boek over de boekbanden die in
mijn ‘verzameling’ aanwezig zijn van boeken die geschreven zijn
door of over Charles Dickens of nauwe samenwerkingspartners.
Op dit moment zit de ene in een boekenpers en ligt de andere onder bezwaar.
In beide gevallen om goed te drogen.
Afgelopen weekend moest ik de achterplat nog afmaken. Voor Mooi Marginaal heb ik er voor gekozen opgelijmde platten te gebruiken. Dat betekent dat je niet een boekband uit 1 stuk maakt maar uit drie (in mijn geval dan toch): het voorplat, de rug en het achterplat. De platten bekleed met boekbindlinnen, de rug gemaakt uit leer. Het achterplat moest nog bekleed worden.
Dat is passen en meten, op maat snijden, lijmen en bekleden.
De achterplat is gereed. Nu kan hij aan het boek bevestigd worden.
Dan kan het boek in de boekenpers. Na een tijdje drogen zijn de schutbladeren ook aan de platten bevestigd. Opnieuw is het geheel in de boekenpers gegaan. Daar zit het boek nu nog in.
Gelijkertijd ben ik begonnen aan de boekband voor het Charles Dickens-boek. De inhoud is nog niet gereed maar het geheel krijgt een ‘laag A-4’ formaat. De breedte is A-4 maar de hoogte is minder. De boekband wordt bekleed met blauw boekbinderslinnen. Daar komt het kunstbontje overheen. Dit ligt nu onder bezwaar om goed te drogen.
De week zag er wat anders uit dan anders.
Daarom heb ik gistermiddag en vandaag aan mijn
versie van de catalogus ‘Mooi Marginaal 2012 – 2017’ gewerkt.
Deze mal gebruik ik om een smalle strook van de rug in te kunnen lijmen. Achteraf moet ik nog eens goed nadenken over de volgorde van activiteiten. Ik heb nu eerst de schutbladen bevestigd aan het boekblok en ga straks de rug aan het boekblok met schutbladen bevestigen. Vraag is of dat niet beter andersom kan.
Het boekbindlinnen voor de voorplat is uitgesneden en die lijm ik vast aan de voorplat. Daar is een vierkant in uitgespaard omdat daar de verdiepte letter ‘M’ in komt. Als ik opnieuw zou doen zou ik de ‘M’ direct uit de voorplat gesneden hebben en niet uit een kleiner stuk karton. Maar goed, ik ga hierna een stuk boekbindlinnen er uit snijden en dan de verdiepte letter ‘M’ hier inpassen en dan de gele achterkant aanbrengen.
Dan is dit het resultaat. Je ziet dat het boekbindlinnen nog niet omgeslagen is. Dat is ook een beetje ingewikkelder dan normaal omdat het voorplat twee hoogtes kent. Dit om de voorplat te kunnen plakken op het leer van de rug zonder een bobbel te veroorzaken.
De leren rug is op het boekblok gelijmd. Door de mooie structuur op de achterkant van het schutblad, vindt ik dit ook al een mooi boek. Maar dit is natuurlijk veel te kwetsbaar.
Passen en meten. De verhoogde ‘M’ ligt hier nog los op het voorplat. Maar de voorplat past wel mooi op het leer. Hoe het straks gaat scharnieren moet ik nog zien.
Nu is de verhoogde ‘M’ ook vastgezet.
En weer passen en meten. Het leer is al een paar keer bijgesneden om het helemaal goed te krijgen. Misschien had de verhoogde ‘M’ meer kleur moeten krijgen. Misschien is dat beter voor het ontwerp. Dat kan ik nog altijd proberen. Nog even over nadenken.
De nacht bij de homestay was prima maar je moet wel even wennen
aan leven op het platteland.
De mensen zijn vriendelijk maar spreken natuurlijk geen Engels.
De vrouw des huizes pakte dat goed op.
Ze had een soort winkeltje aan huis.
Ze zorgt dat we regelmatig fruit krijgen, het bed is goed,
er zijn handdoeken.
De mensen gaan vroeg naar bed, wij dus ook.
Maar de buurvrouw voert nog een heel lang telefoongesprek en
houten huizen zijn gehorig.
Sommige mensen gaan later naar bed en zitten buiten te praten.
De baby van de buren huilt.
De wind is in de nacht behoorlijk koud en bij het minste slaan de honden aan.
In de ochtend, zo rond 03:30 uur beginnen de hanen te kraaien.
Dan komt al snel het agrarische verkeer op gang; tractoren.
Die mensen maken in het dorp een praatje met iemand
die ze al even niet gezien hebben (?)
Dan plots harde muziek met een toespraak van een monnik
die, zo bleek achteraf, geld nodig had.
Kinderen gaan vroeg uit bed en de mensen beginnen hun werk op het veld.
Kortom, als ik sliep was het prima maar ik heb ook regelmatig
niet geslapen. Dat is niet erg maar je moet je dat realiseren
als je in een homestay gaat verblijven.
Op een andere plaats is het ongetwijfeld anders maar zo ging
het er aan toe in Banteay Chhmar.
De weg die we volgen na Banteay Chhmar gaat door Noord-Cambodja. Dat is tegen de Thaise grens. Dit is Pol Pot-land. Onderweg stoppen we in een dorp.
Rustig en eenvoudig.
De heuvels vormen de grens met Thailand. Ieder jaar gaan zo’n 2 miljoen Cambodjanen (inwonertal 16 miljoen) werken in Thailand. Meestal voor een periode van drie tot 6 maanden. Vrouwen en kinderen blijven thuis en zorgen voor de akker.
Het is een warme, oudejaarsdag. Na de rit naar Preah Vihear rusten we in het bijzondere hotel. De eerste kennismaking is niet goed. Gelukkig komt het wat later allemaal goed. Na het warmste deel gaan we wandelen en komen we op een kruispunt van wegen waar winkels zijn en een klein dorp. Dit varken is al helemaal geroosterd aan het spit.
Het hotel is een ‘gebroken’ hotel:
– de kaart die toegang moet geven tot de kamer was niet ingeprogrammeerd;
– het toilet spoelde niet door;
– de Wi-fi werkt wel maar er is een boom omgevallen. Er is geen internet;
– bij het hotel staat zo’n 10-15 fietsen maar geen enkele fiets heeft hele banden;
– we bestellen noodles: 1x vegetarisch, 1x seafood. we kregen kip;
– we wilden laten wassen maar de wasmachine was kapot.
Gelukkig is de staf geduldig.
Wat ze kunnen oplossen, lossen ze op.
‘Gelukkig’ kun je een telefoonabonnement nemen met YouTube.
Deze wijze van bouwen zag ik vaker: een soort huis in een loods. Misschien blijft je huis zo koeler? Of zijn het gewoon twee vliegen in één klap?
Fabrieksactiviteiten zie je niet echt in Cambodja. Wat je ziet zijn veel werkplaatsen. Voor brommers, auto’s, meubilair enz. Ze maken er mooie standaarden voor lelijke waterreservoirs. Maar als je geen schoon stromend water hebt is het een oplossing.
We lopen door het dorp tegen het eind van de middag. De etenstentjes met hun verbouwde oliedrums hebben het druk. Er is veel keus aan vlees.
Ook om thuis klaar te maken.
Bier was er ook voldoende.
Je kunt ook eend eten.
Bij de houtbewerkers staan ook dit soort beelden. een soort meesterproef misschien. Dit is een boeddhistisch symbool voor welvaart.
Wie wil dit niet in de tuin?
Waarschijnlijk is het ijs van de ijsman betrouwbaarder dan een elektrische koeling.
Dit is het beeld in een woonwijkje.
Veel huisraad naast en onder de woning. In de schaduw van de bomen bijvoorbeeld.
De bloem van een bananenboom.
Zomaar een mooie haan.
Een van de ‘bewakers’ van het hotel.
Het hotel ziet er van buiten prima uit en na een wat zwakke start werd het een goed verblijf.
Na het bezoek aan Taprohm was er een tijdje rust.
Dat was een goed idee want het was warm.
In Cambodja verblijven de bewoners op het platteland zich overdag
als ze thuis zijn in de ruimte onder hun huis.
Het ‘huis’, de afgesloten ruimte, zijn de slaapvertrekken.
De familie waar wij verblijven hadden twee huizen:
een voor de familie en een voor de gasten.
Onder de gastenruimte (de slaapkamers) was een bad/douche
ruimte die volledig betegeld was, waar water en licht
aanwezig was.
Dus het rusten gebeurde onder een afdak voor het huis.
Na een tijdje kwam men ons ophalen met een ossenkar.
Het avondeten ging plaatsvinden, onder het genot van livemuziek,
bij de ingang van het tempelcomplex.
Ook de familie zat en lag er ontspannen bij. Ook voor ons waren er hangmatten maar ook andere mogelijkheden om te zitten of luieren.
Dit is de ossenkar. De ossen zaten alleen aan een juk op hun schouders vast aan de kar. Op twitter zag ik foto’s van toeristen op een kleine trekker. Dus er zijn meerdere mogelijkheden.
Het vervoer staat gereed. We kunnen opstappen.
De ossen kunnen breed uit lopen. Het viel nog niet mee om ze aan het lopen te houden. Maar dat geeft alle kans om de omgeving goed te bekijken.
Het Cambodjaanse platteland is heel rustgevend.
Door de snel invallende schemering zijn foto’s makkelijk bewogen. De structuur in het drogende gewas is zo leuk.
Bij aankomst. Een portret van de ossen. Het eten was prima verzorgd. Echt heel leuk.
Niet in de laatste plaats door de live-muziek. Hier is nog alleen hun podium te zien.
Nu in actie.
Onze gids was een van de muzikanten. Hij had bij ieder instrument een heel verhaal.
Al de mensen werken samen in CBT ‘Community Based Tourism‘ die een hele goede job deden.
Op onze wandeling langs en door het tempelcomplex van Banteay Chhmar
eindigden we bij een van de satelliettempels: de Taprohm Tempel
Het staat goed aangegeven.
Bij een ven staat, verscholen tussen de beplanting een kleine tempel met een toren. Wel met de restanten van glimlachtende gezichten.
De gezichten staan op de toren, een gezicht per windrichting.
De tempels worden zo goed en zo kwaad als het gaat in stand gehouden. Er is op restauratiegebied nog veel te doen maar dat maakt het ook aantrekkelijk. Als je de tempels in Angkor Wat al gezien hebt, zie je hier hoe dat er in het verleden waarschijnlijk uitgezien heeft. Voordat voornamelijk Franse archeologen hun werk begonnen.
Okay een hertaling is iets heel anders dan een vertaling,
maar deze dingen houden we al weer een aantal weken bezig.
Eerst de vertaling van Don Quichot van Cervantes en het boek ‘Cervantes & Co’
van Barber van de Pol over haar werk aan deze Nederlandse vertaling.
Dan de prachtige uitgave van Het snoer der ontferming, een boek van Couperus.
Niet hertaalt maar uitgebreid voorzien van context en toelichting.
Dan de vertaling ‘Onze gemeenschappelijke vriend’ (Our mutual friend)
van Charles Dickens. Geweldig boek, geen toelichting van vertaler.
Afgelopen zaterdag stond in de Volkskrant de column
van Sylvia Witteman: Een kleine furie in haar serie
‘Witteman heeft iets gelezen’.
Ik zie wel eens twitterberichten van haar langskomen
en meestal wordt ik van de toon niet zo blij.
Het artikel van zaterdag is heel geslaagd naar mijn gevoel.
Sylvia Witteman: ‘Een kleine furie’ in haar serie ‘Witteman heeft iets gelezen’ uit de Volkskrant van zaterdag 9 februari.
De ‘hertaling’ van Couperus: alsof Dick Bruna de Sixtijnse kapel beschilderd heeft
In de serie ‘Tragische literaire misstanden’ vandaag: de zogeheten ‘hertaling’ van Couperus.
Ach, Louis Couperus! Wat houd ik toch veel van die geparfumeerde ouwe crypto-nicht, met zijn heerlijke, tierelantijnige poederdons-proza!
Zoveel houd ik van Louis Couperus, dat ik mijn jongste zoon naar hem heb genoemd.
Diezelfde jongste zoon, zo wil de ironie van het noodlot, leest geen boeken (tenzij men hem dwingt met behulp van een vlammenwerper en harpoen) en zéker niet van Couperus.
Hertaalster Michelle van Dijk weet hoe dat komt: Couperus is ‘veel te bloemrijk voor deze moderne tijd, met zijn herhalingen, de neologismen, de gallicismen, de puntjes… de uitroeptekens!!
Maar wat nog het meest afwijkt van onze taal nu, is de zinsvolgorde, (lengte ook, ja).
En geloof me, dat is dus iets waar een jonge lezer over struikelt.’
Hm. Ooit was ik zo’n jonge lezer, een jaar of 15, toen ik Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan in handen kreeg.
Alles aan dat boek was mij vreemd.
Het taalgebruik, de familieverhoudingen, de Indische achtergronden, de zeden en gebruiken van het fin de siècle; maar ik werd betoverd door het proza, júist die lange zinnen, gallicismen, neologismen, puntjes en uitroeptekens.
Het was (bijna) dezelfde coup de foudre die ik later kreeg bij het lezen van A.F.Th. van der Heijdens De tandeloze tijd, ook bloemrijk, ook lange zinnen, en ook heel veel puntjes… zouden jonge mensen dát nog lezen,trouwens?
Misschien wordt het anders tijd om daar ook een hertaling van te maken, meteen flink inkorten ook, want wie zit er nog op vuistdikke tetralogieën te wachten?
Alles wat meer tijd kost dan Tim Krabbé’s Het gouden ei laat ons nageslacht immers links liggen, ten faveure van Netflix en games.
Met de dood in het hart begon ik de hertaling te lezen van Van oude mensen.
Op de eerste bladzijde ging het al mis.
In het origineel zegt Lot, de zoon, tegen zijn moeder: ‘Steyn is toch je man… Je moest niet altijd zoo met hem kibbelen, en zulke dingen zeggen, of denken.
Je bent weêr net een kleine furie geweest.
Dat geeft rimpels, zoo boos te zijn.’
Van Dijk ‘hertaalt’ dit fragment als volgt: ‘Steyn is je man, jullie moeten niet steeds ruzie zoeken en onaardige dingen zeggen of denken.
Je ging net als een wraakgodin tekeer!
Daar krijg je alleen maar rimpels van, van zo boos zijn.’
Lelijk hè?
Trouwens, zijn ‘furie’ en ‘kibbelen’ moeilijker woorden dan ‘wraakgodin’ en ‘ruzie’?
En waarom heeft Van Dijk, die uitroeptekens toch ‘te bloemrijk’ vindt, er zélf een toegevoegd, op een plek waar dat volstrekt niet logisch is?
Ook met het liquideren van die gewraakte gallicismen gaat het mis. Couperus strooit inderdaad nogal met woorden als ‘boudeeren’ of ‘porte-brisée’. Het aardige is dat je bijna altijd uit de context begrijpt wat ze betekenen, en daardoor terloops nog wat Frans leert. Van Dijk vindt van niet, en vertaalt bijvoorbeeld ‘bottines’ met ‘laarzen’. En dat terwijl de zachte, ijdele Lot helemaal geen type is voor laarzen. Hij draagt bottines, laarsjés dus. Noem ze dan laarsjes, enkellaarzen, of desnoods booties. Of beter nog: laat gewoon ‘bottines’ staan.
Ik las nog even verder. Het was alsof de Sixtijnse kapel was beschilderd door Dick Bruna, Erbarme dich gezongen door Sieneke, James Bond gespeeld door Gerard Joling.
Nee, met deze ‘hertaling’ valt niemand te winnen voor Couperus.
Alle curieuze charme van diens proza is eruit verdwenen.
Met de uitholling van Couperus, hoe goed bedoeld ook, neemt Van Dijk bovendien een groot risico. Het is immers volstrekt niet denkbeeldig dat de lezers ontgoocheld zullen denken: ‘Is dít nu een beroemde schrijver? Laat verder maar zitten dan.’