De belangrijkste ingredienten:
Dit is de prei waar het hele verhaal mee begint.
De aardappelen om de soep straks dik te lsten worden.
De witlof.
Zo kun je deze herfstsoep eten. Hij smaakt prima!
Gisteren had ik een bericht dat onder andere over
een wiel ging: het wiel van St. Catharina van Alexandië.
Carrozze heeft in het logo een soort van wagenwiel en
Google translate zegt dat Carrozze hetzelfde is als rijtuigen.
Voor mij was het een geweldig restaurant:
in het centrum van Florence, dicht bij de Arno, met een
terras en ruime eetgelegenheid binnen, een goede sfeer,
heerlijk eten en goed, vriendelijk personeel en niet in
de laatste plaats goed eten.
Dus als je in Florence gaat dan zou ik zeggen: ga er eten.
Tijdens mijn vakantie heb ik geen gebruik gemaakt van de
Firenzecard. Voor 85 euro kun je daarmee in drie dagen 58
musea bezoeken.
Als het warm is dan kun je 2 misschien 3 museums per dag bezoeken.
Uffizi en Accademia Gallery zijn duur maar je kunt bijna niet
in drie dagen dat bedrag aan museumkaartjes uitgeven.
Ga je langer dan drie dagen naar Florence (en dat moet je echt doen)
dan heb je helemaal niets aan de Firenzecard.
Dit is het merendeel van mijn museumkaartjes. Misschien heb ik er af en toe een weggegooid.
Meestal koop ik van een museum een gids.
Een beetje afhankelijk van wat ze hebben.
Dat heb ik in Florence ook gedaan.
Er zitten tussen het overzicht ook folders en een boekje
dat ik kreeg van de bibliotheekmedewerkster met tekst over
de bibliotheek in het Italiaans en Engels.
Van geen van deze musea heb ik spijt.
Florence is fantastisch en ik had er makkelijk nog
eens 10 dagen kunnen doorbrengen.
Deze gidsen gaan me helpen om mijn blogberichten van
btere info te voorzien.
Deze afbeelding was al eerder te zien op mijn weblog. Vandaag zag ik een bordje hangen met de maker en titel.
Studio Anti-Held is de maker en de afbeelding toont St. Catharina (van Alexandië) en allerlei archeologische vondsten. De afgelopen weken zag ik deze heilige een aantal malen op middeleeuwse werken.
Dit is een voorbeeld: Filippino Lippi, circa 1457 – 1504, Madonna met kind en Johannes de Doper (het kind op de voorgrond), St. Maarten (links) en Catharina van Alexndrië (rechts). Eind 15e eeuw, Op hout geschilderd. De twee personen in het zwart zijn de opdrachtgevers van het schilderij. Het schilderij is te zien in de kerk Santo Spirito, Florence. Dit is een kerk in het Oltrarno quarter, op de ‘andere’ kant van de Arno.
Tanai Nerli en zijn vrouw Nanna di Neri Capponi zijn
de opdrachtgevers van dit schilderij.
Daarom staan ze er ook op.
Op de achtergrond is Palazzo Nerli te zien
dat in de wijk Borgo San Jacopo van Florence lag.
Op zowel de muurschildering in Breda als op het schilderij in Florence zie je een gebroken wiel. Op het schilderij ligt het aan haar voeten, een beetje naar achter. Op de muurschildering achter haar rechterschouder.
Dat wiel komt uit de verhalen over haar leven.
Op Wikipedia staat daar een en ander van beschreven, onder andere:
Daarop wilde de keizer haar laten verpletteren met een rad waarop scherpe ijzeren punten waren gemonteerd. In plaats van Catharina brak echter het rad, getroffen door de bliksem
De afgelopen tijd was ik in Italië.
Op zich heeft dat niets met de titel van dit bericht te maken,
maar in Italië, in Florence, in het Museo Nazionale Antropologia
ed Etnologia zag ik in de boekwinkel een boek uit 2009 liggen
dat ging over de geschiedenis van de natuurwetenschappen in Italië.
Het boek was nogal prijzig en ik had al een stappeltje
museumgidsen gekocht en dat moet dan allemaal weer
mee naar huis.
Ik bladerde het even door en zag toen de volgende foto staan.
De foto op deze pagina toont de Flora Italiana. Geschreven door Filippo Parlatore. Parlatore ontwikkelde de eerste 5 delen (1848 – 1874) die daarna compleet gemaakt werden met nog eens 5 delen door Teodoro Caruel. Hoe zou dat werk zich verhouden tot de Flora Batava? Maar goed, foto’s maken van een boek in een boek/souvenirwinkel. Ik heb het boek maar gauw teruggelegd.
Op Wikipedia vind je een artikel over Filippo Parlatore.
Ook over Teodoro Caruel bestaat er een Wikipedia-pagina.
Beide pagina’s zijn niet in het Nederlands beschikbaar.
De boeken van de Flora Italiano vind je wel op internet en een
eerste, snel onderzoek levert op dat het om niet geillustreerde
werken gaat.
Daarin zie je volgens mij dat de nadruk of op de wetenschap alleen
ligt of dat er iemand zich ook zorgen maakt om de verkoop.
Maar terug naar de Flora Batava-middag van de Summerschool
History of the Book in Artis.
Marieke van Delft liet ons het vorige project van de familie Sepp zien: Nederlandsche Vogelen door Cornelius Nozeman en uitgegeven door Christiaan Sepp en Zoon, 1770.
Het boek Nederlandsche vogelen heeft weer zo’n
fantastische titel(omschrijving):
Nederlandsche vogelen;
volgens hunne huishouding,
aert, en eigebschappen beschreeven
door
Cornelius Nozeman,
leeraer der Remonstranten
en mede-directeur van ’t Bataefsch genootschap
der proefondervindelyke wysbegeerte
te Rotterdam;
alle naer ’t leeven geheel nieuw en naeuwkeurig
getekend, in ’t koper gebragt, en natuurlyk
gekoleurd
door, en onder toezicht van
Christiaan Sepp en Zoon
Met bijzondere platen zoals deze over 2 pagina’s: Milvi Nidus, staat er bovenaan de pagina, nest van de western marsh-harrier of de bruine kiekendief. De huidige wetenschappelijke naam is Circus Aeruginosus.
Nog een voorbeeld: de Columba Aenas of holenduif.
Voor de Flora Batava (vanaf 1800 verschenen) waren er al wel flora’s. Dit is daar een voorbeeld van. David de Gorter maakte de Flora VII Provinciarum belgii foederati indigena in 1781. Maar dat is een boek zonder de prachtige afbeeldingen.
Volgens mij ligt hier het boek van David de Gorter open bij de mossen.
Tijdens de middag in de Artis Bibliotheek kon ik niet iedere keer
als eerste met de camera bij de boeken staan.
Dus gebruikte ik soms de tijd om eerder getoonde boeken nog een keer
vast te leggen zoals het mij schikte. Daar was voldoende ruimte voor.
Dus…
Dat we dezeversie uit 1735 van Linnaeus mochten hanteren vond ik wel bijzonder. Caroli Linnaei (Carl Linnaeus), Systema Naturae, 1735, Theodorum Haak, Joannis Wilhelmi de Groot. Het ziet er zo eenvoudig uit. Het is wel groot maar dat kun je van deze foto moeilijk afleiden. De impact van dit werk is enorm.
Nog een prachtige plaat uit de Flora Batava: de Aristolochia Clematitis of de Pijpbloem. Zoek eens op internet. Je zult zien dat dit soort platen, een beetje afhankelijk van kwaliteit en uit welke druk van het boek de plaat afkomstig is, gaan tussen de 300 en 1500 euro per stuk.
De titelpagina van: Beschouwing der wonderen Gods in de minstgeachte schepzelen of Nederlandsche insecten van Jan Christiaan Sepp.
Dit is de Vlaamse gaai uit Nederlandsche Vogelen van Cornelius Nozeman, Christiaan Sepp en Zoon waren de uitgever in 1770. Garrulus is de Latijnse naam.
De laatste van vandaag: 2 vogels, de spreeuw en de waterspreeuw. Nederlandsche vogelen, Cornelius Nozeman, Christiaan Sepp en Zoon, 1770, De Sturnus en Cinclus.
Er ging echt een wereld voor me open en het werd nog beter!
Het zijn drie cultuurvarianten die voorkomen in de nachtschade-familie.
Een andere variant van deze familie komt in dit stukje aan de orde.
We waren druk bezit met de Flora Batava en Linnaeus en toen kwam
een deel van de Flora Batava op tafel dat nog volledige uit losse
delen bestaat.
Dit is het voorblad van de stapel die in een daarvoor bestemde map zit die met lintjes kan worden afgesloten. Het betreft deel 6. De plant die hieronder te zien is kwam voor in aflevering 78. Zoek maar eens op op internet.
Ieder deel (ten minste dit deel) begint met onder andere een lijst met platen. Door de jaren heen wijkt dat een beetje af (vorm, lettertype), maar in grote lijnen is dat wel het geval. De plant die hier volgt heet nu ‘Bitterzoet’, maar toen ‘Klimmende Nachtschade’ of ‘Solanum Dulcamara’.
Plaat met beschrijving.
Dit is een voorbeeld van een eerdere reeks waar uitgever Sepp ervaring mee had: ‘Beschouwing der wonderen Gods in de minstgeachte schepzelen of Nederlandsche insecten’.
De hele ‘titel’ heeft nogal wat voeten in de aarde:
Beschouwing der wonderen Gods in de minstgeachte schepzelen of Nederlandsche insecten
naar hunne aanmerkelyke huishouding, verwonderlyke gedaantewisseling en andere wetenswaardige byzonderheden,
volgens eigen ondervinding beschreven, naar ’t leven naauwkeurig getekent,
in ’t koper gebracht en gekleurd
door
Jan Christiaan Sepp
Dus de platen werden eerst in koper gesneden (kopergravure)
en daarna met de hand ingekleurd. Dat was bij de Flora Batava ook.
Later zal de kleurenlithografie worden ingezet om het kleuren,
of ten minste de basis, te drukken.
Alles afhankelijk van de prijs.
De prijs per aflevering bepaalde de grootte en uitvoeringskwaliteit.
Dit is het eerste voorbeeld dat we bekeken. Flora Batava, Mannetjesereprijs of Veronica Officinalis (Latijnse naam). Het werkte een beetje als volgt. Mensen in het land vonden een interessante plant en stuurde die op naar de redacteur. Die beoordeelde dan de opgestuurde plant, gaf een tekenaar de opdracht de plant na te tekenen, zocht intussen de gegevens bij elkaar over de plant, bekeek de eerste versie van de tekening, gaf eventueel aanwijzingen voor verbeteringen en dan als de plaat goed was ging het geheel naar de drukker.
Dat is in hoofdlijnen zo.
Maar dat roept nog wel een paar vragen op die nog niet
beantwoord zijn voor mij.
Hoe wisten mensen dat ze planten konden insturen?
Hoe stuur je in 1800 een plant op zodat die nog goed
genoeg is bij aankomst om hem te tekenen?
Hier zie je hoe informatie werd verzameld en vastgelegd over de plant. Hier waar de planten vandaan komen. Hier bijvoorbeeld dat de plant is ingeleverd door Favrod en dat die hem vond in een bosje bij Amersfoort.
Blijkbaar was er ook niet echt een programma, zo van: weegbree is aan de
beurt in week 27 dan moeten de inzendingen in week 20 binnen zijn
zodat we genoeg tijd hebben voor het verzamelen van gegevens en het
tekenen, corrigeren en drukken (maken van kopergravures) van de plaat.
Mijn voorbeeld is een totaal verzinsel maar als je de ambitie hebt
alle planten van Nederland in beeld te brengen hoe organiseer je dat dan?
Hier informatie over het gebruik. Blijkbaar werd een aftreksel van deze plant ‘Europese thee’ genoemd en Linnaeus geeft aan dat ook in Zweden een aftreksel van de plant als thee wordt gedronken. Dit brengt ons bij Linnaeus.
Toen Linnaeus in Nederland verbleef zorgde Nederlandse sponsors er voor dat de eerste versie van zijn Systema Naturae werd uitgebracht. Een exemplaar van deze versie van 1735 is ook in het bezit van de Artis bibliotheek. Linnaeus bracht structuur aan in de natuur (zoveel als hij kon) en plaatste bijvoorbeeld de walvis bij de vissen. Had een aparte groep van nog nader in te delen dieren: paradox. Deelde ook de mens in als onderdeel van de natuur, namelijk als zoogdier. Geen onbelangrijke stappen. Caroli Linnaei, Systema Naturae, 1735, Theodorum Haak, Joannis Wilhelmi de Groot.
Een versie van dit boek is ook te vinden op internet.
Eerst moest ik denken aan het radioprogramma ‘Vroege vogels’. Het vraagt aan de luisteraars speciale waarnemingen of zelfs geluidsfragmenten op te sturen. Die informatie gebruikt men dan in hun programma’s. Dan gebruik je het verloop van de seizoenen als een leidraad. Maar ja: radio, vaste groep luisteraars en geen ambitie om compleet te zijn. Hoe doe je dat in 1800. Bij ideeen: ik hoor ze graag. Flora Batava, de plant heet ‘Mannetjesereprijs’ of Veronica Officinalis. Dat de namen van planten en dieren in het Latijn altijd uit twee delen bestaan danken we ook aan Linnaeus.
De plant werd in zijn geheel afgebeeld, inclusief de wortels maar daarnaast ook de zaden, knoppen en de bloemen.
Die platen zijn een voor een al kunstwerken op zich zelf.
Hier nog even de paradox-groep. Gaandeweg zullen alle dieren in deze groep of ingedeeld worden of naar het rijk der fabelen worden verwezen. Hier zie je bijvoorbeeld de pelikaan, de eenhoorn (monoceros), phoenix en de draak nog in het rijtje van Linnaeus staan.
Als laatste voor vandaag nogmaals de beschrijving.
Als de plaats in de wetenschap en de prestaties van Linnaeus
niet direct duidelijk zijn dan kun je op Wikipedia je
geheugen goed verversen.
Via de website van Plantaardigheden is de Flora Batava
helemaal te zien en lezen.
Het lijkt een beetje alsof ik een soort van serial blogger ben geworden.
Maar toeval wil dat ik het geluk had deel te nemen
aan een aantal zaken die ik interessant en vooral ook mooi vond.
Dat deel ik graag hier.
Een van die dingen was een middag over de Flora Batava (ik wist niet
wat dat was) onder leiding van Marieke van Delft (die ik van naam
kende) in het kader van de Summerschool Historie of the Book.
Een activiteit van het Allard Pierson in Amsterdam.
Vandaag als inleiding een aantal van de slides die Marieke van Delft
met ons doornam als inleiding.
De Flora Batava is een reeks van uitgaves die over een periode van
meer dan 100 jaar verscheen met de ambitie om een beeld te geven
van de planten die in Nederland voorkwamen.
Zoek maar eens op op Wikipedia.
Belangrijk voor de uitgever was een vast aantal platen per boekje. Per aantal boekjes kon je die dan laten inbinden. Idee was dat mensen intekenden op het project en zo iedere keer een boek ontvingen.
De uitgeversfamilie Sepp had daar ervaring mee want werkten ook mee aan deze reeks over insekten: ‘Beschouwing der wonderen Gods in de minstgeachte schepzelen of Nederlandsche insecten […de titel is nog langer…] naar het leven naauwkeurig getekent. 1754 – 1925’. Dergelijke overzichten bestonden dus al wel langer maar dan niet met illustraties. Dat maakten deze uitgaves zo bijzonder.
De redacteuren, verantwoordelijk voor de tekst en de opzet van de tekeningen: J. Kops (de eerste en dus ‘bedenker’ van de opbouw), F.W. van Eeden (vader van), L. Vuyck en W.J. Lütjeharms.
De uitgevers (de risico-nemers): J.C. Sepp, De Breuk samen met F.S. van de Pavord Smits, Erven Loosjes, Vincent Loosjes en Martinus Nijhoff.
Voor de eerste tekeningen werd gebruik gemaakt van platen van een Engelse uitgave. Daarna: G.J. van Os, C.J. van Hulstijn, A.J. Kouwels, Mej La Chapelle, G. van Merkesteijn, J.J. Zuidema Broos, D.J.H. Joosten, Mej. H.C. van de Pavord Smits.
Het plan voor de reeks was in aanleg een particulier idee dat werd gesteund door de overheid door steeds garant te staan voor een aantal exemplaren.
Binnenkort de boeken die we die middag hebben gezien.
De tentoonstelling is voorbij dus is het zaak
om ook mijn reeks Boekenzoo niet te lang te laten doorlopen.
Ik pak de draad op bij de insekten.
Getijdenboek in het Nederlands. Het betreft een handschrift uit de Zuidelijke Nederlanden. Circa 1525. Insecten in de marge; en wat voor een marge!
De verhalen met allerlei monsters doen de ronde en blijven dat doen. Olaus Magnus, Historiae de gentibus septentrionalibus is een boek met dergelijke verhalen en afbeeldingen. Joannes Bellerus is de drukker van deze versie uit Antwerpen. Circa 1571. Het origineel verscheen in 1555 en Wikipedia vermeldt bijvoorbeeld dat in 1822 Sir Walter Scott er nog verwijzigen naar maakt. Dus met recht een gezaghebbend monument.
Dit zeemonster verwerkt even een heel schip!
Woorden schieten tekort.
Apenliefde van een moederaap ging wel heel ver.
Ook Vondel heeft er zo ideeen over: Joost van den Vondel, Vorstelijcke warande der dieren, Sander Wybrantsz, Jan Blom, Andries Vinck, en Aert Dircksz. Oossaen zijn de drukkers in Amsterdam in 1682.
De hele titel schijnt dan te zijn:
Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie,
poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en
treffelijck wort voorgestelt:
met exempelen uyt de oude historien, in prose;
ende Uytleggingen, in Rijm verklaert,
Die lange titel las ik op deze copie die op internet te vinden is. Daar kun je ook een beetje uit opmaken waarom er zoveel namen bij de drukkers/uitgevers staan.
Terug naar de moederliefde bij apen:
Dit is dan het laatste boek en de laatste afbeelding die ik heb vastgelegd. Er was nog veel meer te zien. Ik heb er veel plezier aan beleefd: Frans Coenen jr: In duisternis. Illustrator: Ferdinand Hart Nibbrig. Uitgever: LJ Veen, Amsterdam, 1902. Vleermuis op de band.
De reptielen kwamen aan het eind van de
tentoonstelling aan de beurt.
Nog een verzameling met bijzondere afbeeldingen. Het verhaal dat er bij kwam over de tranen kende ik nog niet. Huis van het Boek, Boekenzoo, Bestiarium (Latijn), handschrift, West-Frankrijk, circa 1450.
Krokodillentranen als lokmiddel om een prooi dichtbij te krijgen.
Verveolgens was er aandacht voor de slang. Die komt al in het begin der tijden, in het scheppingsverhaal in de bijbel voor. Niet positief. Hier in Speculum Humanae Salvationis, een handschrift uit Keulen, circa 1450: Eva met de slang.
De andere afbeeldingen, elk boven een kolom tekst, vond ik ook interessant al hebben die niets met dieren te maken. Maar ze komen denk ik allemaal wel uit Genesis.
God als matchmaker (?).
God schept Eva uit Adam (?).
Van deze afbeelding ben ik het mist zeker van de betekenis maar ik denk dat Lucifer wordt verstoten uit de hemel naar de hel (?). Terug naar de dierentuin. Nog een slang.
Een deel van de afbeelding heb ik een beetje schoon gemaakt. Niet in het echt natuurlijk maar op een foto kan dat eenvoudig. Zo wordt de afbeelding misschien iets duidelijker. Weer Eva en de slang. Hier blijft de slang een dier en niet zoals op de vorige afbeelding een slang met vrouwenhoofd (!). De slang heeft wel slinkse gelaatstrekken. God overziet het schouwspel vanuit de boom. Eva heeft niet een maar zelfs twee appels. Biblia Pauperum (Armenbijbel), latijn, Blokboek, Nederlanden, 1466.
Bleek vandaag dat ik er wat betreft de looptijd van de tentoonstelling
Boekenzoo helemaal naast zat.
De tentoonstelling is tot en met morgen nog te zien.
Vandaag is mijn onderwerp Insecten. Ik heb daar niet zo’n band mee,
dus het aantal foto’s dat ik er van gemaakt heb is beperkt.
Maar Erik mag niet ontbreken: Godfried Bomans, Erik of het klein insectenboek. De illustrator van deze versie is Karel Thole. Het boek verscheen bij Spectrum, Utrecht (jaar onbekend). De titel van vandaag is het onderschrift vandeze illustratie met Erik op de rug van een insect, met een boek in de hand).
Volgens mij zitten in dit boek doorzichtige vellen voor de afbeelding met daarop, op de juiste plaats tekst zoals de namen van de vlinders. Dat ‘inlegvel’ is hier omgeslagen zodat de illustraties goed te zien zijn. Eli Heimans en Jac P Thijsse, Van vlinders bloemen en vogels, W. Versluys, Amsterdam, 1898.
Ik kende Eli Heimans niet en dat is onterecht.
Wikipedie helpt weer:
Samen schreven ze de serie Van vlinders, bloemen en vogels waarvan het eerste deel in 1894 verscheen. Daarna richtten ze het tijdschrift De Levende Natuur op, samen met J. Jaspers jr. De eerste aflevering verscheen in 1896.
In 1899 verscheen als volgende mijlpaal van hun samenwerking de eerste druk van de Geïllustreerde flora van Nederland, die later bekend zou worden als de “Heimans, Heinsius en Thijsse” (HH&T). Bij de eerste druk waren de schrijvers nog “Heimans en Thijsse”, maar aan de volgende drukken werkte ook H.W. Heinsius mee, zodat het werk meestal werd aangeduid met de naam Heimans, Heinsius en Thijsse. Deze flora was vooral ook bedoeld voor beginners. Anders dan de oudere flora’s bevatte deze flora niet alleen tekst maar ook illustraties, en bovendien werden zo min mogelijk moeilijke termen gebruikt. Heimans nam in 1901 samen met een aantal anderen het initiatief tot de oprichting van de “Nederlandse Natuurhistorische Vereniging”, later de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Tot zijn dood zette hij zich enthousiast voor deze vereniging in.
In 1901 solliciteerde hij voor een baan als leraar op de kweekschool, maar die werd gegeven aan zijn vriend Jac. P. Thijsse. Toen in 1904 de gemeente Amsterdam van het Naardermeer een vuilstortplaats dreigde te maken, organiseerden Heimans en Thijsse het verzet hiertegen. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad, mede op grond van de verwachte kosten, dit plan niet uit te voeren. Heimans en Thijsse namen nu het initiatief tot het oprichten van een vereniging die het gebied moest aankopen. De Vereniging Natuurmonumenten werd in 1905 in Artis opgericht. Heimans werd echter niet in het bestuur gekozen – in tegenstelling tot Thijsse, die secretaris werd. Zowel het mislopen van zijn betrekking aan de kweekschool als het feit dat hij niet in het bestuur van Natuurmonumenten kwam, weet hij aan zijn joodse afkomst. De relatie met Thijsse bekoelde hierdoor enigszins.
Nog even alle ruimte voor de vlinders (ei, rups en pop).
Sommigen vinden het misschien saai: iedere dag een stukje Boekenzoo.
Maar de tentoonstelling is voorbij en ik het nog een paar foto’s
van prachtige boeken gereed staan.
Daarom maak ik het nu gewoon af. Vandaag met vissen.
Al eerder was te zien dat de tentoonstelling niet alleen oude boeken omvat. Michael Tingle vertelt en verbeeldt hier het Bijbelverhaal van Jonas en de walvis. Michael Tingle, Jonah and the whale, Avenue Press, Newton Abbot, 2004.
Het gedicht lijkt eenvoudig maar is heel doordacht:
Into an open mouth he swam
Which swallowed half the sea
And everywhere that Jonah went
His God was sure to be
Nog een voorbeeld van veel denkwerk. Het is niet zo eenvoudig om dergelijke fantasievissen te verzinnen. Probeer maar eens. Daarbij ontwikkelde Luigi Serafini een meetstelsel en een taal om de dingen te beschrijven. Allemaal dingen die je verwacht van een oud boek, een codex. Maar dit is uit 1983. Luigi Serafini, Codex Seraphinianus. Meulenhoff/Landshoff, Amsterdam.
Nog een poging een eind te maken over de verhalen over de eenhoorn door gewoon feiten te verzamelen en die te delen. Dat maakt het vorige boek zo bijzonder: verzonnen maar op zo’n manier dat iedereen het meteen door heeft en teglijk kan bewonderen voor wat het zijn: wonderlijke, prachtige gedachtenspinsels. Terug naar dit boek: Noël Antoine Pluche: Schouwtoneel der natuur of Samenspraaken over de bysonderheden der natuurlijke histori (deel 2), Christiaan Wyers, Amsterdam, 1739.
De narwal.
Niet alleen waren er boeken uit verleden en heden maar ook ten minste 1 uit een andere cultuur: Japan. Hiroshige, Een school vissen. The Metropolitan Museum of Art, Gary Schwartz, New York, Maarssen, 1980.
De leporello had wat weinig plaats en daarom stonden de bladen gekromd maar misschien was het opzet. De vissen zwemmen tenslotte is water dat aan de oppervlakte golft.
Deze plaat toont het ‘reguliere’ gebruik van de olifant door de mens: vervoermiddel of lastdier. Als je goed kijkt zie je ook een aantal kamelen.
Uit dit boek komt die afbeelding: Christoff Frik, Elias Hesse en Christopher Schweitzer, Drie seer aenmercklijcke reysen nae en door veelerley gewesten in Oost-Indien van ’t jaar 1675 tot 1686. Drukker was Willem van de Water, Utrecht, 1694.
Het boek en de tekst was the zien op de tentoonstelling Boekenzoo,
eerder dit jaar in Huis van het Boek in Den Haag.
In de tekst lijkt het te gaan over de ‘Rinoceron’. Dit boek is gedrukt door Gerard Leeu en heet ‘Dialogus Creaturarum Moralisatus’. Er waren eerder al afbeeldingen uit deze publicatie hier te zien. Gouda, 6 juni 1481. Maar een vreemd dier op de afbeelding.
In deze versie van Thomas Bartholinus maakt het dier op mij wel een heel vermoeide indruk. Thomas Bartholinus, De unicornu observationes novae, Henricus Wetstein is de drukker in Amsterdam in 1678. De naam van het boek is ook een beetje verdacht want het gaat over de ‘nieuwe waarnemingen van de eenhoorn’.
Hoe ontstond dit wat vreemde beeld?
C. Plinius Secundus (Plinius de Oudere): Vijf boeken handelende van de natuur. J. Morterre, Amsterdam, 1770, Neushoorn.
De afbeelding wordt langzaam beter maar de vele uitsteeksels horen er toch echt niet bij. De hoorn op de neus is in het echt niet gedraaid zoals op deze afbeelding. C. Plinius Secundus: Vijf boeken handelende van de natuur.
Een boek met fabels en dieren spelen de hoofdrol. Boven de afbeelding staat: ‘Onnut in Schijn, kan dienstich zijn’ en er onder: ‘Alle dingh koemt te pas’.
Dit is een afbeelding die te zien was in Huis van het Boek,
de tentoonstelling Boekenzoo.
Het boek is van Steven Perret, Woudt van wonderlicke sinne-fabulen
der dieren, I van Waesberge, Rotterdam, 1633, Een groep dieren.
Kijk je goed dan zie je ook de volgende bijzondere verschijning.
Tussen de leeuw en de beer, onder het varken. Wat is dat precies met die grote oren?
In het boek staan natuurlijk fabels. Korte verhalen met een sterke boodschap. Zoals hier het verhaal ‘Van den ezel, en de haes.’
Ik heb geprobeerd de tekst uit te typen, de spelling gelaten zoals het was,
alleen een ‘s’ getypt waar ik denk dat hij hoort.
Niet alle hoofdletters overgenomen.
Wel de komma’s geprobeerd over te nemen.
Van den ezel, en de haes.
De kloecke leeuw, doet groot bevel,
Als baes, en vooght van ’t beeste-spel;
Roept beer, en hert, kameel, en stier,
en swijn, en haes, en ’t ezel-dier,
Om sich ten krijgh te rusten op.
De ruyghe beer, (te kort van kop)
die sprack: Heer leeuw; hoort koninck, dwaes,
een ezel dom, en blooden haes,
en passen bij de krijghers niet;
D’een is te traegh, en d’ander vliet.
Wel aen, feyd’ leeuw; een ezel schrickt.
De vlugghe haes, de baen verklickt.
,,Die Wallen wacht, is alsoo goet,
,,als die in ’t Velt haes-op gaen doet.
,,Het is vol dienst, en noodich-nut,
,,Wat goet kan doen, en quaet beschut.Een dom. en lompen boer, koemt alsoo wel te pas,
als een die rend, en zeylt, en loopt alomme ras.Noyt quaet, in baet
Ik ben wel benieuwd wat ‘feyd’ leeuw’ betekent.
Een soort gelukskoekje, fortune cookie, een verrassingspakket.
Voor twee euro koop je een kunstwerkje.
In mijn geval een Stevige Strandschelp of Spisvla Solida van Annemieke Fierinck.
Pakje Kunst: Annemieke Fierinck, Stevige Strandschelp (Spisvla Solida).
Wil je meer weten van de Stevige Strandschelp, kijk dan even hier.
Dit is de bijsluiter.
Ook van Pakje Kunst is meer te vinden op internet. Onder andere waar je deze pakketjes kunt kopen.