
Schrijver van dit krantenartikel is bij mij onbekend. Ik zie alleen de initiaal “R”, Ook de datum en de krant/tijdschrift van publicatie is bij mij onbekend. Al kunnen we van de datum zeggen dat het boek waarover het artikel gaat, in 1954 is gepubliceerd. Hella S. Haasse: Zelfportret als legkaart.
Hella S. Haasse:
Zelfportret als legkaart
Hella S. Haasse is in Indië geboren, gedeeltelijk daar en gedeeltelijk in Nederland – maar hier zonder ouders – opgevoed.
Zij beschrijft nu van die jaren – afgewisseld met beschouwingen en overdenkingen – een aantal feiten, die zij zich herinnerde toen ze er over na ging denken.
Het zijn uiterlijke feiten, die een innerlijke en blijvende klank hadden, maar die is zij zich dikwijls pas later, misschien zelfs pas duidelijk bij het schrijven van haar “Zelfportret als legkaart” 1), bewust geworden.
Zoals zij zich waarschijnlijk pas nu bewust is, dat zij door die omstandigheden is gegroeid tot een vroegtijdige zelfstandigheid, die tevens eenzaamheid was.
Soms, bij periodes, heeft zij zich uit die eenzaamheid proberen te bevrijden door nadrukkelijk aansluiting bij en erkenning door een groep te zoeken (door kwajongensstreken, die eigenlijk niet bij haar aard pasten) en ook door op te gaan in dromerijen en fantasieën.
Uit die ontwikkelingsgeschiedenis probeert zij na te gaan, wie zij eigenlijk geworden is.
Een zelfstandig denkende en nuchter oordelende vrouw, concludeert de lezer, tot op zekere hoogte nog eenzaam, waaruit haar drang tot schrijven zich ook zou laten verklaren.
Het schrijven, het bedenken van verhalen lokt haar op het ogenblik niet aan, sinds zij “door het rookgordijn van de eigen verzinsels” heen heeft gezien en er uitingen van het eigen “ik”, hij het schrijven nog onbewust, in herkend: haar eigen onzekerheid tegenover het leven, die zich het veiligst voelt in de “ivoren toren” in de figuur van Charles d’Orleans in Het woud der Verwachting, en dezelfde onzekerheid, maar duidelijker geformuleerd in het “wie ben ik, wat ben ik” van Giovanni Borgia in de Scharlaken Stad.
In haar zelfportret probeert Hella Haasse bewuster dan in haar romans haar problemen te onderscheiden.
In eerste visie lijken zij hierop neer te komen: Dat het alledaagse bestaan haar niet voldoet en dat haar geestelijke activiteit daar naast lijkt te staan en haar voorkomt als een vlucht uit de realiteit.
Bij nader inzien blijkt de tweespalt dieper te gaan: haar ontgaat de zin van haar leven, voor zover zij er slechts de waarneembare realiteit, de innerlijke zowel als de uiterlijke, van kan waarnemen.
Dat waarnemen is al zo moeilijk, omdat de grens tussen schijn en werkelijkheid, russen wat men zou wensen te zijn en wat men feitelijk is, nauwelijks is te ontdekken.
Wat zij tot dusverre geschreven heeft, beseft zij, is uit die tweespalt tussen schijn en werkelijkheid ontstaan, een bijna onbewuste poging tot bewustwording.
Zij vermoedt, dat zij de echte realiteit boven de waarneembare werkelijkheid, de derde dimensie, zal kunnen achterhalen, als zij zich de zin van de herhalingen in haar leven bewust wordt: telkens immers, ziet zij zich in situaties geplaatst, die s(t)eeds weer dezelfde keuze vragen.
In feite is die derde realiteit, waarin het evenwicht bereikt wordt, voor de mens onzichtbaar.
Hij heeft een geloof nodig, om het te bereiken, zij het een geloof “zonder God”.
Waarom zonder God?
Omdat de religie, de filosofie en het politiek systeem tegenover de onzekerheden van de eigen tijd geen toereikend passe-partout zijn.
Dat is juist: pasklare oplossingen vindt men nergens ook niet in het geloof, alhoewel dat een stevig houvast blijkt.
Maar laten we daar niet op doorgaan en constateren, dat het Zelfportret een eerlijk en boeiend boek is, dat ook voor wie de schrijfster in vele opvattingen niet kan volgen toch verhelderend blijkt.
R.
—
1) Uitg. De Bezige Bij.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...