Gelukkig scheen de maan nogal helder (Boekenzoo 11)

Bleek vandaag dat ik er wat betreft de looptijd van de tentoonstelling
Boekenzoo helemaal naast zat.
De tentoonstelling is tot en met morgen nog te zien.
Vandaag is mijn onderwerp Insecten. Ik heb daar niet zo’n band mee,
dus het aantal foto’s dat ik er van gemaakt heb is beperkt.

DSC04287HuisVanHetBoekBoekenzooGodfridBomansErikOfHetKleinInsectenboekIllustrKarelTholeSpectrumUtrechtJaarOnbekend

Maar Erik mag niet ontbreken: Godfried Bomans, Erik of het klein insectenboek. De illustrator van deze versie is Karel Thole. Het boek verscheen bij Spectrum, Utrecht (jaar onbekend). De titel van vandaag is het onderschrift vandeze illustratie met Erik op de rug van een insect, met een boek in de hand).


DSC04288HuisVanHetBoekBoekenzooEHeimansJacPThijsseVanVlindersBloemenEnVogelsWVersluysAmsterdam1898

Volgens mij zitten in dit boek doorzichtige vellen voor de afbeelding met daarop, op de juiste plaats tekst zoals de namen van de vlinders. Dat ‘inlegvel’ is hier omgeslagen zodat de illustraties goed te zien zijn. Eli Heimans en Jac P Thijsse, Van vlinders bloemen en vogels, W. Versluys, Amsterdam, 1898.


Ik kende Eli Heimans niet en dat is onterecht.
Wikipedie helpt weer:

Samen schreven ze de serie Van vlinders, bloemen en vogels waarvan het eerste deel in 1894 verscheen. Daarna richtten ze het tijdschrift De Levende Natuur op, samen met J. Jaspers jr. De eerste aflevering verscheen in 1896.

In 1899 verscheen als volgende mijlpaal van hun samenwerking de eerste druk van de Geïllustreerde flora van Nederland, die later bekend zou worden als de “Heimans, Heinsius en Thijsse” (HH&T). Bij de eerste druk waren de schrijvers nog “Heimans en Thijsse”, maar aan de volgende drukken werkte ook H.W. Heinsius mee, zodat het werk meestal werd aangeduid met de naam Heimans, Heinsius en Thijsse. Deze flora was vooral ook bedoeld voor beginners. Anders dan de oudere flora’s bevatte deze flora niet alleen tekst maar ook illustraties, en bovendien werden zo min mogelijk moeilijke termen gebruikt. Heimans nam in 1901 samen met een aantal anderen het initiatief tot de oprichting van de “Nederlandse Natuurhistorische Vereniging”, later de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Tot zijn dood zette hij zich enthousiast voor deze vereniging in.

In 1901 solliciteerde hij voor een baan als leraar op de kweekschool, maar die werd gegeven aan zijn vriend Jac. P. Thijsse. Toen in 1904 de gemeente Amsterdam van het Naardermeer een vuilstortplaats dreigde te maken, organiseerden Heimans en Thijsse het verzet hiertegen. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad, mede op grond van de verwachte kosten, dit plan niet uit te voeren. Heimans en Thijsse namen nu het initiatief tot het oprichten van een vereniging die het gebied moest aankopen. De Vereniging Natuurmonumenten werd in 1905 in Artis opgericht. Heimans werd echter niet in het bestuur gekozen – in tegenstelling tot Thijsse, die secretaris werd. Zowel het mislopen van zijn betrekking aan de kweekschool als het feit dat hij niet in het bestuur van Natuurmonumenten kwam, weet hij aan zijn joodse afkomst. De relatie met Thijsse bekoelde hierdoor enigszins.

DSC04289HuisVanHetBoekBoekenzooEHeimansJacPThijsseVanVlindersBloemenEnVogelsWVersluysAmsterdam1898

Nog even alle ruimte voor de vlinders (ei, rups en pop).


De zwart/witte das

Al een aantal jaren geleden hoorde ik van het idee
het beste van Godfried Bomans – de essays –
in een bundel uit te brengen.
Vermoedelijk van het Joost Prinsen zelf die er over
sprak bij de Taalstaat.

Prinsen ging door al het werk van Bomans dat niet als
boek verschenen was. Dat waren veel korte en langere
artikelen over allerlei onderwerpen. Sommigen actueel,
dan weer beschouwend.

Het resultaat staat in:
Godfried Bomans: In alle ernst – De keuze van Joost Prinsen

GodfriedBomansInAlleErnstDeKeuzeVanJoostPrinsen


In de inleiding van deze bundel vertelt Prinsen
de ontstaansgeschiedenis.
Eerlijk gezegd heb ik niet veel van Bomans gelezen.
Natuurlijk: Erik.

Bijna verplicht, op de middelbase school, las ik Erik.

Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans.
Voor het eerst verschenen in 1941.

Maar nu ik net Alice in Wonderland voor het eerst heb gelezen
kijk ik toch weer anders tegen Erik aan: misschien nog
eens lezen.

Terug naar de bundel.
Als je de verhalen leest hoor je, zonder veel moeite, de typische
stem van Bomans, die je het verhaal vertelt.
Scherp is zijn logica, haarscherp.
Overal schijnt zijn onderkoelde humor tussen de letters heen.

Dan dat laatste verhaal (De man met de zwarte das).
Ik had het al meerdere keren gelezen.
Ook na deze keer lezen blijft het me onduidelijk wat Bomans
wil zeggen:
= kijk eens hoe zielig is ben?
= is het ‘gewoon’ een mogelijke verwerking van een moeilijke
relatie met zijn vader?

Bomans was te scherp in de analyse om een verhaal met de
strekking ‘kijk mij eens zielig’ te schrijven.
Dat Bomans dacht dat zijn vader een regent was, zou aan
het eind van de jaren ’60 niet moeilijk te verkopen zijn.
Daar was zo’n verhaal niet voor nodig.

‘De man met de zwarte das’ blijft ongemeen hard.
Misschien wel onnodig hard, on-Bomans hard.
Daarom is dit een van de weinige verhalen in de Nederlandse
literatuur dat blijft achtervolgen: aantrekken en afstoten.
Wat is hier de boodschap?