Salden-reeks: Salvador Espriu – Kerkhof van Sinera

Al eerder schreef ik stukjes over deze mooie reeks.
Zoals mijn volgende foto zo laten zien heb ik
– op één na – alle deeltjes.
Leuk aan de serie is dat het voor mij steeds om
onbekende of vaag bekende schrijvers gaat.
Teksten uitgevoerd in een heel mooie druk, met steeds
een losse omslag in een felle kleur met letters geïnspireerd
op het bekende werk van Helmut Salden.
Ook het lettertype van de tekst is steeds goed gekozen.
Al met al wordt er veel aandacht besteed aan de boeken.

IMG_7457SalvadorEspriuKerkhofVanSineraStatenhofpersDenHaag

Mijn versie van de Salden-reeks.


Van het meest recente boek: ‘Kerkhof van Sinera’,
geschreven door de
Catalaanse schrijver/dichter Salvador Espriu,
volgt gedicht nummer 25.
‘Kerkhof van Sinera’ bestaat uit een gedichtenreeks
van 30 gedichten.

XXV

Dichtbij de zee. Daar had ik
een huis, dat huis was mijn droom,
zo dichtbij de zee.

Hoge boeg. Over vrije
waterwegen, het ranke
bootje dat ik bestuurde.

Mijn ogen kenden
heel de rust en de orde
van het kleine vaderland.

Vertellen moet ik je
van die verschrikkelijke
regen tegen de ruiten!
Deze dag valt er een nacht
van duisternis op mijn huis.

De zwarte rotsen
trekken mij naar een schipbreuk.
Verlokt door gezang,
al mijn pogingen zinloos,
wie wijst mij de ochtendstond?

Dichtbij de zee. Daar had ik
een huis, een langzame droom.

IMG_7475SalvadorEspriuKerkhofVanSineraStatenhofpersDenHaag

Alle gedichten zijn tweetalig opgenomen. Het boek wordt afgesloten met een inleiding op de tekst zoals dat bij ieder deel gebruikelijk is.

Wikipedia biedt uitkomst als je nog wat verder
wilt lezen over Salvador Espriu en zijn werk.

Salvador Espriu, Kerkhof van Sinera

IMG_7449SalvadorEspriuKerkhofVanSineraStatenhofpersDenHaag

Deze week ontving ik mijn exemplaar van het nieuwste deel in de Salden-reeks: Salvador Espriu, Kerkhof van Sinera.


Een serie van dertig gedichten. Hier in de vertaling
van Maarten Asscher. Ook het Nawoord is van zijn hand.
De gedichten zijn van de Catalaanse schrijver Salvador Espriu.
Het zetwerk is weer van Chang Chi Lan-Ying.
Het lettertype is een type met de naam Pradell (naar een
lettersnijder uit Catalonië: Eudald Pradell).
Het drukwerk is van Jan de Jong.
De uitgever is de Statenhofpers.

Zeg maar Kees

Bij iedere aankondiging van een nieuw Saldencahier
wordt ik al blij. Voor het goede beeld, ik ken de betrokkenen
helemaal niet maar geniet steeds weer van de voor mij
(meestal) nieuwe schrijvers in een mooi uitgevoerd boekje.

Deze keer is de schrijver C.C.S. Crone. De Kees van ‘Zeg maar Kees’.
Ik had niet eerder van deze Utrechtse schrijver gehoord.

IMG_6120CCSCroneAlweerRegenStatenhofpers

Alweer regen – vroege verhalen van C.C.S. Crone. Bezorgd en van een nawoord voorzien door Marijke van Dorst.


Zelfs Wikipedia is kort van stof:

Cornelius Carolus Stephan Crone (Utrecht, 26 december 1914 – Arnhem, 9 november 1951) was een Nederlandse schrijver van droevige, meestal in Utrecht gesitueerde verhalen.

Dat Wikipedia dan kort van stof is stelt mij weer een beetje gerust.
Ik heb niet helemaal zitten slapen.

De titel komt uit het verhaal ‘Regen’, misschien wel
het best geslaagde vroege verhaal in deze bundeling.
Terugkerend is de zin ‘Er zijn in deze wereld vele dingen
die de mensen nooit begrijpen zullen’.
Een hele mooie zin is: ‘De stad heeft langzaam aan
haar rijke lampen aangedaan’. De vaak terugkerende
(dubbele) a’s helpen daarbij. Maar ik ben niet zeker
of ik die zin wel helemaal begrijp.
Dat voor verschillende mensen regendruppels iets anders
betekenen is een verteltechniek die ook in het
verhaal ‘Herfst’ wordt gebruikt.
Daar valt steeds een andere vorm, grootte of aantal bladeren
op een andere manier op een bezoeker van de Utrechtse
grachten en straten.

IMG_6121CCSCroneAlweerRegenStatenhofpers

Het zetwerk is van de hand van Chang Chi Lan-Ying (met Hollandse Mediaeval, een letter ontworpen door S.H. de Roos), gedrukt is het door Jan de Jong. De omslag is een verwijzing naar de boekbandontwerper Helmut Salden. De Statenhofpers is de uitgever van dit werk.


Hij die niet kan lachen, moet geen winkel beginnen. – Confucius

Vorig jaar zag ik een eerste boek uit de reeks Saldencahiers.
Dit jaar zijn al weer twee delen verschenen
en die kocht ik direct.
Het gaat om prachtig gemaakte boeken met een omslag met
letters die ontworpen zijn door Helmut Salden (letterontwerper
en boekverzorger).
Veel lezers zullen zijn boekverzorging en letters kennen van
de Russische Bibliotheek van Van Oorschot.

De boeken die nu verschijnen zijn heel mooi verzorgd.
Het zetwerk is van Chang Chi Lan Ying en gedrukt door
Jan de Jong.

De Salden-reeks maakt de Statenhof Pers vanwege

de schoonheid van de letters en het zo karakteristieke, onmisbaar aan de naam van de ontwerper verbonden karakter ervan.
Daarnaast wil de uitgever zijn bewondering voor deze typografische meester tot uitdrukking brengen.
Met de Saldencahiers beoogt de uitgever literaire teksten van wat kleinere omvang toegankelijk te maken binnen het kader van een eenvoudige maar verzorgde reeks boeken met een uniforme vormgeving.

Dit weekend las ik Aforismen van Max de Jong.
Omdat ik de term wel kende maar wel eens precies wilde weten
wat een aforisme een aforisme maakt, ben ik dat gaan uitzoeken.

Mijn lekensamenvatting is dat een aforisme een korte tekst is
rond een opmerkelijke gedachte met een soort
van universele waarheid.
Bij mijn onderzoekje vond ik de titel van dit bericht:

Hij die niet kan lachen, moet geen winkel beginnen.

Een waarheid als een koe, zeker ten tijde van corona,
in één zin, niet beïnvloed door de culturele achtergrond
van de bedenker of bijvoorbeeld zijn leeftijd.

IMG_4832StatenhofPersMaxDeJongAforismen

De prachtige uitgave van Statenhofpers van Aforismen, geschreven door Max de Jong. Uitgekomen als Saldencahier.


Niet alle aforismen van Max de Jong zijn zo recht voor de raap
als de titel van dit stukje.
Voor sommige aforismen helpt het als je iets van de
persoonlijke omstandigheden van Max de Jong weet maar
als je dat niet weet vertellen de aforismen dat wel.
Sommige zijn bepaald door de literaire microkosmos
van het Gooi van voor 1946. Maar een aantal
spreken heel direct tot ons:

Zodra iets pijnlijk wordt, raken we in de buurt van de waarheid.

Uit: Aforismen, door Max de Jong. Pagina 25.

Het was genieten.
Ik kan het boek aanbevelen!

Nacht, Nieuwe maan, Mistral

Bij de Statenhofpers is een dagboek verschenen van Ivan Boenin.
Deze Russische schrijver en Nobelprijs-winnaar schreef tijdens zijn
verblijf in Zuid-Frankrijk, tijdens de Tweede Wereldoorlog,
een soort van dagboek.
Geen dagelijkse aantekeningen maar op volgorde van datum
bijgehouden beschrijvingen, gedachtes, natuurbeschrijvingen enz.
Zo schreef hij, in vertaling door Jan Paul Hinrichs, op 4 maart 1941:
“Nacht, nieuwe maan, mistral”.

IMG_2964IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralOmslagJanPaulHinrichsStatenhofpers2020

Ivan Boenin: Nacht, Nieuwe maan, Mistral. Statenhofpers, 2020.


Zijn werk ken ik niet of nauwelijks maar een recensie op Twitter
haalde me over het boek te kopen.
Ik heb eerder werk van de Statenhofpers gekocht en het blinkt altijd uit
door zijn verzorgde uitvoering. Zo ook nu weer.
Wie was Boenin? Bij Van Oorschot vind je de volgende beschrijving:

Ivan Alexejevitsj Boenin (1870 – 1953) was afkomstig uit de lagere landadel en publiceerde zijn eerste verhalenbundel in 1892.
Hij wordt gerekend tot de zogenaamde neorealisten en was een groot bewonderaar van Tolstoj en Tsjechov, die hij beide persoonlijk kende.
Met die laatse raakte hij zelfs goed bevriend.

 

Kort na de revolutie van 1917 verliet hij Rusland via Odessa en vestigde zich na enkele jaren van omzwervingen in 1922 in Parijs, alwaar hij bleef publiceren.
In 1933 kreeg hij als eerste Russische schrijver de Nobelprijs voor zijn autobiografische roman Het leven van Arsenjev.
Hoewel hij ook gedichten schreef, is het vooral Boenins proza dat hem bekendheid verschafte.
Het bestaat voor het grootste deel uit verhalen, waarin men als overheersend thema wel het verdwijnen van de Russische aristocratie heeft gezien, gekoppeld aan de thema’s van liefde, dood en ondergang.
Boenin wordt wel beschouwd als de laatste vertegenwoordiger van de bloeiperiode uit de klassieke, 19e-eeuwse Russische literatuur.
Omdat hij behalve de Russische revolutie ook beide wereldoorlogen overleefde en tot op hoge leeftijd is blijven schrijven, geldt hij bovendien in literair-historisch opzicht als de overgangsfiguur bij uitstek: van het oude, feodale Rusland naar de moderne tijd.

IvanAlekseyevichBunin

Dit is een foto van Boenin in zijn jongere jaren.


Over de Nobelprijs schrijft Kristien Warmenhoven op haar website:

In 1933 werd hem als eerste Russische schrijver de Nobelprijs voor literatuur toegekend.
Hoewel niemand hem die prijs ooit heeft betwist, kleefde er duidelijk een politiek tintje aan.
Al tien jaar lang was er een comité actief om hem, als Russische emigrant, voor te dragen als kandidaat.
Bij de uitreiking van die prijs werd Boenin omstandig geprezen om het beeld dat hij in zijn werk heeft gegeven van het ‘verdwenen’ Rusland.
Met begrip werd gesproken over de gevoelens waarmee hij de vernietiging van zijn vaderland moest hebben aangezien.

IMG_2965IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralTitelbladJanPaulHinrichsStatenhofpers2020

Het titelblad van de nieuwe uitgave van de Statenhofpers. Jan Paul Hinrichs kwam met het idee om het dagboek uit te geven. Hij vertaalde de tekst en verzorgde het nawoord.


Eerder beschreef Jan Paul Hinrichs deze periode in het leven van Boenin
al eens in een artikel in De Parelduiker.
Dit artikel is te lezen in de “digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

De Parelduiker, Jan Paul Hinrichs: Aan de dis bij Ivan Boenin

Gedurende de Tweede Wereldoorlog zaten de Boenins nog in Grasse.
’s Winters konden ze toen niet meer naar hun appartement in Parijs terug.
Nadat op 22 juni 1941 Duitse troepen de Sovjet-Unie waren binnengevallen, pakte de politie in het door de Vichy-regering bestuurde ‘vrije’ Zuid-Frankrijk honderden Russen als ‘usual suspects’ op.
Boenin liet men met rust, maar zijn joodse huisgenoot Alexander Bachrach bleef een paar dagen vast.
Deze was alweer vrij toen André Gide, die toen in Cabris verbleef, op 4 juli 1941 een brief aan Boenin schreef waarin hij zijn bezorgdheid uit over zijn toestand en hulp aanbiedt.
Van enig contact tussen de twee was sinds begin jaren twintig schijnbaar geen sprake meer geweest.
Boenin, die in 1933 als eerste Rus de Nobelprijs kreeg maar nog altijd op grote afstand van de Franse culturele elite leefde, toont zich in zijn dagboek door Gides brief ‘erg geroerd’.
Het kwam nu ook tot een ontmoeting.
Op 28 augustus 1941 was Gide in Grasse te gast in de Villa Jeanette.
Boenin noteert die dag in zijn dagboek: ‘Heel aangename indruk.
Verfijnd, intelligent, maar dan ineens zegt hij: Tolstoj is asiatique.’
Cynisch vervolgt hij: ‘Hij is enthousiast over Pasternak (als mens: “hij heeft me de ogen geopend voor de ware toestand in Rusland”); hij was verrukt over Sologoeb.’
Boenins Frans was na twintig jaar verblijf in Frankrijk nog altijd niet verbeterd.
Hij wilde gewoon geen Frans leren en hij was ook niet geïnteresseerd in wat er in het land gebeurde.
Hij bestierde als een ongenaakbare edelman zijn eigen Russische enclave, met zijn gedachten vooral in het verleden.
Maar hij had nog zijn best gedaan.
Een paar dagen voor de ontmoeting had hij Gides La porte étroite gelezen.
Het begin beviel hem wel, maar wat volgde was ‘buitengewoon langdradig, vervelend, volkomen onbegrijpelijk’.
Na de ontmoeting zette hij zijn lectuur voort, maar weer zonder plezier.
In oktober 1941 las hij L’école des femmes: ‘saai, zouteloos, nietszeggend.
Waarom is dat geschreven?
Een intelligente man, hij schrijft prachtig, kent het leven, maar meer niet.’
Gide doet ook zelf in zijn dagboek verslag van zijn bezoek aan Boenin, die hem in pyjama had ontvangen: ‘Het was een nogal teleurstellend bezoek, want ondanks de vriendelijke pogingen van beide kanten, kwam er geen echt contact tot stand.
De een hechtte te weinig waarde aan wat de ander bewondert.
Zijn Tolstoj-cultus geneerde me evenveel als zijn verachting voor Dostojevski, voor Saltykov-Sjtsjedrin, voor Sologoeb.
We hebben beslist niet dezelfde heiligen, dezelfde goden.
Maar tijdens het hele gesprek gedroeg hij zich charmant.
Zijn mooie gezicht, hoewel vol rimpels, blijft edel en zijn ogen zijn vol enthousiasme.
[…]
Ik was een beetje in verlegenheid gebracht dat ik niets meer van hem kende dan De man van San-Francisco en Het dorp, een jeugdwerk dat, zoals hij zei, een heel beperkte en slechte indruk van hem geeft en waar ik helemaal ten onrechte zeer van houd.
Hij verloochent het bijna.
Ik weet niet wat hij van mij kent, noch heb ik kunnen vaststellen waarom ik hem sympathiek ben.’
Vera Boenina was bij de ontvangst niet aanwezig.
Maar twee dagen later herkende zij Gide in een restaurant.
In haar dagboek schrijft ze: ‘Ik heb goed naar hem gekeken. Een aangenaam, interessant gezicht, dat iets minder op een pastoor is gaan lijken.
[…]
Toen hij bij ons was (in mijn afwezigheid) zei hij dat hij geen piano kon spelen.
Hij was erg enthousiast over het Russische landschap.’
Op 16 september zat Gide andermaal bij Boenin aan de dis.
De Russische criticus Georgi Adamovitsj, die bij de ontvangst van Gide aanwezig was, verklaarde in 1969: ‘Boenin beheerste het Frans heel slecht, sprak moeizaam, begreep niet alles.’
Zonder hulp van tolkende tafelgenoten was een gesprek dan ook niet mogelijk geweest.
Adamovitsj vertelt dat Boenin en zijn gast het eerst over het laatste oorlogsnieuws hadden.
Maar daarna hadden ze het over literatuur, waarbij Boenin, die in eigen huis gewend was tafelgezelschappen te domineren, zich polemisch en pesterig opstelde.‘
De gastheer en de gast mochten elkaar, hoewel ze weinig gemeen hadden: Boenin was praatziek en spottend, Gide gedroeg zich gereserveerd, lachte beleefd om Boenins grapjes, maar hij reageerde alsof ze serieus waren.
[…]
Tolstoj en Dostojevski: vroeg of laat moest het gesprek ook hen aanroeren, en zo gebeurde.
[…]
Boenin sprak de naam Tolstoj uit om Dostojevski definitief te vernietigen en te schande te maken.
Gide haalde zijn schouders op, hief zijn handen omhoog, herhaalde een paar keer “ja, een genie, een groot genie…”, maar bekende dat hij Oorlog en vrede een monsterlijk vervelend boek vond (“un monstre d’ennui”).
“Wat? Wat zei hij?” vroeg Boenin in het Russisch, greep een enorme briefopener en zwaaide ermee met een gefingeerd beestachtige blik, alsof hij Gide wilde vermoorden.
Gide barstte in lachen uit en bleef voor lange tijd schudden van het lachen.
Daarna zei hij: “Ik zei wat ik werkelijk denk.
Als ik schrijf zou ik me natuurlijk anders uitdrukken, niet zo openhartig.
Maar boven Oorlog en vrede val ik in slaap…”’
Twee dagen later schreef Gide aan Roger Martin du Gard over zijn bezoek aan Boenin: ‘Grote wederzijdse sympathie, hoewel we het in niets met elkaar eens zijn.
[…]
Hij doet erg oud aan, maar is nog in goede conditie […].’
Er volgden in 1941 nog een paar ontmoetingen in restaurants in Nice, maar van een intensief contact was toen geen sprake.

Denk svp nou niet dat ik hier allemaal verstand van heb.
Ik heb gewoon een mooi boek gekocht en gelezen.

IMG_2966IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralAantekeningJanPaulHinrichsVanOorschot

Op een speciale bladzijde ‘Aantekening’ wordt uitgelegd hoe het boek ontstaan is en hoe het een eerbetoon is aan uitgeverij Van Oorschot die in Nederland zoveel Russische literatuur heeft uitgebracht. JS is een van de twee mensen achter de Statenhofpers. Volgens hun website “De Statenhofpers is de privépers van Jaap Schipper en Christianne Duchateau.”


IMG_2967IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralColofonChangChiLan-YingLetterLiteraturnayaHelmutSalden

In het colofon wordt stilgestaan bij de lettertypes die werden gebruikt: voor de omslag een lettertype van Helmut Salden, zo vertrouwd van Van Oorschot en Literaturnaya voor de tekst in het boek. De teksten zijn gezet door Chang Chi Lan-Ying.


Een paar voorbeelden uit het boek:

29 maart 1940

“Ik lig, lees, kijk soms door de zonnige vensters en denk
aan mijn ik dat leest en al zo’n 60 jaar besef van zichzelf heeft –
en dat ik denkt dat het er over 5, 10 jaar niet meer zal zijn.
En niets zal het zien en denken. Vreemd!”

Boenin is zwaar op de hand.
Hij schrijft in zijn dagboek, verschillende keren, dat hij denkt te sterven
of anders toch erg snel.
Hij zal 83 jaar oud worden.

Maar zijn gevoel van opgesloten zitten, van eenzaam zijn, in
een gruwelijke tijd leven, dat zullen veel mensen ook vandaag ervaren.

Nog een voorbeeld:

5 april 1942:

“Ergens in de nacht, al in bed, met een boek,
in de dodelijke stilte van het huis besefte ik met afschuw:
wat een eenzaamheid!
En dat zijn de laatste dagen en nachten van het leven!”

Hoe actueel zijn opmerkingen zijn blijkt bijvoorbeeld
uit de laatste zin van zijn gedachten op 22 september 1942:

“De radio is een ramp. Liegt alleen niet hoe laat het is.”

Dat gevoel heb ik heel regelmatig bij onze huidige nieuwsbronnen.

PostzegelUSSRBoeninOpLatereLeeftijd

Postzegel van de Sovjetunie met Boenin op latere leeftijd.


Hinrichs begint zijn nawoord met een soort van motto voor het boek.
Een citaat van Tjoettsjevs gedicht ‘Cicero’:
“Gezegend wie deze wereld bezocht
op haar noodlottige momenten.”
Heel passend.

Kaarten uit Berlijn

In een korte tijd heb ik twee prachtig gemaakte boeken gekocht
van marge drukkers/marge uitgevers.
Het eerste wat ik hier wil voorstellen is werkelijk
ontzettend knap gemaakt.

IMG_0372JanVanOudshoornKaartenUitBerlijnBezorgdDoorJanPaulHinrichs

Jan van Oudshoorn, Kaarten uit Berlijn. Bezorgd door en voorzien van een nawoord van Jan Paul Hinrichs. De uitgave is van de Statenhofpers. Het boek heeft een heel zacht aanvoelende kartonnen band met een prachtige stempel. Zie voor meer details het colofon dat ik hieronder overneem.


Het is een uitgave van een serie briefkaarten die een literaire schrijver
verstuurde vanuit Berlijn naar een familielid in Den Haag.
De schrijver is de bij mij totaal onbekende Jan van Oudshoorn,
pseudoniem van Jan Koos Feijlbrief.

De briefkaarten zijn in facsimile opgenomen in het boek.
Zowel de voor- als achterkant kun je bewonderen.
Iedere kaart kun je individueel uit het boek nemen.
Je kunt de afbeelding op de voorkant bekijken maar ook de vaak
beschreven achterkant, de postzegels, de stempels, alles.

IMG_0373DeKaartenInFacsimile

Hier zie dat op de linker pagina de tekst staat afgedrukt die afkomstig is van de kaarten rechts. Deze kaarten kun je uit het boek nemen en aan beide kanten bewonderen. Vooral de kaarten met gebouwen in de Duitse hoofdstad geven een beeld van hoe prachtig Berlijn was voor de Tweede Wereldoorlog.


IMG_0375HetPrachtigeInbindwerk

De extra dikte die in de pagina’s ontstaat door de kaarten die er in opgenomen zijn, is prachtig in de rug opgevangen. Daarom dat je aan de zijkanten de extra ruimte tussen de pagina’s goed kunt zien terwijl de vorm van het boek perfect is. Indrukwekkend.


Er zijn niet zo veel exemplaren gemaakt dus laat deze kans niet
aan u voorbij gaan. Normaal maak ik op mijn blog geen reclame
maar dit is wel heel bijzonder.

In het colofon vind je de volgende informatie:

Kaarten uit Berlijn van J. van Oudshoorn werd bezorgd en van een nawoord voorzien door Jan Paul Hinrichs. Het boek bevat de teksten van 38 door Van Oudshoorn tussen 1921 en 1929 uit Berlijn verstuurde ansichtkaarten. De kaarten zelf zijn in facsimile separaat bijgevoegd. Het werd gezet uit de Monotype Bembo Book Pro door zetterij Chang Chi Lan-Ying en op Magnani Pescia Editions gedrukt door offsetdrukkerij Jan de Jong. Typografie en vormgeving waren in handen van Jaap Schipper en Christianne Duchateau. Het bandstempel werd ontworpen door Peter Muller. Boekbinderij van Waarden te Zaandam bond 60 Arabisch genummerde exemplaren in een halflinnen band. Frans den Breejen bond met de hand 15 Romeins genummerde luxe boeken in kalfsleer. Het boek verscheen in het najaar van 2018 en is een uitgave van de Statenhofpers te ‘s-Gravenhage.

Onnodig te zeggen dat mijn versie uit de serie van 60 komt.