Over hoe een raadselachtig koperen figuur me volgde van Amsterdam naar Delhi
Als je al een tijd geïnteresseerd bent in kunst
dan word je steeds weer opnieuw verrast.
Maar de verrassing komt wel in verschillende smaken.
Soms krijg je eindelijk de kans goed te zien
hoe Van Gogh met ogenschijnlijk eenvoudige streepjes verf
een landschap kan wegzetten dat ademt en leeft.
Soms zie je een tekening gemaakt door Michelangelo, zo accuraat
dat je verwacht dat de persoon op de tekening zo op je toe komt stappen.
Af en toe zie je een voorwerp dat je niet kunt plaatsen
en dat je blik vasthoudt.
Wat is dat waar ik naar kijk?
Je ziet een beeldtaal die je volkomen onbekend is.
Okay, het is van koper, dat staat op het kaartje.
Maar een mens is het niet.
Het lijkt er wel op: twee uitlopers die lijken op benen,
de ‘armen’ rollen zich naar beneden alsof ze skeletloos zijn.
Schouders en hals ontbreken, de romp lijkt meteen
over te gaan in een vorm die op een hoofd lijkt.
Aan de bovenkant van, laat ik het even een hoofd noemen,
steekt een randje uit naar voren.
Die rand is het enige dat het voorwerp driedimensionaal maakt.
De rest is volkomen vlak.
Amsterdam, Rijksmuseum, Aziatisch brons, Antropomorfe figuur, Gangesvlakte, India, circa 1600-1800 voor Christus, koper. Nice, Musee Departemental des arts Asiatiques.
Waarom is dat belangrijk?
Het voorwerp dat ik in Amsterdam zag in de tentoonstelling
Asian Bronze, dateert van circa 1600 – 1800 voor Christus.
Het is gemaakt van koper. Brons is een mengsel van koper met tin.
Het komt uit India.
Nauwkeuriger dan Gangesvallei is de aanduiding voor de vindplaats niet.
Grootte: 45 x 38 x 2 cm.
De mensachtige figuur sierde zelfs de omslag van decatalogus. Best een gewaagde keuze.
Ook al lijkt het heel eenvoudig ten opzichte van de zeer
complexe bronzen beelden verderop in de tentoonstelling.
Als je nog nooit een koperen voorwerp gemaakt hebt, dan moet
je nog wel wat obstakels overwinnen.
De oudste bekende techniek om koper te bewerken (9000 – 8000 voor Christus)
bestond uit het kloppen van het gevonden mineraal
tot bijvoorbeeld een kraal of een speld.
Later gebruikte men koper vanwege de kleur als pigment.
Voor make-up en schilderingen (Egypte).
Wij kennen vooral de groene oxidatie aan koperen leidingen
of aan koperen gebruiksvoorwerpen.
Het smelten van koperhoudende mineralen en vervolgens
gieten in een mal ontstaat rond 5000 voor Christus.
In Iran.
Maar koper bleek niet zo sterk. Pas toen ontdekt werd dat
koper samen met tin een sterker materiaal, brons, opleverde,
ging men bronzen voorwerpen maken.
In Azië gebeurde dat rond het einde van het derde millennium.
Alleen was tin niet zo rijkelijk voorhanden als koper.
Daardoor blijft men in het stroomgebied van de Ganges
nog lang vooral koper gebruiken om voorwerpen te maken.
De eerste giettechniek was de open mal.
Je maakt een vorm in bijvoorbeeld klei waarbij de bovenste helft open blijft.
Giet daar vervolgens de gesmolten koper in en laat het afkoelen.
De volgende stap was het combineren en samenvoegen van los gegoten delen.
Later (2500 – 1750 voor Christus) ontstaat de verlorenwasmethode.
Die maakt het mogelijk een complexere vorm in één keer te gieten.
De informatie in de catalogus spreekt zich niet uit
over hoe het antropomorfe figuur gemaakt is.
Afbeelding uit de catalogus van het Rijksmuseum.
Van alle voorwerpen op de tentoonstelling bleef deze figuur me het meest bij.
Die raadselachtige vorm en onbekende oorsprong en functie.
Zo anders, niet eerder gezien. Niet in een museum, niet in een boek
en ook niet op internet.
Dat wringt.
Dan bezoek je nietsvermoedend het National Museum in New Delhi.
Daar spreekt men plots van Koperschatten en zie je niet één
maar meerdere van deze antropomorfe figuren.
Ook één waarbij de ‘arm’ naar boven oprolt in plaats
van naar beneden.
India, New Delhi, National Museum, Antropomorph figures. Soms valt het niet mee de foto te maken die ik wil. Van de drie foto’s maakte ik 6 afbeeldingen voor bij dit bericht. Op de foto hierboven zie je de setting in het museum.
Dit lijkt een incompleet exemplaar.
Twee kleinere exemplaren waarbij van één de arm omhoog wijst. Deze zijn ook met een patroon bewerkt.
De meeste achtergrondinformatie in dit bericht is gebaseerd
op de tekst in de catalogus door William Southworth (Conservator
Zuidoost-Aziatische Kunst bij Rijksmuseum Amsterdam).
Achteraf vind ik de volgende tekst interessant in de Amsterdamse catalogus:
Toen deze menselijke figuren in de 19e eeuw voor het eerst werden gevonden,
beschreef men ze vaak als een vajra, de bliksemschicht die de oude vedische god Indra als wapen hanteerde.
Omdat slechts heel weinig voorwerpen uit deze koperdepots slijtsporen vertonen en ze bovendien nogal zwaar zijn – tot wel 5 kilo per stuk – is het niet waarschijnlijk dat ze als wapens zijn gebruikt.
Maar dat Indra de bliksemschicht als wapen gebruikte,
is dat niet juist wat ze tot religieuze voorwerpen maakt?




















































































































































































