Bij de cursus edelsmeden heb ik een basis oor een mal
gemaakt uit de deksel van een sigarendoos.
Niet zo geweldigmateriaal: eenvoudig en snel te zagen
maar het vesplinterd erg makkelijk.
Sepia, vooral sommige voliérevogels zijn er dol op.
Vervolgens heb ik een mal gemaakt met sepia.
Sepia, niet de inktvis maar het botschil of rugschild
van een inktvis. Het is voor een groot deel gemaakt van kalk.
Een inktvis heeft geen skelet maar gebruikt dit
rugschild om drijfvermogen te hebben.
De buitenkant van een sepia is relatief hard. Het toont al de structuur die je aan de binnenkant nog beter kunt zien.
Sepia heeft een hele mooie golvende structuur.
Daarvan proberen we gebruik te maken.
Om een mal te gaan maken is het idee de vorm van de ring, voor de helft, in een stuk sepia te drukken of uit te snijden. Als je dat in twee vlakke stukken sepia doet (op de foto zijn de stukken nog niet plat) en je plaatst die weer precies op de juiste plaats, dan heb je een gietmal.
Mijn ‘schuurbaan’.
Beide stukken sepia gladschuren.
Nu de vorm in de sepia krijgen. Da’s even proberen en experimenteren maar je zult al snel zien dat de structuur van de sepia zichtbaar blijft. Gebruik een kwastje om het overtollige kalk steeds weg te poetsen.
Na een tijdje plaats je de twee stukken op elkaar, naadloos (dus niet zoals op de foto), met de ruwe, houten vorm er tussen.
Korte stukken van tandenprikkers helpen je de twee delen op de juiste plaats te krijgen. Dat let nauw.
Markeringen op het ‘gietvlak’ zorgen samen met de houten prikkers voor de juiste positie van beide helften van de mal.
Dan moet je nog een gietgat maken. Door dat gat ga je straks het vloeibare zilver gieten om de vorm in de sepia te vullen. Dat gat loopt van buiten naar de vorm van de ring. Er zijn intussen ook luchtkanalen aangebracht om er voor te zorgen dat er geen luchtbel in het zilver gaat komen, zodat het zilver op alle plaatsten van de mal komt waar het moet komen.
Je kunt er in kijken. Je ziet dat de ruimte waar je vinger straks gaat komen nog ‘gevuld’ is met sepia. Daar kan het zilver niet komen. Tijd ook om na te denken hoeveel zilver je denkt nodig te hebben.
Voor de linkshandigen werd een nieuw ‘smeltkroesje’ gereed gemaakt met borax. Het smeltpunt van zilver ligt op 960 graden (afgerond). Dus er is veel warmte nodig.
Het gewicht wat ik nodig dacht te hebben heb ik geselecteerd uit een verzameling zilverresten. Dat ga ik nu smelten.
Na het gieten is dit wat er gebeurd met de twee delen sepia. Je maakt bij het gieten gebruik van de eigenschap van het zilver dat het erg snel stolt. Maar de warmte die afgegeven wordt verbrandt de sepia.
Dit is dan het resultaat. Ik had de ring, vooral de achterkant erg dun gemaakt en het hout was niet overal even dik en recht van vorm. Dat zie je meteen in het resultaat. Er is nog werk nodig maar ik ben nog niet ontevreden. Wacht maar op het eindresultaat.
Hier ligt de houten vorm op de zilveren. Het overtollige stuk zilver dat nodig is om het gieten mogelijk te maken is er al afgezaagd. De buitenkant van de ring en de binnenkant waar je een vinger door steekt wordt uiteindelijk glad zilver.