De tijd dringt.
Ik wil iedere dag een blogbericht schrijven,
al neem ik daar soms meerdere dagen, of nog langer, de tijd voor.
Maar soms kom je op een punt dat je onvoldoende informatie
kunt vinden om tot een afgerond verhaal te komen.
Het Kunsthaus Zürich toont meerdere verzamelingen.
De verzameling Amerikaans-Europese kunst van na
de Tweede Wereldoorlog, van Foundation Hubert Looser,
kwam al uitgebreid voorbij.
De volgende verzameling die ik zag was de
Sammlung Gabriele und Werner Merzbacher.
Een verzameling van twee Joodse verzamelaars die, met persoonlijk
verlies, op de vlucht moesten voor rechts-extremisme
en racisme in eigen land.
In hun familiegeschiedenis staan woorden centraal als:
antisemitisne,
Kristallnacht,
deportatie,
slachtoffer van moord in concentratiekamp
psychische ziekte met fatale afloop.
Via de Verenigde Staten vestigden ze zich uiteindelijk in
Zwitserland, waar ze niet bepaald met open armen werden ontvangen.
Daar zetten ze hun verzamelactiviteiten voort,
en uiteindelijk schonken ze een groot deel van hun collectie
aan Zwitserland, zichtbaar in een eigen zaal in het Kunsthaus Zürich.
Nu het extremistisch geweld opnieuw oplaait, ook in Nederland,
zoals Werner Merzbacher al benoemde in een interview uit 2018,
bezoek ik hun verzameling.
Dan stel ik me de vraag:
= waarom ga je als vluchteling in een nog steeds onveilige
situatie toch een verzameling aanleggen die grote
financiële offers vraagt;
= waarom heb je dan de behoefte om die verzameling te
delen met mensen;
= en waarom wil je dat doen in een land dat niet altijd
heel vriendelijk voor je is geweest terwijl er
alternatieven voorhanden zijn.
De antwoorden kon ik niet vinden.
Wat blijft is een verzameling die je overvalt met kleur:
intens en indrukwekkend..
Ik vond het geweldig.
Kunsthaus Zürich, Sammlung Gabriele und Werner Merzbacher, Sonia Delaunay, Le Bal Bullier, 1913. öl auf leinwand.
Joan Miró, L’Espoir (The Hope), 1946, öl auf leinwand.
Marc Chagall, Le Bouquet des Amoureux sur fond bleu, 1965, öl auf karton.
Fernand Léger, Les deux disques dans la ville, 1919, öl auf leinwand.
Fernand Léger, La Mere et l’e’nfant (chien sous la table), 1920, öl auf leinwand.
Joan Miró, L’oiseau Boum-Boum fait sa priere a la tete pelure d’oignon, 1952, öl auf leinwand.
André Derain, Bâteau dans le port de Collioure, 1905, öl auf leinwand.
Henri de Toulouse-Lautrec sous la verdure (femme assise dans le jardin), 1890 – 1891, öl auf verstärkter tafel.
Claude Monet, Val de Falaise en hiver, 1885, öl auf leinwand.
Maurice de Vlaminck, Les ramasseurs de pommes de terre, 1905 – 1907, öl auf leinwand.
Pablo Picasso, Le couple (Les Misérables), 1904, öl auf leinwand.
Max Beckmann, Frau mit schlange (Slangenbeschwörerin), 1940, öl auf leinwand.
Max Beckmann, Frau mit rotem hahn, 1941, öl auf leinwand.
Franz Marc, Landschaft mit haus hund und rind, 1914, öl auf leinwand.
Alexander Calder, Red yellow black and white, 1967, metall gefasst un draht.
Emile Nolde, Blumengarten frau mit rot-violetten kleid, 1908, öl auf leinwand.
Marc Chagall, Le Juif a la Thora, begonnen in den 1940er-jahren – beendet um 1958 – 1959, öl auf pappe auf tafel.




















































































































































































































































