Vandaag weer een paar stappen gezet in het maken van mijn dummy
voor ‘Denken over oorlog en vrede’, een uitgave in losse katernen
van Stichting Handboekbinden.
De aanleiding van de uitgave van het boek is het feit dat het in 2025
400 jaar geleden is dat het boek ‘Iure belli ac pacis’ van
Hugo de Groot verscheen.
De iure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede)
is een boek van Hugo de Groot uit 1625. In dit boek wordt beschreven
wanneer een staat of soeverein vorst het recht heeft om een andere staat
of soeverein vorst aan te vallen,
en op welke manier dat dient te gebeuren.
De actualiteit – denk aan conflicten als die in Oekraïne, Gaza of
Irak – onderstreept de blijvende relevantie van het thema.
De uitgave van de Stichting Handboekbinden betreft deel 8 van de serie
‘Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland’.
Dit boek uit 1991 is verzorgd door en voorzien van een inleiding en
annotatie door A.C. Eyffinger en B.P. Vermeulen.
Om mijn versie in te binden wil ik gebruik maken van de boekbindtechniek
die Spitselband heet. Deze in de 17e eeuw populaire bindwijze
is mij onbekend en daarom probeer ik de aanwijzingen te volgen uit
het artikel van Karin Cox: ‘De spitselband’, deel 1 en 2 in het
magazine van de Stichting Handboekbinden.
En ook de aanwijzingen in de beschrijving van Peter Goddijn,
pagina 154 – 161 in het boek: ‘Westerse boekbindtechnieken van
de Middeleeuwen tot heden’.
Die aanwijzingen ga ik gebruiken om eerst de techniek uit te
proberen op een dummy: ‘Ode aan boekbinden’.
Een hele mond vol maar de afgelopen tijd ben ik bezig geweest
met het uitzoeken van het papier, het maken van de katernen, het
maken van een lino voor de bladwachters, het afdrukken daarvan en
schrijven van de inleiding die daarbij hoort.
Wat er nog moest gebeuren voor het boekblok gereed is,
was het inplakken van de illustraties.
Daar ben ik gisteren mee begonnen en heb ik vandaag afgerond.
Tijd om dan het inbinden voor te bereiden.
Eerst nog even over het inplakken van de illustraties.
Grofweg zijn die in twee formaten: de koepellino’s gaan
richting A5-formaat, de natuurdrukken richting A4.
Daarom begin ik met een soort van mal voor de koepellino’s.
De natuurdrukken worden op het oog min of meer in het
centrum van de pagina’s geplakt.
De mal heb ik gemaakt uit een krantenmagazine die ik
had gebruikt bij het lijmen. Door die activiteiten
waren pagina’s aan elkaar gaan zitten. Daardoor ontstond
voldoende dikte om het als mal te gebruiken.
Steeds op vier plaatsen een beetje lijm.
Ook bij de natuurdruk. Een paar resultaten:
Het goede nieuws is dat de opdikking als gevolg van
het toevoegen van de afbeeldingen heel erg meevalt.
Een strook afvalpapier gebruik ik om een prikmal te maken. De strook is hier net te lang.
De rug wil je in 4 gelijke delen verdelen zodat er drie plaatsen
ontstaan voor de spitsels.
Dat kan eenvoudig door de mal in de lengte dubbel te vouwen en
dat vervolgens nog eens te doen.
Dan vouw je de strook weer open en vouw je de strook nog eens
dubbel maar nu in de breedte.
Maar eerst snij ik de mal op de correcte grootte.
Tussendoor zoek ik naar de juiste plaatsen in de twee stukken perkament die ik in mijn vorraad heb, om de spitsels te snijden. Iedere keer kijk ik met bewondering naar de tekening op het grote stuk perkament. Dat wil ik zoveel mogelijk bewaren voor de boekband.
Mijn spitsels gaan 2 keer 10 centimeter + de beoogde dikte
van het boekblok worden.
In mijn geval resulteert dan in 22 centimeter.
Ik worstel een beetje met het achtesteeksel. Cox adviseert
in het artikel 4,5 centimer, zonder uit te leggen waarom.
Ik besluit voor 6 centimeter te gaan, 2 centimeter voor
de achtervouw, 2 centimeter voor het boekblok en 2
centimeter voor de voorvouw.
De tijd zal uitwijzen of dat werkt.
Mijn stroken perkament: spitsels en achtersteeksels
Dan vind ik de informatie in mijn bronnen een beetje verwarrend
over hoe de spitsels en de achtersteeksels bij elkaar
gebracht dienen te worden.
Eerst even wat informatie over de vlees- en haarzijde
van perkament (gedroogde en geprepareerde dierenhuid).
De bron van de volgende regels is Copilot.
Vleeszijde perkament
De “vleeszijde” van perkament is de kant die oorspronkelijk naar het vlees (de binnenkant) van het dier wees. Het verschil tussen de vleeszijde en de haarkant (die naar buiten wees) is subtiel, maar je kunt ze herkennen aan enkele kenmerken:
Kenmerken van de vleeszijde:
Gladheid: De vleeszijde is vaak iets gladder en egaler dan de haarkant.
Textuur: Soms zie je fijne adertjes of een licht vezelachtige structuur; die kunnen wijzen op de vleeszijde.
Glans: De vleeszijde heeft meestal iets meer glans dan de haarkant, zeker als het perkament goed is geprepareerd.
Afdrukken: In sommige gevallen zie je heel subtiel nog indrukken of sporen van het spierweefsel.
En de haarkant dan?
Poriegaten: De haarkant kan minieme stipjes of poriën vertonen waar ooit de haren zaten.
Ruwere structuur: Iets korreliger of stroever aanvoelend.
Wat zeggen mijn bronnen over hoe ik de stroken perkament
ten opzichte van elkaar moet gebruiken?
Cox:
Leg de korte stook perkament op het midden van de lange binding, vleeszijden op elkaar.
Goddijn:
Leg nu twee perkamenten stroken op elkaar met de gladde (haar)zijde naar beneden (niet op elkaar plakken!).
Ze zeggen twee verschillende dingen nog even los van het feit
dat Cox werkt met een ‘achtersteeksel’, een korte strook perkament,
terwijl Goddijn met twee gelijke stroken perkament werkt per binding.
Ik ga voor Cox want dat lijkt me minder materiaal.
Maar Cox zegt de ruwe zijdes van beide stroken op elkaar te leggen,
terwijl Goddijn zegt bij beide stroken de ruwe zijdes naar boven te leggen.
Mijn interpretatie is dan: maak gebruik van de materiaaleigenschappen
en glad op glad zal meer schuiven, dus hier volg ik Goddijn. Intuïtief
zou ik gekozen hebben voor ruw op ruw. Maar ik heb geen ervaring
dus wil ik ten minste één van mijn bronnen volgen.
Mijn keuze voor Goddijn is dus vooral ingegeven door logica en gevoel
voor materiaalgedrag, al blijft het een leerproces.
Ik markeer het midden van de spitsel en ik trek een lijn op 2 centimeter van het uiteinde bij het achtesteeksel. Vervolgens leg ik die op de streepjes op elkaar, zoals Goddijn aangeeft, ril het perkament enmaak er een vouw van 90 graden.
Het resultaat. Op de rechtse kant, de kant met het korte stuk achtersteeksel, ga ik bij het inbinden de katernen een voor een leggen en binden.
Na de spitselonderbreking ga ik weer door met de papieren
prikmal.
Met potlood geef ik de vouwen aan.
Vervolgens bepaal ik de plaatsen waar ik gaten moet voorprikken:
voor de kettingsteek in ieder katern.
Gaten link, rechts en in het midden bij iedere binding
(waar het perkament komt) in de katernen met schutbladen.
Gaten links en rechts bij iedere binding (waar het perkament komt)
in de overige katernen van het boekblok.
Bij het voorprikken gebruik ik het onderste deel van de houten prikmal. Dat zorgt er voor, mt het goed aandrukken van de papieren prikmal, dat de gaten mooi in de naad van het katern komen. Ik denk altijd: envoudig. Maar het vereist concentratie.
De katernen liggen klaar om ingebonden te worden. Ik moet alleen de spitsels en achtersteeksels nog voorprikken. Maar dat is voor de volgende keer.
De prikmal kan in de kast.






















