De kunst van het reizen

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek02ArtikelBovensteHelft

De Tijd van Zaterdag 29 augustus 1953. Uit de serie ‘Van week tot week’ door Jan Engelman: De kunst van het reizen – Niet veel zaaks in Rome. Een recensie van het boek van Hella S. Haasse: Klein reismozaïek. Italiaanse impressies. Het Wereldvenster, 1953.


Ik heb geprobeerd het artikel in te scannen en het dan
zo leesbaar mogelijk te maken.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kop01
JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kop02

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom01

Zoals eerder neem ik nu ook weer de hele tekst van het artikel op
zodat het goed doorzoekbaar wordt.

De postkoets
Reizen naar het buitenland worden tegenwoordig met groot gemak ondernomen, snel volbracht en met vlotheid ingelijfd bij de herinneringen.
voor de reispenningen maakt men een potje en de reisgenoot is meestal door en door bekend, dus aan die kant zijn er geen moeilijkheden.
Struikrovers komen alleen nog in romantische opera’s voor, al schijnt er enige neiging te zijn tot wederinvoering van het instituut, het paspoort verleent legitimatie en beveiliging in “all the countries of the world”, men heeft zelf alleen te letten op zakkenrollers, lieden die het op uw auto of valies voorzien hebben en de gewone pogingen tot afzetterij, die in Nederland even frequent zijn als in Napels.

Wat let u dus verfrissing , ontwikkeling en verruiming van de blik te zoeken, door de foldertjes der reisbureaux zo ruimschoots beloofd?
Ieder jaar een ander land!
Zó zit men in de Goudsbloemdwarsstraat op het duivenplat in de motregen en twee dagen later bakt men bruin op een strandje van Mallorca.
Honkvast is alleen nog Godfried Bomans, die is van het Spaarne en Brinkmann niet weg te slaan.

Een speciale categorie van reizigers wordt gevormd door de “culturelen”, dat zijn de mensen die in de gaten hebben, dat een cocktail, volgens internationaal recept bereid, in het Victoriahotel in Amsterdam precies eender smaakt als bij Danieli te Venetië of het Waldorf-Astoriahotel te New York.
Zij willen niet, als de Amerikanen, het Prado “doen” in drie kwartier en zij laten zich niet “cooken”.
Zij zoeken zelf, zo goed en zo kwaad als het gaat, en zij hebben het land aan de Baedeker met zijn onaantastbaarheden.
De primus bij deze improviserenden is voor lange tijd Bertus Aafjes, die zijn reis te voet heeft volbracht, nog een weinig

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom02

in de stijl van de middeleeuwers, die naar Sint Jacob van Compostella togen, n’en déplaise (geen aanstoot) de kwaadsprekerij van enig zijner geloofsgenoten, toen hij eenmaal terug was en van zijn ervaringen in dichtmaat verslag had gedaan.

Tot die z.g. culturele reizigers mag men ook grif rekenen Hella S. Haasse, die het vorig jaar met haar man en zijn Renault naar Italië is geweest en daarover causerietjes voor de radio heeft gehouden, die zij thans verenigd heeft in een door “Het Wereldvenster” uitgegeven boekje 1).
Zij is echter niet zo maar een cultureel reizigster, die voor haar genot reist, uit nieuwsgierigheid of “uit verlangen een lang in gedachten gekoesterd beeld te toetsen aan de onberekenbare en daarom altijd boeiende werkelijkheid”, zoals zij het uitdrukt.
Tot deze genotzieken behoorde, als ik me goed herinner, Louis Couperus.
Hoe bestaat het, dat wij zijn stukjes over futiliteiten, in het buitenland gezien en beleefd, nooit meer vergeten.

Hella S. Haasse heeft diepere bedoelingen gehad, voor haar is reizen het “ik”, het “wij” verplaatsen “in vreemde werelden, om tegen een altijd wisselende achtergrond, in onvoorziene omstandigheden, temidden van mensen, dingen en landschappen, die hun eigen-aardigheid niet op de eerste blik prijsgeven, dat “ik”, dat “wij” te zien in nieuwe scherper reliëf…”
Door middel van het a n d e r e wil zij bereiken een reek van confrontaties met het e i g e n e, dat steeds ervaren wordt als de zwaarste, meest omvangrijke, nooit en nergens achter te laten bagage….
Dat is dus niet gering, het doet haast denken aan hetgeen Thomas á Kempis heeft gezegd over het feit, dat men, waar men ook heen tijgt, altijd zichzelf meeneemt.
De schrijfster meent niet volledig te zijn, als zij die “instelling”, zo drukt zij zich uit, niet bekent.
Verwacht wacht echter niet, dat men over die bagage verder wordt ingelicht.
Zij waarschuwt ons: van dat “grottenonderzoek” zal verder geen sprake zijn.

Omdat ik aan dit artikel begon ben ik op internet gaan zoeken
naar genoemd boek en dat heb ik gevonden.

HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-01Band

Hella S. Haasse, Klein reismozaïek. Italiaanse impressies. Het Wereldvenster, 1953. niet de meest spannende boekomslag. Maar wacht even. Hoe zit het er aan de binnenkant uit?


HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-02SchutbladISpreekmeester

Dat is al veel beter. Het schutblad is misschien zelfs wel speciaal voor dit boek gemaakt door I. Spreekmeester. De tekenaar tekent een druk toeristisch en cultureel Italië.


HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-03Titelblad

Dit is het titelblad van mijn exemplaar van Klein reismozaïek.


Maar de rest van het artikel?
Dat volgt hier.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03TekstBoven

Wat er bij het reisje aan diepten is blootgelegd, het wordt ons onthouden.
In de plaats daarvan wil zij ons geven “enkele spiegelbeelden van een werkelijkheid, die ik kon zien, ruiken, betasten, zonder veel dieper door te dringen dan de oppervlakte”.
Inderdaad, dat heeft zij verricht.
Een zekere teleurstelling maakt zich meester van de lezer van haar voorwoordje, na die bekentenis.
Maar waarom eigenlijk?
Hij zou het met dat zien, ruiken en betasten best kunnen stellen, wanneer het maar met de nodige intensiteit was geschied.
De lezer denkt weer aan Couperus en zijn gekeuvel over de rijtuigjes in Rome.
Aan Aafjes op de rommelmarkt.
Maar niets daarvan!
Zij heeft vergeefs gezocht naar het grootste monument van cultuur, waarover de Baedeker de Eeuwige Stad pleegt te houden.

 

“De werkelijkheid is anders.
In die huizenzee op de zeven heuvels, in dat doolhof van straten, pleinen en stegen moet men vaal moeizaam zoeken naar de beroemde gebouwen, gedenktekens en ruïnes, die in onze verbeelding, gevoed door indrukken van lezen en platen kijken, al een eigen imposante gestalte gekregen hadden.
De levende, hedendaagse stad eist alle aandacht op.
Men komt tot de ontdekking, dat het Rome van de Baedeker en van kunstgeschiedenis niet bestaat.
Dat is een fata morgana, een schijnstad die alleen kunstmatig gehandhaafd wordt naast het Rome van 1952.
Nergens in Italië beseft men zo goed als in Rome, dat de antieke Latijnse wereld en ook de in Italië tot rijping gekomen renaissance-wereld even onherroepelijk verdwenen zijn als Atlantis”.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03Foto

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03TekstOnder

Dat lijkt mij een ernstige visie.
Het was tevens vreselijk warm in Rome, overdag tussen 32 en 37 graden en de Renault had grote moeite om tussen al die Lambretta’s en Vespa’s door te komen.
De fonteinen spoten niet, de bekoringen van het lustoord Tivoli bleven verborgen, bij de Villa d’Este was de entreeprijs te hoog.
Neen, het was niet veel gedaan, daar in die wijd vermaarde stad.
En tijd om tot September of October te wachten had men niet.
San Gimigniano moest nog gedaan worden, en Siena en Florence en een stukje van de Italiaanse Riviera, zij het cultureel en met verborgen grottenonderzoek.
Geen wonder dar al die pracht en praal van de barok toen niet meer leven wilde en dat Hella S. Haasse de Sint-Pieter maar een basiliek van pompeuze lelijkheid vond en alles erg profaan.
Zij deed wat volksstammen uit het Noorden hebben gedaan, die gaarne koeien met paarden of noten met perziken vergelijken, zij concludeerde dat de majesteitelijke rust van de kathedraal van Reims toch maar heel wat anders is en liet de koepel van Michelangelo en de getordeerde (=gedraaide) zuilen van Bernini voor wat zij zijn, een soort van verdacht theater, waarvan de “vergulde en bont gekleurde vormen niet meer corresponderen met het bestaansbewustzijn buiten de Bronzen Deuren”.
Ja, wat zal men daaraan doen?
Men beziet, beruikt en betast de dingen met de gretigheid van Couperus en Aafjes of men doet het wat gematigder.
Een feit is echter, dat de reisimpressies van de schrijfster geen flauw idee geven van de ziel en van de schoonheid van Italië, dat zij niet bemerkt heeft dat ook de ruïnes er nog levend en bewoond zijn, dat naast de luxe-badplaats Ostia fantastische opgravingen liggen en dat het onzin is om op de Janiculus te klimmen zonder het goddelijke tempeltje van Bramante op te merken.
Wat zij geeft is een reisverslag zonder kraak of smaak, dat haar doot legers van journalisten zonder pretenties verbeterd zal worden.
Hier en daar onderbreekt zij het om een stukje geschiedkundige compilatie in te lassen, korte levensbeschrijvingen van Bernardo Occhino, Da Vinci of Macchiavelli.
Maar alles geschiedt met een gebrek aan geestdrift en scherpte van blik, dat in geen verhouding staat tot de grootse uitingen van de menselijke geest waaraan zij zich waagt.
Kenmerkend daarvoor is haar schets van “de” Renaissance-mens.

Hella S. Haasse heeft zichzelf een beetje te veel meegenomen, toen zij op reis ging.
Zij had haar “ik” en haar “wij” eens moeten vergeten.
Heus, de Baedeker is een voortreffelijk boek.
Wanneer men gezien heeft wat er in staat, heeft men ongelofelijke schatten genoten, als het tenminste met dat zien, ruiken en betasten in orde is.
En wil men de Baedeker niet, neem dan het oude, mijnentwege verouderde, maar nog altijd voorbeeldige Italiaanse reisboek van Goethe ter hand, waar men lezen kan: “Sinds de dag dat ik Rome betrad, beschouw ik mij als voor de tweede maal geboren: een ware wedergeboorte heeft met mij plaatsgehad!”
Goethe begreep, dat men in een land als Italië op reis zijnde, alvorens een oordeel te kunnen uitspreken, alles bijeen moet zamelen, “uit een onmetelijke, ofschoon buitengewoon rijke hoeveelheid overblijfselen.”
Het is weinig vreemdelingen werkelijk ernst, iets grondig in zich op te nemen en te bestuderen, zo vervolgt hij.
Zij volgen slechts hun grillen en hun eigenwaan.
Misschien was de postkoets toch een cultureler vervoermiddel dan de Renault.

1) Hella S. Haasse: “Klein reismozaïek”, Italiaanse impressies.
Baarn, Het Wereldvenster, 1953.

Zelf heb ik het boek van Haasse nog niet gelezen.
Als we later dit jaar naar Italië op vakantie gaan,
met de nadruk op ‘Als’, dan zal ik het zeker meenemen en lezen.