David en politiek

Op internet stuitte ik op een discussie die in de
Verenigde Staten gevoerd wordt over een school in
Florida waar het schoolbestuur besloot de
schooldirecteur te ontslaan omdat in de lessen over
Renaissance-kunst een foto was getoond van de
David van Michelangelo.

DSC05512MichelangeloDavidFrontaal

Je kent het wel, het iconische beeld gemaakt door een van de grootste beeldhouwers in de kunstgeschiedenis. Michelangelo maakte dit beeld tussen 1501 en 1504. Je kunt het vandaag zien in de Galleria dell’Accademia in Florence. Ik deed dat nog in september van vorig jaar. Het was bedoeld om op een hoge plaats gezet te worden zodat je als toeschouwer altijd naar dit beeld zou opkijken.


Lees het interview met de voorzitter van het schoolbestuur
van de Tallahassee Classical School (sic) die omslachtig
uitlegt dat het ontslag niet plaatsvond omdat
het beeld getoond werd maar omdat er geen vooraankondiging
was uitgestuurd naar de ouders waarin werd aangegeven
dat het beelc te zien zou zijn.
Overigens waren er maar drie ouders die gereageerd hadden
op het incident: twee vanwege het ontbreken van een
vooraankondiging en één omdat in de les
was aangegeven dat het beeld geen porno was.

Onderwijzers die ontslagen worden vanwege een anatomisch
correcte afbeelding van het menselijk lichaam in de kunst
verdienen een reeks extra afbeeldingen van de David.
Omdat ik afgelopen zomer het beeld zag vandaag een
reeks foto’s van het beeld.

DSC05513MichelangeloDavidTorsoDSC05514MichelangeloDavidDeBlikDSC05516MichelangeloDavidTenenDSC05517MichelangeloDavidTorsoDSC05518MichelangeloDavidBillenDSC05519MichelangeloDavidSlingerelleboogDSC05520MichelangeloDavidKnieholteDSC05521MichelangeloDavidHandDSC05522MichelangeloDavidElleboogDSC05523MichelangeloDavidRechterHandDSC05524MichelangeloDavidRechterknieDSC05525MichelangeloDavidDSC05526MichelangeloDavidLinkerHandDSC05527MichelangeloDavidAdamsappel

De adamsappel. Let ook op de spieren, de bloedvaten, de beenderen in dit adolesenten lichaam. Sla de billen, ribben met het borstbeen en zijn geslacht niet over. Het oor vindt ik opvallend grof gevormd. Andere zaken als de elleboog, de slinger, de kuit en de handen zijn dan weer super! De tenen zijn al eens fysiek beschdigd zoals de school in Florida nu ook weer probeert te doen.


Extra vreemd is het dat de voorzitter van het schoolbestuur
een relatie legt met 1619 (het jaar waarin voor het eerst
slaven werden ingevoerd in wat nu de VS is en theorieën
over racisme.

Nog een kerk in Florence

De Santa Croce is in Florence een kerk met een hele reeks
begraafplaatsen en herinneringsplaquettes van beroemde
Italianen. ‘Beroemd’ is geen understatement.

DSC04507FlorenceBasilicaOfSantaCroce

Florence, Basilica of Santa Croce. Op de plaats van de kerk staan al kerken vanaf het begin van de 13e eeuw. Deze versie is van 1294, in 1560 ingrijpend gerestaureerd. In 1966 is de kerk beschadigd door de overstroming.


DSC04508FlorenceBasilicaOfSantaCroceEnricoPazziDanteAlighieri1865

Op het plein voor de kerk staat dit standbeeld van Dante Alighieri uit 1865. Het ontwerp is van Enrico Pazzi.


DSC04509FlorenceBasilicaOfSantaCroceDeDeurDSC04510FlorenceBasilicaOfSantaCroceDeDeurDetail

De deur met detail.


DSC04511FlorenceBasilicaOfSantaCroceGuglielmoMarconiHerdenkingsplaquette

Geen graf maar een herdenkingsplaats: Guglielmo Marconi.


DSC04512FlorenceBasilicaOfSantaCroceMichelangeloBuonarroti

Het ontwerp is van Giorgio Vasari: graf van Michelangelo Buonarroti.


DSC04514FlorenceBasilicaOfSantaCroceDantiAlighierio(empty)

Dante ligt er niet begraven maar een monument werd er in Florence wel opgericht voor hem: Danti Alighierio.


DSC04515FlorenceBasilicaOfSantaCroceNicolausMachiavelli

Nicolaus Machiavelli (Niccolò di Bernardo dei Machiavelli).


DSC04516FlorenceBasilicaOfSantaCroceBijMijOnbekendRestauratie

Door wie dit schilderij is gemaakt weet ik niet. Het lijkt me de tuin van Gethsemane, met de apostelen die slapen en Chrisus die de Vader aanroept. Het schilderij is waarschijnlijk onderzocht voor een restauratie en er zijn stukjes van het schilderij vastgezet om verdere beschdegingen tegen te gaan.


DSC04517FlorenceBasilicaOfSantaCroceDonatelloTabernacleCavalcantiAnnunciationCa1433-1435

Donatello, Tabernacle, Cavalcanti Annunciation, circa 1433 – 1435. De komende dagen zou ik nog veel aankondigingen (Annunciation) zien.

DSC04518FlorenceBasilicaOfSantaCroceDonatelloTabernacleCavalcantiAnnunciationCa1433-1435TXT


Leven in verbeelding

Al weer een tijdje was ik bezig een volgend knipsel
met een interview met Hella S. Haasse te bewerken.
Toen las ik via Twitter dat er later dit jaar een biografie
uitkomt van Hella Haasse.

AleidTruijensLevenInVerbeeldingHellaSHaassePreview

De biografie is geschreven door Aleid Truijens en heeft als titel ‘Leven in verbeelding’. een prachtige titel. Ze schreef eerder over Haasse en haar werk. Ik kijk er naar uit.


Dus maak ik van de gelegenheid gebruik beide zaken
te combineren.
Hierboven de aankondiging van het boek en hieronder
het artikel van André Rutten.

IMG_5627AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Het artikel verscheen in De Tijd op 18 februari 1972.


IMG_5627 01KopIMG_5632AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Het succes van Hella S. Haasse

Geen historische romans meer,
wel flash backs uit de historie

Hella S. Haasse heeft een groep kritische leraren op bezoek gehad, die na het zien van haar toneelstuk ‘Geen bacchanalen’ eerst laaiend enthousiast waren, maar bij nader inzien hoe langer hoe minder.
Het is niet maatschappij-kritisch.

“Dat is het ook niet,” zegt Hella Haasse.
“We hebben er samen uitvoerig over gepraat en ik geloof dat ik ze toch weer een beetje heb omgeturnd, dat ze toen weer wat positiever over mijn stuk dachten.
Het eigenaardige van het stuk is, dat het de groei naar een conflict laat zien, maar ophoudt als de conflictsituatie er is.
Alles is nog open.
Ik schrijf niet maatschappij-kritisch, maar wel vanuit een betrokkenheid bij het probleem dat ik aan de orde stel.
Ik zie mij zelf als schrijfster die de elementen van een probleem direct uitstalt in een bepaalde vorm.”
‘Geen Bacchanalen’ gespeeld door de Nieuwe Comedie, slaat wel erg goed aan.
Op een iets andere manier dan de voorstellingen die Cor Stedelinck en Lodewijk de Boer bij hetzelfde gezelschap gemaakt hebben,
Daar komt vooral een jonger publiek in drommen naar toe, bij Hella Haasse komen natuurlijk ook veel jongeren, maar een veel groter aantal ouderen.
De grote toeloop is, denk ik, hieruit te verklaren dat er een wereldje vertoond wordt, dat direct herkenbaar is voor iedereen die iets (ouders en zo) of veel (leerlingen en leraren) met scholengemeenschappen te maken heeft.
Het stuk maakt, ook misschien omdat er in feite geen enkele echt onsympathieke figuur in voorkomt, een erg eerlijke indruk.
“Pierre H. Dubois heeft me dat in ‘Het Vaderland’ verweten dat ik veel te zachtzinnig ben, te veel geloof dat de mensen het bijna altijd goed bedoelen.
Misschien heeft hij gelijk, maar ik geloof echt dat de meeste mensen helemaal niet zo kwaad zijn als zij misschien soms wel lijken.
Het pijnlijke is alleen, dat de beste bedoelingen soms helemaal verkeerd kunnen uitpakken.

IMG_5633AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasseIMG_5634AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasseIMG_5635AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Satire

In haar jongste roman ‘Huurders en onderhuurders’ (drie drukken binnen één jaar) ligt dat iets anders.
“De these ervan is het manipuleren van mensen door mensen, ook in kringen waarin je dat helemaal niet zou verwachten.
Maar het is geen tranche de vie. (Argus: slice of life; de weergave van alledaagse ervaringen in kunst en amusement)
Meer een satire, al ben ik daar misschien niet ver genoeg in gegaan.
In ieder geval is het een gelijkenis.
sommige vinden het een bezwaar dat het te schematisch is gebleven.
Toch heb ik dat bewust gedaan,
Soms moet je dingen sterk vereenvoudigen om ze duidelijk te laten werken.”
Ik schrijf maar even over wat er op de achterkant van ‘Huurders en onderhuurders’ staat: Een huis in een tuin (zo’n huis als omstreeks de eeuwwisseling wel bij het Amsterdamss Vondelpark is gebouwd) wordt bewoond door een echtpaar en zijn drie onderhuurders.
Deze vijf mensen, drie vrouwen en twee mannen, leven alleen in ficties, pathologisch, misdadig, geschiedschrijvend, primitief dagdromend.
Allen zijn zij ook min of meer dupes van elkaars illusies en vooral van de huiseigenaar, wiens onzichtbare hand en geheime handlangers veel noodlottigs teweeg brengen.
Er zijn veel spiegeleffecten in het boek, want het verleden in de geleerde geschriften herhaalt zich in het heden maar wordt niet opgemerkt en de “decadentie” die bestreden wordt.

Historische stof heeft Hella Haasse altijd aangetrokken.
Denk maar aan haar eerste grote roman ‘Het woud der verwachtingen’ uit 1949: het veelbewogen leven van Charles van Orléans, politicus en dichter uit het herfsttij der middeleeuwen, en aan ‘Charlaken stad’ (Argus: het staat er echt maar tegenwoordig noemen we het boek ‘De scharlaken stad’) uit 1953, het Rome en het pauselijke hof uit de zestiende eeuw, brandpunt van het wereldgebeuren en verzamelplaats voor grote mannen als Michelangelo, Macchielvelli, Aretino.
“Daar heb ik met volle inzet aan gewerkt,” zegt Hella Haasse,
“Een inzet die ik nu niet meer heb, ik zou het niet meer kunnen, die naïeve overgave aan het materiaal.
Ik wil er nu directer dingen van mezelf en van mijn tijd in betrekken.”
Historisch materiaal blijft me wel boeien, omdat je er dingen in kunt tegenkomen die nu weer gebeuren.
Je kunt historisch materiaal gebruiken om het te hebben over dingen van nu.”

IMG_5636AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Historie

In de roman ‘huurders en onderhuurders’ heeft ze ook historisch materiaal gebruikt, hetzelfde als in het toneelstuk, maar niet op dezelfde manier.
Materiaal uit de oude Romeinse geschiedenis: de bloedige onderdrukking door de Romeinse overheid van een uit het Oosten overgekomen ritus, de Bacchanalia.
In het toneelstuk heeft de rector van een scholengemeenschap daar in zijn jonge jaren een stuk over geschreven, dat gymnasiasten nu repeteren, in de roman is een schrijfster bezig daar een roman over te schrijven.
Rector en schrijfster zien het alleen maar als een brok interessante geschiedenis, zij merken geen van beiden op hoezeer de dingen die zij nu meemaken lijken op wat er toen gebeurde.
“Wat mij boeit is de manier waarop mensen samen een maatschappij weven, hoe de tijd, waarin zij leven, op de mensen inspeelt, hoe zij daardoor veranderen, in hun onderlinge verhoudingen, maar ook persoonlijk.
Als je zo werkt kies je natuurlijk wel personen of gebeurtenissen of tijdperken die voor jezelf relevant zijn, verhelderend voor je eigen kijk op de problemen, omdat je die daarin weerspiegelt ziet.
Wat de Romeinse Bacchanalia betreft, zoals Titus Livius ze in caput 39 beschrijft, die begrijp ik wel.
Ook het verzet ertegen.
Het is binnendringen van ervaringen, benaderingswijzen van buiten af in een vrij gesloten, starre, Romeinse maatschappijvorm.
Een uit noodzaak gesloten vorm, want een verdediging tegen wat er om heen was.
Bij de uitbreiding van Rome’s macht en territorium dringt er natuurlijk can alles binnen, infiltreren allerlei vreemde invloeden, die een proces van assimilatie op gang brengen.
Zo kwam ook die roesachtige Bacchusritus uit het Oosten Rome binnen.
De reactie van de Romeinen er op laat zich wel begrijpen.
Sommigen trok het erg aan, anderen waren er bang voor, vonden het staatsgevaarlijk, een dodelijke bedreiging van de eigen waardigheid.
Het was zoiets als de bijna mondiale uitbreiding van bewustzijnsmogelijkheden zoals die zich nu ook voordoet, waarbij je vreemde, andere elementen te verwerken krijgt.”

IMG_5637AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Dimensies

Hella Haasse is wel anders gaan schrijven dan toen ze begon.
“Ik schrijf tegenwoordig minder wijdlopig, geserreerder, strakker, compacter.
Zo romantisch als ik in ‘De verborgen bron’ was zou ik niet meer kunnen zijn.
De thema’s die ik kies houden zich altijd bezig met clusters, met verhoudingen tussen mensen.
Mensen die leven uit een geheim, uit een bron die zij ontdekken moeten vóór ze verder kunnen.
Mensen die voor de noodzaak van een innerlijke verandering staan.
De inhoud van die verandering wil ik zichtbaar maken.
Ik ben gaan proberen meer uit te laten komen hoe de onderlinge verhoudingen zich ontwikkelen en hoe daar ook persoonlijke ontwikkelingen bij voorkomen.
Ik vertel de gebeurtenissen, waarin die ontwikkelingen zich voordoen, door elkaar heen.
Daardoor ontstaat die kaleidoscopische indruk in mijn verhaalvorm.
Er zijn meerdere dimensies, verschillende facetten in de werkelijkheid, die ik wil laten zien.
Ik beschrijf niet iets van één standpunt uit.
Ik haal wat er gebeurt via het bewustzijn van meerdere personages naar voren.
Ik ben ook uit op een uitbreiding in de tijd.
Ik zet een handeling van heden tegen een parallel uit het verleden,
Ik werk met flash backs uit de historie om wat er nu gebeurt reliëf te geven en gemakkelijker te doen identificeren.”

IMG_5627 02Foto


Zoals eerder heb ik de tekst uitgetypt.
Dat maakt het zoeken in de tekst eenvoudiger, de
kwaliteit van het krantenartikel is na al die jaren moeizaam,
soms moeilijker leesbaar en het helpt mij om de tekst
helemaal goed door te nemen.
Ik probeer de spelling zoveel mogelijk over te nemen.
De Tijd was een deftige krant!

De kunst van het reizen

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek02ArtikelBovensteHelft

De Tijd van Zaterdag 29 augustus 1953. Uit de serie ‘Van week tot week’ door Jan Engelman: De kunst van het reizen – Niet veel zaaks in Rome. Een recensie van het boek van Hella S. Haasse: Klein reismozaïek. Italiaanse impressies. Het Wereldvenster, 1953.


Ik heb geprobeerd het artikel in te scannen en het dan
zo leesbaar mogelijk te maken.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kop01
JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kop02

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom01

Zoals eerder neem ik nu ook weer de hele tekst van het artikel op
zodat het goed doorzoekbaar wordt.

De postkoets
Reizen naar het buitenland worden tegenwoordig met groot gemak ondernomen, snel volbracht en met vlotheid ingelijfd bij de herinneringen.
voor de reispenningen maakt men een potje en de reisgenoot is meestal door en door bekend, dus aan die kant zijn er geen moeilijkheden.
Struikrovers komen alleen nog in romantische opera’s voor, al schijnt er enige neiging te zijn tot wederinvoering van het instituut, het paspoort verleent legitimatie en beveiliging in “all the countries of the world”, men heeft zelf alleen te letten op zakkenrollers, lieden die het op uw auto of valies voorzien hebben en de gewone pogingen tot afzetterij, die in Nederland even frequent zijn als in Napels.

Wat let u dus verfrissing , ontwikkeling en verruiming van de blik te zoeken, door de foldertjes der reisbureaux zo ruimschoots beloofd?
Ieder jaar een ander land!
Zó zit men in de Goudsbloemdwarsstraat op het duivenplat in de motregen en twee dagen later bakt men bruin op een strandje van Mallorca.
Honkvast is alleen nog Godfried Bomans, die is van het Spaarne en Brinkmann niet weg te slaan.

Een speciale categorie van reizigers wordt gevormd door de “culturelen”, dat zijn de mensen die in de gaten hebben, dat een cocktail, volgens internationaal recept bereid, in het Victoriahotel in Amsterdam precies eender smaakt als bij Danieli te Venetië of het Waldorf-Astoriahotel te New York.
Zij willen niet, als de Amerikanen, het Prado “doen” in drie kwartier en zij laten zich niet “cooken”.
Zij zoeken zelf, zo goed en zo kwaad als het gaat, en zij hebben het land aan de Baedeker met zijn onaantastbaarheden.
De primus bij deze improviserenden is voor lange tijd Bertus Aafjes, die zijn reis te voet heeft volbracht, nog een weinig

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom02

in de stijl van de middeleeuwers, die naar Sint Jacob van Compostella togen, n’en déplaise (geen aanstoot) de kwaadsprekerij van enig zijner geloofsgenoten, toen hij eenmaal terug was en van zijn ervaringen in dichtmaat verslag had gedaan.

Tot die z.g. culturele reizigers mag men ook grif rekenen Hella S. Haasse, die het vorig jaar met haar man en zijn Renault naar Italië is geweest en daarover causerietjes voor de radio heeft gehouden, die zij thans verenigd heeft in een door “Het Wereldvenster” uitgegeven boekje 1).
Zij is echter niet zo maar een cultureel reizigster, die voor haar genot reist, uit nieuwsgierigheid of “uit verlangen een lang in gedachten gekoesterd beeld te toetsen aan de onberekenbare en daarom altijd boeiende werkelijkheid”, zoals zij het uitdrukt.
Tot deze genotzieken behoorde, als ik me goed herinner, Louis Couperus.
Hoe bestaat het, dat wij zijn stukjes over futiliteiten, in het buitenland gezien en beleefd, nooit meer vergeten.

Hella S. Haasse heeft diepere bedoelingen gehad, voor haar is reizen het “ik”, het “wij” verplaatsen “in vreemde werelden, om tegen een altijd wisselende achtergrond, in onvoorziene omstandigheden, temidden van mensen, dingen en landschappen, die hun eigen-aardigheid niet op de eerste blik prijsgeven, dat “ik”, dat “wij” te zien in nieuwe scherper reliëf…”
Door middel van het a n d e r e wil zij bereiken een reek van confrontaties met het e i g e n e, dat steeds ervaren wordt als de zwaarste, meest omvangrijke, nooit en nergens achter te laten bagage….
Dat is dus niet gering, het doet haast denken aan hetgeen Thomas á Kempis heeft gezegd over het feit, dat men, waar men ook heen tijgt, altijd zichzelf meeneemt.
De schrijfster meent niet volledig te zijn, als zij die “instelling”, zo drukt zij zich uit, niet bekent.
Verwacht wacht echter niet, dat men over die bagage verder wordt ingelicht.
Zij waarschuwt ons: van dat “grottenonderzoek” zal verder geen sprake zijn.

Omdat ik aan dit artikel begon ben ik op internet gaan zoeken
naar genoemd boek en dat heb ik gevonden.

HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-01Band

Hella S. Haasse, Klein reismozaïek. Italiaanse impressies. Het Wereldvenster, 1953. niet de meest spannende boekomslag. Maar wacht even. Hoe zit het er aan de binnenkant uit?


HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-02SchutbladISpreekmeester

Dat is al veel beter. Het schutblad is misschien zelfs wel speciaal voor dit boek gemaakt door I. Spreekmeester. De tekenaar tekent een druk toeristisch en cultureel Italië.


HellaSHaasseKleineReismozaiekItaliaanseImpressiesHetWereldvenster1953-03Titelblad

Dit is het titelblad van mijn exemplaar van Klein reismozaïek.


Maar de rest van het artikel?
Dat volgt hier.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03TekstBoven

Wat er bij het reisje aan diepten is blootgelegd, het wordt ons onthouden.
In de plaats daarvan wil zij ons geven “enkele spiegelbeelden van een werkelijkheid, die ik kon zien, ruiken, betasten, zonder veel dieper door te dringen dan de oppervlakte”.
Inderdaad, dat heeft zij verricht.
Een zekere teleurstelling maakt zich meester van de lezer van haar voorwoordje, na die bekentenis.
Maar waarom eigenlijk?
Hij zou het met dat zien, ruiken en betasten best kunnen stellen, wanneer het maar met de nodige intensiteit was geschied.
De lezer denkt weer aan Couperus en zijn gekeuvel over de rijtuigjes in Rome.
Aan Aafjes op de rommelmarkt.
Maar niets daarvan!
Zij heeft vergeefs gezocht naar het grootste monument van cultuur, waarover de Baedeker de Eeuwige Stad pleegt te houden.

 

“De werkelijkheid is anders.
In die huizenzee op de zeven heuvels, in dat doolhof van straten, pleinen en stegen moet men vaal moeizaam zoeken naar de beroemde gebouwen, gedenktekens en ruïnes, die in onze verbeelding, gevoed door indrukken van lezen en platen kijken, al een eigen imposante gestalte gekregen hadden.
De levende, hedendaagse stad eist alle aandacht op.
Men komt tot de ontdekking, dat het Rome van de Baedeker en van kunstgeschiedenis niet bestaat.
Dat is een fata morgana, een schijnstad die alleen kunstmatig gehandhaafd wordt naast het Rome van 1952.
Nergens in Italië beseft men zo goed als in Rome, dat de antieke Latijnse wereld en ook de in Italië tot rijping gekomen renaissance-wereld even onherroepelijk verdwenen zijn als Atlantis”.

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03Foto

JanEngelmanDeKunstVanHetReizen-NietVeelZaaksInRomeDeTijd19530829VanWeekTotWeek01Kolom03TekstOnder

Dat lijkt mij een ernstige visie.
Het was tevens vreselijk warm in Rome, overdag tussen 32 en 37 graden en de Renault had grote moeite om tussen al die Lambretta’s en Vespa’s door te komen.
De fonteinen spoten niet, de bekoringen van het lustoord Tivoli bleven verborgen, bij de Villa d’Este was de entreeprijs te hoog.
Neen, het was niet veel gedaan, daar in die wijd vermaarde stad.
En tijd om tot September of October te wachten had men niet.
San Gimigniano moest nog gedaan worden, en Siena en Florence en een stukje van de Italiaanse Riviera, zij het cultureel en met verborgen grottenonderzoek.
Geen wonder dar al die pracht en praal van de barok toen niet meer leven wilde en dat Hella S. Haasse de Sint-Pieter maar een basiliek van pompeuze lelijkheid vond en alles erg profaan.
Zij deed wat volksstammen uit het Noorden hebben gedaan, die gaarne koeien met paarden of noten met perziken vergelijken, zij concludeerde dat de majesteitelijke rust van de kathedraal van Reims toch maar heel wat anders is en liet de koepel van Michelangelo en de getordeerde (=gedraaide) zuilen van Bernini voor wat zij zijn, een soort van verdacht theater, waarvan de “vergulde en bont gekleurde vormen niet meer corresponderen met het bestaansbewustzijn buiten de Bronzen Deuren”.
Ja, wat zal men daaraan doen?
Men beziet, beruikt en betast de dingen met de gretigheid van Couperus en Aafjes of men doet het wat gematigder.
Een feit is echter, dat de reisimpressies van de schrijfster geen flauw idee geven van de ziel en van de schoonheid van Italië, dat zij niet bemerkt heeft dat ook de ruïnes er nog levend en bewoond zijn, dat naast de luxe-badplaats Ostia fantastische opgravingen liggen en dat het onzin is om op de Janiculus te klimmen zonder het goddelijke tempeltje van Bramante op te merken.
Wat zij geeft is een reisverslag zonder kraak of smaak, dat haar doot legers van journalisten zonder pretenties verbeterd zal worden.
Hier en daar onderbreekt zij het om een stukje geschiedkundige compilatie in te lassen, korte levensbeschrijvingen van Bernardo Occhino, Da Vinci of Macchiavelli.
Maar alles geschiedt met een gebrek aan geestdrift en scherpte van blik, dat in geen verhouding staat tot de grootse uitingen van de menselijke geest waaraan zij zich waagt.
Kenmerkend daarvoor is haar schets van “de” Renaissance-mens.

Hella S. Haasse heeft zichzelf een beetje te veel meegenomen, toen zij op reis ging.
Zij had haar “ik” en haar “wij” eens moeten vergeten.
Heus, de Baedeker is een voortreffelijk boek.
Wanneer men gezien heeft wat er in staat, heeft men ongelofelijke schatten genoten, als het tenminste met dat zien, ruiken en betasten in orde is.
En wil men de Baedeker niet, neem dan het oude, mijnentwege verouderde, maar nog altijd voorbeeldige Italiaanse reisboek van Goethe ter hand, waar men lezen kan: “Sinds de dag dat ik Rome betrad, beschouw ik mij als voor de tweede maal geboren: een ware wedergeboorte heeft met mij plaatsgehad!”
Goethe begreep, dat men in een land als Italië op reis zijnde, alvorens een oordeel te kunnen uitspreken, alles bijeen moet zamelen, “uit een onmetelijke, ofschoon buitengewoon rijke hoeveelheid overblijfselen.”
Het is weinig vreemdelingen werkelijk ernst, iets grondig in zich op te nemen en te bestuderen, zo vervolgt hij.
Zij volgen slechts hun grillen en hun eigenwaan.
Misschien was de postkoets toch een cultureler vervoermiddel dan de Renault.

1) Hella S. Haasse: “Klein reismozaïek”, Italiaanse impressies.
Baarn, Het Wereldvenster, 1953.

Zelf heb ik het boek van Haasse nog niet gelezen.
Als we later dit jaar naar Italië op vakantie gaan,
met de nadruk op ‘Als’, dan zal ik het zeker meenemen en lezen.

Blogboekje

Even het laatste nieuws over het blogboekje.
Gisteren heb ik de titel donker blauw geverfd (ultramatijnblauw
om precies te zijn).
Ik heb de letters met olieverf geschilderd.
Dat is misschien niet het slimste/beste.
Maar die olieverf heb ik, ik zocht een mooie donkerblauwe kleur
en olieverfschilderijen maak ik toch niet.

 photo DSC_5569LatenWeBeginnen.jpg

Ik heb de titel op drie latjes gelegd.
In alle drie zit een klein spijkertje.
Op deze manier blijven de latjes, ook tijdens het verven,
goed liggen. De letters liggen niet op de ondergrond
waardoor je ook de zij- en binnenkanten goed kunt verven.

 photo DSC_5570blauwEnGebroken.jpg

De letters zaten niet allemaal even stevig aan elkaar.
van begin af aan is de verbinding tussen de ‘B’ en ‘O’ zwak geweest.
Dat zal ik morgen weer aan elkaar lijmen.
Nadeel van olieverf is de lange droogtijd.
De letters drogen nu al zo’n 16 uur
maar ze voelen nog steeds niet droog.

 photo DSC_5571BlogboekjeResultaat.jpg

De letters zijn weer aan elkaar gelijmd.
Die lijm heeft niet zoveel tijd nodig om te drogen.
Uiteindelijk komen al de letters op de kaft van het blogboekje.
Dus dat zel stevig genoeg zijn.

Ik heb gekozen voor dit blauw, blauwe kaft, blauwe titel en
blauw lint om het boekej in te binden, omdat ik in Italie
in de Scrovegni kapel de blauwe hemel van Giotto heb mogen bewonderen.

De kapel wordt op de website ‘Statenvertaling online – bijbel en kunst’ als volgt beschreven:
(http://www.statenvertaling.net/kunst/arenakapel.html)

Enrico Scrovegni was de zoon van Reginaldo Scrovegni, een steenrijke bankier in Padua. Reginaldo was een woekeraar: hij verdiende zijn geld door gebruik te maken van de zwakte van anderen. De Kerk veroordeelde dat als een doodzonde; Reginaldo mocht daarom niet in gewijde grond worden begraven en zijn erfenis zou niet aan Enrico mogen toekomen. Enrico had echter goede connecties en wist toch de erfenis binnen te halen. Als tegenprestatie moest hij zich aansluiten bij een lekenorde, die van de Cavalieri Gaudenti, en de onrechtmatig verkregen gelden teruggeven.

Tevens vroeg hij aan de stad toestemming voor de bouw van een kapel voor gebruik door zijn familie. In 1300 kocht Enrico grond, en in 1304 kon de kapel worden gewijd, aan de maagd Maria. In de tussentijd was de doelgroep van de kapel uitgebreid tot de gehele Cavalieri Gaudenti, waardoor het project bijdroeg aan Scrovegni’s boetedoening.

De Cavalieri Gaudenti stonden onder toezicht van een monnikenorde, die in 1305 bij de bisschop protesteerde tegen de vorderende pracht en praal van de kapel. Die vonden ze veel te uitbundig, en bovendien wilde Scrovegni zonder toestemming naast de kapel een forse klokkentoren bouwen. Het protest van de monniken werd gehonoreerd: verdere bouwactiviteiten werden verboden. De Florentijnse meester Giotto mocht zijn decoratie van het interieur gelukkig voortzetten.

De kapel staat bekend om de verbeeldingskracht en de kleurenrijkdom van Giotto’s fresco’s. Sommigen zien het ensemble als een artistiek hoogtepunt van de figuratieve kunst, enkel overtroffen door de Sixtijnse kapel van Michelangelo. Bijzonder is ook dat de werken ondanks hun leeftijd van 700 jaar vrijwel ongeschonden zijn; de kapel bleef ook gespaard bij luchtbombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De Scrovegni-kapel staat in de wijk Arena, vernoemd naar een oud Romeinse amfitheater.
Interieur

Hoewel de kapel gewijd is aan Maria, komt zij er karig af. Fresco’s over haar leven sieren de bovenste ring van een van de zijwanden. Op gelijke hoogte op de andere zijwand scènes uit het leven van de heiligen Joachim en Anna. De meeste ruimte is er voor een serie over het leven van Jezus, die de tweede en derde ring beslaat. De eerste ring toont de zeven zonden en de zeven deugden. Op de wand boven de ingang is het Laatste oordeel geschilderd.

Jan Fabre: Pietas, de publiciteitsfoto's

Jan Fabre is niet alleen een beeldend kunstenaar.
Hij is misschien vooral een theaterman.
Een met gevoel voor marketing.
Als je Jan Fabre opzoekt op het internet
stuit je gelijk op twee verschillende bedrijven.
Een voor zijn theateractiviteiten en een
voor zijn activiteiten als beeldend kunstenaar.
Een bedrijf dus als Damien Hirst.
Maar goed de tijd dat een kunstenaar moest lijden
ligt gelukkig ver achter ons.
Jan Fabre zorgt gewoon goed voor zichzelf,
zijn werk en zijn medewerkers.

Jan Fabre, Pietas, Installatiezicht, foto Pat Verbruggen.


Toen ik iets van de tentoonstelling in Antwerpen liet zien
aan mijn Chinese collega was hij eerst verward.
Hij spreekt heel aardig Nederlands maar ‘Pietas’?
Pie-tas? zei hij vragend.
Nee Pie-e-tas, antwoorde ik.
De correcte schrijfwijze is: Pixebta.

Waarom kiest een kunstenaar die graag blijk geeft
van grondigheid, van diepzinnige filosofie,
voor een verkeerd gespelde titel?


Jan Fabre, Fontein van het leven, mimesis van een miniatuur naar vorm en stijl, Pixebta III, Objecten van poxebtisch terrorisme, Pixebta I, Cocon, foto Pat Verbruggen.


Deze laatste foto toont drie onderdelen van het werk.
De basis wordt steeds gevormd door een stel hersenen.
Alle werken, behalve de veelkleurige cocons die aan het plafond hangen
en de goudkleurige vloer (het altaar), zijn van marmer.
Het witste marmer dat er bestaat.
Dat maakt het fotograferen ook zo moeilijk.
Het wit straalt zowat van de beelden af.

Om het makkelijk te maken hebben de drie onderdelen allemaal
hun eigen titel:
Fontein van het leven, mimesis van een miniatuur naar vorm en stijl, Pixebta III
Objecten van poxebtisch terrorisme, Pixebta I
Cocon

‘Objecten van poxebtisch terrorisme’ is een titel die ook gebruikt wordt
bij een opstelling in het MAS.


Jan Fabre, Barmhartige droom Pixebta V, foto Pat Verbruggen.


Als een kunstenaar met internationale ambities
moet de titel ook in het Engels: Merciful dream.
Het Frans raakt blijkbaar uit de mode in Belgixeb.

Dit zelfverklaard hoogtepunt van het werk
is geinspireerd op de Pietxe0 van Michelangelo.
Maar hier ligt niet Christus in de armen van een bedroefde Maria
maar Jan Fabre zelf in de armen van een vrouwenfiguur met een doodshoofd.
Net zoals de andere onderdelen van het werk
bevinden er zich veel insekten op het werk.
Vlinders, torren, enz.


Jan Fabre, Barmhartige droom (detail).


Jan Fabre, Fontein van het leven, mimesis van een miniatuur naar vorm en stijl (denk ik) en Cocon (detail).


Technisch is het erg verfijnd. Bijna kitsch.
Je krijgt daar een heel goed beeld van als je in pantoffels
over de gouden vloer schuifelt om op dit altaar
de diverse onderdelen van het werk in detail te bekijken.

Michelangelo

Er is niet veel werk van hem op mijn web log te zien.
Daar komt nu een verandering in.
Een mooie serie schetsen uit een tentoonstelling
die op dit moment in de Verenigde Staten wordt gehouden.

Michelangelo Buonarotti, Christ in limbo, 1530-1533.


Michelangelo Buonarotti, detail van Het Laatste Oordeel, 1541.


Michelangelo Buonarotti, Porta Pia, 1561-1565.


Michelangelo Buonarotti, Sacrifice of Isaac, 1535.

Michelangelo kiest net als Rembrandt voor het dramatische moment
waarop de engel Abraham op het laatste nippertje stopt
het offer te brengen (het doden van zijn zoon, zijn enige kind Isaak).


Michelangelo Buonarotti, Floor plan San Giovanni, 1559-1560.

Michelangelo bouwde (mee) aan vele kerken.
Onder andere deze San Giovanni dei Fiorentini.


Michelangelo Buonarotti, schetsen voor de Sixtijnse Kapel.

Michelangelo Buonarotti, schetsen voor de Sixtijnse Kapel (detail).


Michelangelo Buonarotti, studie voor 3 figuren.


Michelangelo Buonarotti, Studie voor vestingwerken.


Michelangelo Buonarotti, Studie voor hoofddeksel.


Michelangelo Buonarotti, Studie voor kolommen.

Michelangelo Buonarotti, Studie voor kolommen (detail).


Michelangelo Buonarotti, Study for head of Leda, 1529-1530.


 

Diptieken in Antwerpen

Vandaag begint dan de tentoonstelling met vroeg Nederlandse diptieken.
Volgens mij zeer de moeite waard.

In een internationale nieuwsbrief vond ik het volgende:

Hans Memling: de Maagd met Kind & Maarten van Nieuwenhove, 1487.

Lees verder