Denken over oorlog en vrede

Vierhonderd jaar geleden verscheen het boek ‘Denken over oorlog en vrede’
dat geschreven werd door Hugo de Groot.
Zijn werk is in de huidige instabiele wereldpolitiek nog steeds actueel en
daarom is het een goede reden zijn boek in te binden.

Als mogelijke bindmethode werd door Stichting Handboekbinden de ‘spitselband’
voorgesteld door twee artikelen van de hand van Karin Cox.
Mevrouw Cox verwijst naar een beschrijving van Peter Goddijn in zijn boek
‘Westerse boekbindtechnieken van de Middeleeuwen tot heden’.

In een serie blogberichten probeer ik te doorgronden wat dat is
‘een spitselband’ en hoe het bindproces in elkaar steekt.
Dat doe ik voordat ik aan het binden ga beginnen.
Daarvoor loop ik de stappen die Cox en Goddijn aandragen door en
probeer ze te begrijpen.
Daarna besluit ik wat ik wel en niet ga doen.

Laat ik deze keer eens beginnen bij het woord ‘spitsel’, daar
zit misschien iets in van het woord ‘spits’?

‘Spitsel’ volgens het Groot woordenboek der Nederlandse taal:

patroon voor kantwerksters

Je snapt dat deze betekenis niet de betekenis is
die schuilt achter de term ‘Spitselband’.
Of toch?

Nog eens verder zoeken.

‘Kneep en binding’ biedt een oplossing.
Als je zoekt in het document komt het woord op 2 pagina’s voor waarvan
één in het overzicht Nederlandse termen (index).
In de tekst komt het woord ‘spitsel’ voor in een soort van bijrol.
Bij 52.8 (op pagina 69), onder onderwerp 52 worden ‘omslagen’ besproken.
Bij 52.8 betreft het een verklaring van de ‘doorgehaalde binding’:

“binding die dichtbij het scharnier tussen rug en plat door een doorboring (spleet) in omslag of bekleding naar buiten treedt en zeer dicht daarbij door een tweede doorboring weer naar binnen”.

Okay, dat helpt enorm om te begrijpen wat een spitselband eigenlijk is.
Je bindt de katernen aan elkaar en aan stroken perkament die later
door de boekband naar buiten gaan en meteen weer naar binnen.
Als je dat een beetje aantrekt dan helpt de stug- en stijfheid van het perkament
om een boek te binden zonder (veel) lijm te gebruiken (denk ik).

Om dan te vervolgen met:

“Vaak wordt slechts een smal deel van de binding doorgehaald (dit smalle deel heet spitsel);”

Nu zijn we er.
Er staat ook een tekening bij die dit verduidelijkt.

WKGnirrepJPGumbertJASzirmaiKneepEnBindingEenTerminologieVoorDeBeschrijvingVanDeConstructiesVanOudeBoekbandenDoorgehaaldeBinding

Deze tekening komt uit: WK Gnirrep, JP Gumbert, JA Szirmai, Kneep en Binding – Een terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude boekbanden, de tekeningen zijn van JA SZirmai. Je ziet, te beginnen links, de katernen, de kettingsteek, een spitsel – meegebonden en gevouwen naar de vorm van het boekblok en dan rechts de perkamenten bekleding waar de spilsel doorgehaald is.


Okay, nu snap ik beter wat ik ga maken.
Ik heb al eens een band gemaakt waarbij de perkamenten stroken, gedraaid
als veters, door de band werden gehaald en op de rug werden gebonden.
Dit lijkt me een soort ‘verbeterd model’.

Ik zeg niet dat als ik het begrijp wat ik moet maken, ik het ook kan maken,
maar de kans van slagen neemt wel toe.

Wat zeggen Cox en Goddijn over hoe je de spitsels moet maken?

Onder het kopte ‘nodig’ noemt ze ‘stroken soepel perkament voor de bindingen’.
Verderop in de tekst krijg je meer detailinformatie die ik al een keer vermelde.
Samenvattend: drie stroken van 1 cm breed en 20 cm lang en de
‘achtersteeksels’ zijn 1 cm breed en 4,5 cm breed.
De 4,5 cm is waarschijnlijk mede afhankelijk van de breedte van de rug.
De 15 katernen zijn waarschijnlijk 3,5 cm breed (?).
Mijn 20 katernen zijn bijvoorbeeld ruim 4 cm.

In het tweede artikel staat dan nog:

‘Rijg de spitsels door de gleuven. Knip hiervoor de uiteinden van de spitsels schuin af.’

De tekst maakt duidelijk dat de spitsels door het perkament van de boekband zal worden geregen aan zowel de vóór- als achterkant van het boek.

De tekst van Goddijn zegt op pagina 155:

‘8 stroken kalfsperkament van 1 cm breed en twintig cm langer dan het boek(blok, aanvulling Argus) dik is en waaraan aan één zijde een punt geslepen is’

Maar ook bij Goddijn worden de spitsels later nog smaller gesneden
aan de uiteinden. Ook hier gebeurt dit aan vóór- en achterzijde.

Intussen is mij in beide teksten al duidelijk geworden dat
er naast de spitsels en de boekband nog meer perkament
nodig is!

Maar daarover later.

AI (Copilot) geeft aan dat mijn tekst zekerder mag overkomen.
Ik gebruikt ‘waarschijnlijk’ en ‘denk ik’ maar dat doe ik bewust.
Zelf heb ik dit boek nog nooit gemaakt dus pas over een tijd,
als mijn exemplaar is ingebonden, kan ik deze tekst nog een keer
schrijven met meer zelfverzekerdheid en overtuiging.
Vandaag is dit nog steeds een verslag van mijn voorbereiding.

En de titel is natuurlijk niet spannend genoeg 🙂

Denken over oorlog en vrede

Voor het boek van Hugo de Groot dat ik wil gaan inbinden
in een binding genaamd: spitselband, heb ik textiel nodig
om de rug te versterken.
Peter Goddijn noemt het ‘Overlijmstroken’ en Karin Cox
spreekt van ‘shirting’.

Dus ik ben vanochtend op de weekmarkt op zoek geweest naar textiel.
Meestal bebruik ik voor mijn boeken een gaas.
Moderner materiaal voor moderne boeken.
Maar om de 400 jaar oude tekst op een 16e/17e eeuwse manier
in te binden kan ik ook wel eens een stuk textiel kopen: popeline.

IMG_6834Shirting


Denken over oorlog en vrede: wel/geen naaibank

In een paar berichten probeer ik te doorgronden hoe ik het
boek ‘Denken over oorlog en vrede’ het best kan gaan inbinden.
Daarbij lees ik het artikel van Karin Cox in het magazine
van de Stichting Handboekbinden over de spitselband.
Daarnaast lees ik de beschrijving van deze band in het boek
van Peter Goddijn ‘Westerse boekbindtechnieken van de Middeleeuwen tot heden’.

Eén zin in het artikel van Karin Cox sprong mij in het oog:

‘Het boekblok wordt zonder naaibank met een rondslag op de perkamenten bindingen genaaid met bij het eerste en laatste (schutblad)katern een extra naaisteekje door de binding heen’.

Een lange zin met erg veel informatie.
Eerst viel me de opmerking over het naaibankje niet op.
Mijn oog viel vooral op ‘rondslag’, ‘perkament’ en
‘extra naaisteekje door de binding heen’.

Rondslag (en de varianten er op) staan gelukkig correct beschreven
als een naaisteek in ‘Kneep en binding’, pagina 38 en verder.
Daar is sprake van ‘enkele rondslag’, ‘dubbele rondslag’ en
bijvoorbeeld ‘spaarslag’.
Dit boek is als lid van Stichting Handboekbinden te raadplegen op hun website.

KneepEnBindingRondslagPagina38

Kneep en binding, pagina 38. Hier zie je het begin van de toelichting van het begrip ‘Rondslag’. De afbeelding legt goed uit wat er met rondslag bedoeld wordt, denk ik.


Als ik een bandzetter ga maken dan is het naaien van de katernen
eigenlijk het stevig aan elkaar rijgen met naaigaren,
van de verschillende bladen papier en de katernen aan elkaar.
Bij de rondslag verbind je de bladen papier en katernene ook
nog eens aan stroken perkament door de draad rond de strook
perkament te slaan. Zie afbeelding hierboven.

Perkament, voor alle duidelijkheid, volgens Co-Pilot maak je het zo:

Perkament maken begint met het schoonmaken van een dierlijke huid, gevolgd door ontharen, weken in kalkwater, schrapen, strekken, drogen op een raamwerk en polijsten tot een glad oppervlak. Handmatig vakmanschap!

Dus perkament is een dierenhuid, een soort van broertje van leer.

Extra naaisteekje.
Bij het artikel van Karin Cox staat een foto waarop goed te zien is
wat dat extra naaisteekje betekent.
In het midden van de perkamenten strook waarop de katernen genaaid zijn
zie je het extra gat. Bij het eerste en laatste katern zie je midden
van de strook nog een gat waar daar de draad door gaat.
Er staat in het artikel ook een schema waarop te zien is hoe
een rondslag wordt gemaakt en hoe een rondslag met een extra naaisteekje werkt.

MagazineStichtingHandboekbindenExtraNaaisteekjeFoto

Een van de mooie foto’s bij het artikel in het magazine van Stichting Handboekbinden. De foto’s in het artikel (en dus ook deze) zijn van Marijke Bell-van Eerd.

Dus het extra naaisteekje is nog een extra element bij het
aan elkaar verbinden van bladen papier, de katernen en de stroken perkament.
Je maakt hierbij, speciaal voor dit exemplaar van het boek,
als het ware een stramien tegen/met de rug.
Dat stramien gaat stevigheid geven aan het boekblok en
gaat helpen om het boekblok aan de boekband vast te maken.

Maar het leukste vond ik de opmerking ‘Het boekblok wordt zonder naaibank’.
Zonder naaibank, waarom?
Het boek van Peter Goddijn geeft daar een antwoord op,
misschien niet ‘het’ antwoord, maar wel een hele nieuwe blik
op boekbinden voor mij.
Op pagina 155 van het boek ‘Westerse boekbindtechnieken….’ staat:

‘Het boek wordt genaaid volgens een methode zoals deze vanaf de 17e tot de 19e eeuw werd toegepast. Er werd niet met een naaibank gewerkt.’

Die manier beschrijft vervolgens Godd\dijn en, in mijn woorden,
is een methode waarbij je als boekbinder een soort van naaibank zelf maakt.
Een plank met gaatjes (4 gaten voor het model dat Peter Goddijn beschrijft,
op juiste afstand). In die gaatjes plaats je 4 stukken ijzerdraad
(een lange spijker kan ook).
Tegen die stevige ijzerdraad plaats je later de katernen met hun rug
om de katernen te naaien.
De eenvoudige naaiplank schetst Peter Goddijn in zijn boek.
Dat ziet er dan als volgt uit:

IMG_6813PeterGoddijnWesterseBoekbindtechniekenPagina155

Peter Goddijn, Westerse boekbindtechnieken van de Middeleeuwen tot heden, pagina 155. Op de tekening lijkt hij lange spijkers te rekenen, daartegen de stroken perkament waar het laatste katern op ligt. Bij het binden van een boek begin je bij het laatste katern en werk je vervolgens naar het eerste katern toe.


Maar waarom?
Op pagina 168 geeft Peter Goddijn de reden:

‘De katernen werden niet met behulp van een naaibank genaaid. Het opspannen nam teveel tijd in beslag en was daarom te duur voor deze goedkope bindmethode ‘.

Goedkoop, een heel Hollandse reden dus.

Eerlijk gezegd denk ik dat ik toch mijn naaibankje ga gebruiken.
De methode die Peter Goddijn beschrijft is sympathiek maar
ik vrees dat dit avontuur voor mij al ingewikkeld genoeg is.
Maar ik ben nog niet begonnen, dus wie weet….

Ook bij deze tekst heeft Co-Pilot geholpen.
Als ik een tekst helemaal over neem van Co-Pilot (zoals bij het
maken van perkament) dan staat dat er bij. Ik gebruik Co-Pilot
vooral om de structuur van het bericht te verbeteren.

Denken over oorlog en vrede

Om te beginnen heb ik mijn versie van het boek in losse katernen
onder de boekenpers gelegd. Niet in de boekenpers, maar eronder.
Het boek is groot, de bruto maten (de katernen zijn nog niet
op maat gesneden, dat doe je pas later) zijn ongeveer 30 hoog en
21 breed. Dat past wel in de pers maar de katernen lijken al
behoorlijk geperst en de gietijzeren pers geeft uit zich zelf
al heel wat druk.

Het zijn 19 katernen: 18 daarvan zijn bedrukt, één katern is
onbedrukt en bestaat uit 4 dubbelbladen.
Dat is later nog van belang.

Het eerste wat ik doe is de teksten lezen. Ik begin met de
tekst van Karin Cox.

Die tekst is bedoeld om een boekmodel te maken (een boek met
onbedrukte, lege pagina’s om te oefenen). Daar heb ik niet voldoende
perkament voor. Maar ik gebruik haar beschrijving en die van
Peter Goddijn om er voor te zorgen dat ik de aanpak begrijp.

Mevr. Cox vertrekt van vellen papier die ongeveer dezelfde maten
hebben als het boek wat ik wil maken:
13 + 2 katernen van Bruto 18 bij 12,5 centimeter (netto 17 bij 12)
De 2 katernen die ik apart vermeld zijn schutbladen.

Dus is ga een boek maken met 18 + 2 katernen van 25 bij 17.
De 2 katernen zijn schutbladen. Die maak ik door het 19e katern
van 4 dubbelbladen om te zetten naar 2 katernen met elks 2 dubbelbladen.

Dat klinkt misschien ingewikkeld maar is eenvoudig.
Het 19e katern ziet er zo uit:

IMG_6792DenkenOverOorlogEnVredeSchutbladkatern

Dit is het schutbladkatern zoals ik het kocht als onderdeel van het boek in losse katernen bij Stichting Handboekbinden.

IMG_6793DenkenOverOorlogEnVredeKatern1BladBrederDanHetAnder

Zoals alle dubbelgevouwen katernen is één kant breder dan de ander. Het onderste deel steekt dan ook bijna een centimeter uit.

IMG_6794DenkenOverOorlogEnVrede!Katern4Dunnelbladen

Als ik het katern helemaal openvouw dan zie je 4 delen, met elk in het midden een sterke top- of dalvouw. In jargon 4 dubbelbladen. Voor het schutbladkatern zijn slechts 2 dubbelbladen nodig. Daarom kan je hier eenvoudig 2 katernen van maken.

IMG_6795DenkenOverOorlogEnVredeEenKantGeperforeerd

Eén vouw is ‘geperforeerd’.

Met de hand kon ik van 1 katern er eenvoudig 2 maken.

IMG_6796DenkenOverOorlogEnVrede2Katernen

De twee katernen. Boven opgevouwen en onder opengevouwen.


Het uitgangspunt van mijn boek is, op aantal katernen en afmeting na,
verder hetzelfde als in het artikel.

UitgangspuntKaternen01

Twintig katernen, liggend op elkaar met de rug naar je toe. Het onderste en bovenste katern zijn onbedrukte, schutbladkaternen.


Mevr. Cox spreekt van drie bindingen, drie sets van stroken perkament:
– drie lange stroken (1 cm breed, 20 cm langer dan dikte boekblok)
– drie achtersteeksels (term van De Bray) (1 cm breed ongeveer 4,5 cm lang)

Het idee is dat de katernen samen met de stroken perkament genaaid worden.

Daarvoor verdeel je de rug van het boekblok in vier gelijke delen.

UitgangspuntKaternen02 VerdeelIn4

Als ik ga naaien dan komen daar, op de blauwe lijn, de stroken perkament.

UitgangspuntKaternen03 Perkament

De gaten om te kunnen naaien bevinden zich ongeveer op de plaats
van de rode stippen. Let op de schutbladkaternen hebben extra gaten (groen):

UitgangspuntKaternen04 Prikgaten

In een volgend bericht eens gaan zien hoe Peter Goddijn
dit eerste deel van het artikel aanpakt.

Denken over oorlog en vrede

Terwijl ik even moet wachten op het vastnaaien van de verschillende
losse elementen op de theedoek begin ik aan een nieuw boek.
De theedoek gaat dienen als boekbandbekleding voor het Boekenweekgeschenk
van 2025: De Krater van Gerwin van der Werf.
Het nieuwe boek is ‘Denken over oorlog en vrede’.

IMG_6789DenkenOverOorlogEnVredePerkamentEnBoek

Perkament en boek.


Bij het binden van dit bijzondere boek sta ik voor een aantal uitdagingen:
– het is het grootste boek dat ik ingebonden heb
(zeg maar 17 cm breed en 25 cm hoog)
– het wordt een oude Nederlandse binding: de spitselband
– het wordt een perkamenten band
– ik ga de beschrijving daarvoor volgen van Karin Cox
(magazine van Stichting Handboekbinden, nummer 3 van 2024
en nummer 1 van 2025) en de beschrijving van Peter Goddijn,
pagina 154 – 161 van het boek: ‘Westerse boekbindtechnieken
van de Middeleeuwen tot heden’)
– heel praktisch: ik vermoed dat het dikke boek niet in 1 keer
in mijn snijmachine past
– ik heb nog 2 resten perkament gevonden in mijn voorraad en
hoop het boek daarmee te kunnen maken
– mijn ervaring met het boek van Peter Goddijn (en met andere
boeken over boekbinden) is, dat ik de tekst wel een aantal keren
moet lezen om hem te begrijpen.
De schrijvers weten vaak zo goed hoe de betreffende binding
gemaakt moet worden, dat ze vergeten hoe het voor een beginner is.

‘Denken over oorlog en vrede’ is een uitgave in losse katernen
van de Stichting Handboekbinden.

De aankondiging van het boek stond in het magazine van de Stichting,
nummer 3 van 2024.
Mijn exemplaar zal te laat gereed zijn voor de tentoonstelling
in het Slot Loevestein, later dit jaar.
Op die tentoonstelling zullen exemplaren van collega binders te zien zijn.
De aanleiding van de tentoonstelling en de uitgave van het boek
is het feit dat het in 2025 400 jaar geleden is dat het boek
‘Iure belli ac pacis’ van Hugo de Groot verscheen.

Wikipedia:

De iure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede) is een boek van Hugo de Groot uit 1625. In dit boek wordt beschreven wanneer een staat of soeverein vorst het recht heeft om een andere staat of soeverein vorst aan te vallen, en op welke manier dat dient te gebeuren. Het is oorspronkelijk in het Latijn geschreven, zoals in die tijd gebruikelijk was.

De serie:

Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland is een twintigdelige boekenserie, tussen 1986 en 1993 verschenen bij uitgeverij Ambo. De serie stond onder redactie van Michael Petry en Jan Sperna Weiland, beiden hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en vanaf 1990 ook van de latere bijzonder hoogleraar aldaar Henri Krop.

Elk deel van de serie is gewijd aan een voor een bepaalde periode en stroming belangrijke Nederlandse wijsgeer, van wie een tekst of een bloemlezing uit zijn werk werd opgenomen. De delen zijn telkens verzorgd door een ter zake kundige, die het werk heeft ingeleid en van commentaar voorzien.

De uitgave van de Stichting Handboekbinden betreft deel 8
van de serie Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland.
Dit boek uit 1991 is verzorgd door en voorzien van een inleiding en
annotatie door A.C. Eyffinger en B.P. Vermeulen.

Ard van der Steur (advocaat en onder andere voormalig minister van Justitie)
gaf aan boekbanden voor zich te zien ‘met prikkeldraad, of brandvlekken, of
kogelgaten’ en daar kan ik me wel wat bij voorstellen.
Maar ik kies de ‘eenvoudige’ spitselband omdat die band ontwikkeld is
in de tijd waarin de tekst geschreven werd en een soort van
Nederlandse achtergrond heeft.

Een heel verhaal, maar dat geeft het boek een beetje een plaats
in de Nederlandse geschiedenis.

Naast de technische aspecten van het boekbinden, zijn er ook historische
aanleidingen die dit project extra betekenis geven. Eén noemde ik al:
het is 400 jaar geleden dat het boek verscheen.
Maar de actualiteit van 2025 (de Russische oorlog tegen Oekraïne,
de Amerikaanse agressie rond de Golf van Mexico en Groenland,
de wereldwijde handelsconflicten, de Chinese agressie richting Taiwan)
onderstreept het belang van dit werk van Hugo de Groot.
Dat verdient een mooie binding en die ga ik proberen te maken.

China reisverslag / travelogue 48

De Verboden Stad is werkelijk een van de juweeltjes
op het gebied van geschiedenis, kunst, pracht en praal.
En zoals we allemaal weten bestaan er prachtige juwelen
maar er zijn ook bloeddiamanten.
Ook in China heeft de geschiedenis vele gezichten.
Dit is een van de laatste blogs over deze Forbidden City
van keizers, eunuchen, politiek, strijd, oorlog, geweld,
totalitarisme, communisme, belangrijke filosofie,
godsdienst, muziek, culinaire hoogtepunten,
koloniale politiek, generaals en prinsen.
Op 4 oktober 2009 had ik de kans daar een dag rond te lopen
en te genieten van al het moois dat er te zien is.
In deze blog een selectie.



Een van de zogenaamde topstukken van het Palace Museum. Met plastic draadjes wordt deze schitterende gouden schenkkan veilig getoond.


Gold ewer, embossed with designs of clouds and dragons, Qianlong period, Qing dynasty, 1736 – 1795. Dit is een van de vele foto’s uit het boek The Palace Museum dat ik in Beijing kocht.

Embos slaat op een techniek waarbij een ontwerp in bijvoorbeeld
metaal wordt aangebracht door heel specifiek druk
op het metaal uit te oefenen.
Het ontwerp dat hier gebruikt is zien we vaak in China:
wolken en draken.



Stone drums, Stenen trommels. Een wel heel bijzondere afdeling in het museum is een verzameling stenen trommels. Van dit soort voorwerpen had ik niet eerder gehoord. Maar het zijn geen stenen muziekinstrumenten maar de oudste stenen met inscripties van het klassiek Chinese schrift. Er bestaan oudere teksten op bijvoorbeeld bronzen voorwerpen, aardewerk potten of orakelbeenderen. Foto’s maken was zeer zeer moeilijk omdat het schrift maar moeilijk te herkennen was op deze grote stenen.

Foreword.

Stone drums refer to a group of inscribed granite and are named for their drum-like shapes. Stone drums are the earliest stone inscriptions found so far in China and date back to the 11th year of Xiangong’s reign in the state Qin (374 B.C.).
Stone drum inscriptions recorded the hunting activities of the Qin-ruler in the form of four-character poems so as to eulogize Xiangong Qin and leave him a good name for ever in history.
Stone drum inscriptions stand a unique and important place in Chinese history as well as in the history of literature, philology and calligraphy.

Inleiding.

De term ‘Stenen trommels’ verwijst naar een groep granieten voorwerpen
met inscripties, die hun naam danken aan hun trommelvorm.
Het zijn de oudst bekende inscripties in steen in China
en stammen uit 374 voor Christus
(het elfde jaar van de regeerperiode van Xiangong).
De inscripties leggen de jachtactiviteiten van de Qin-heerser vast
in de vorm van gedichten van steeds vier karakters.
De gedichten herdenken Xiangong en laten een goede indruk
van hem achter in de geschiedenis.
De stenen trommels nemen een unieke en belangrijke plaats in,
in de Chinese geschiedenis, de geschiedenis van de literatuur,
de de bestudering van oude talen en in de kalligrafie.



Ning Shou Gong, Palace of peace and longevity.



Nog een draak.



In deze museumstad zijn niet alleen de voorwerpen die er uitgestald staan de moeite van het bekijken waard maar de gebouwen zelf vragen ook veel aandacht. Ook hier zou de schoonmaker en een likje verf wonderen doen. Maar de Verboden Stad is zo enorm groot. Men zal daar continue mee bezig zijn.



Nog een grote bewaker.



Een voorbeeld van de vele schilderingen op de balken van al deze paleizen, hallen, poorten, huizen enzovoort.



Music Maestro!



Details.



Dat is weer eens wat heel anders dan een plafond witten.



Keizerlijk zegel van sandelhout met het Huang Di Zhi Bao kenmerk (the treasure of the emperor-kenmerk).



En dat is een plafond aan de binnenkant.



Met boven de deur een fantastische versiering.



Een grote vleermuis.



In detail.



Dit meest afgezonderde deel van de Verboden Stad had een eigen operapodium. Voor het vermaak van de keizerlijke familie.



Helaas van achter glas.



Kom er maar eens om bij Ikea.



Kijk nog eens naar de details. Het kamerscherm met de bloemen en vogels, de kleuren van het scherm en de bank, de olifant die de standaard op zijn rug draagt. Haast te veel om te zien en op te noemen.



Onderdelen van de operakostuums.



Uit ongewoonlijk grote stukken bijzondere steen (zoals bijvoorbeeld jade) werden voorwerpen gemaakt als waarvan dit een heel klein detail is. Soms beelden ze een berg uit.



En soms zijn er ook dingen verboden in de Verboden Stad.