Het maken van past paper ben ik steeds begonnen met een kwast.
Daar smeer ik wat klodders paste op een stuk papier.
Ook een tweede techniek werkt goed: maak met een spons
eerst beide zijdes van het papier vochtig. Breng daarna,
met de spons, de paste op het papier aan en maak daarin de vormen.
Beide manieren hebben elk zo hun voordelen.
Ik begon met rood en een kwast verf op het papier te zetten. mooie daarvan vind ik is dat je kunt proberen de eigenheid van een verfstreek te behouden. De oneffenheid in de paste heeft effecten die je pas wat later helemaal kunt zien. Als je er met een kam doorheen gaat blijft de paste nog een lange tijd uitvloeien. Daardoor verdwijnen wel eens vormen die je eerder hebt aangebracht. Er is overigens een relatie tussen de dikte van de paste en de optimale dichtheid van de tanden van de kam.
Als je te veel paste op het papier zet dan zullen meerdere bewegingen met verschillende kammen nodig zijn om een blijvende indruk te bewerkstelligen.
Maar door verschillende bewegingen met kwast of spons is het soms dat je aan het schetsten bent met, in dit geval, rode lijm.
Als het past paper droog is kun je er eenvoudig kleuren aan toevoegen. Dat kan met bijvoorbeeld acryl. Dat moet niet met paste.
Hier heb ik met een bamboe-pen (die ik eerder alleen met inkt gebruikt had) het woord Argus geschreven. Als ‘inkt’ heb ik deze keer de rode paste gebruikt. Maar soms geeft de pen nog steeds zwarte inkt af. Dat komt de volgende keer beter naar voor als ik een tweede bewerking ga toepassen.
Dit is nat op nat met ecoline. Dan met een kam.
Zo is het toch voor iedereen eenvoudig om leuk schutpapier te maken. Werken met een spons om de lijm op het papier te zetten kan een veel rustiger beeld geven.