Het Been, het Boek en de Cello

Ik ben een liefhebber van margedrukwerk.
Net als commercieel drukwerk kent ook margedrukwerk een grote variatie
aan vormen en uitvoeringen.
Het zijn precies die vormen en uitvoeringen die dat margedrukwerk
zo interessant maken, soms geldt dat ook nog eens voor de inhoud.

Met enige regelmaat koop ik werk van de Statenhofpers uit Den Haag.
Ongeveer 10 dagen geleden kocht ik ‘Het aanwezige been’
geschreven door Arnon Grunberg.
Ik ben geen kenner van Grunbergs werk.
Van zijn bekendste werken heb ik er opmerkelijk genoeg
nog geen een gelezen.
Ik schaam me (heel even).

Maar Grunberg waardeer ik vanwege zijn standpunten in het publieke
debat, zijn brede interesse in literatuur en zijn optredens.

IMG_7171StatenhofpersArnonGrunbergHetAanwezigeBeen

Statenhofpers, Arnon Grunberg, Het aanwezige been.


Maar als er dan een kort verhaal van hem verschijnt bij een
uitgever/margedrukkerij als de Statenhofpers dan koop ik dat.
Want zoals steeds bij boeken van de Statenhofpers, is het een prachtig
verzorgd boek geworden, met oog voor detail.

Grunberg schreef het verhaal voor de Cello Biënnale, waarom het
verhaal toen niet gebruikt werd, weet ik niet.
Het lijkt me er heel geschikt voor.

Vervolgens werd het aangeboden aan de Carbolineumpers
van Boris Rousseeuw. De bekende Vlaamse margedrukker, waarvan
eerder op mijn blog aankopen langs kwamen, overleed voordat
het verhaal kon verschijnen.

IMG_7172StatenhofpersArnonGrunbergHetAanwezigeBeen

Statenhofpers, Arnon Grunberg, Het aanwezige been.


Nu zijn het Jaap Schipper en Christianne Duchateau die het
werk uitgeven.
Met een mooie, eenvoudige maar opvallende band met de naam van de
auteur en de titel van het boek opzij van de rug in gouddruk.
Het uitgeversmerk staat midden op de band, in relief – blinddruk,
in handgeschept Khadi (papier) uit Nepal.
Dat papier voelt aan als vilt en bevat oneffenheden en
kleurnuances, die het zo interessant maken.

IMG_7173StatenhofpersArnonGrunbergHetAanwezigeBeen

Het boek bevat een piëzografie (reproductie) van een tractorschilderij!
De twee ‘hoofdstukken’ beginnen ieder met een grote hoofdletter
in rood gedrukt.
Voor de tekst gebruikten de zetter Chang Chi Lan-Ying en de drukker
Jan de Jong het lettertype Monotype Goudy Old Style en Goudy Titling.
Een lettertype ontworpen in de Verenigde Staten en uitgebracht door Monotype.

IMG_7174StatenhofpersArnonGrunbergHetAanwezigeBeenGabriëlKousbroekTraktorschilderij

De piëzografie van het olieverfschilderij van een tractor door Gabriël Kousbroek.


Dus een boek waar weer veel aan te beleven valt en dan heb ik het
nog niet over de inhoud gehad.

Het eerste deel van het verhaal ademt een sterk Amerikaanse sfeer uit.
Deel twee van het verhaal neemt plotseling een afslag en richt
zich op de benen van een van de personen.
In deel één van het verhaal heeft die persoon beide benen nog
maar in deel 2 mist de persoon het linkerbeen.

Dat linkerbeen is niet het been van de titel, want die spreekt
van ‘het aanwezig been’.
Zeker voor een leek lijken beide benen van een cellist belangrijke
lichaamsdelen bij het spelen op de cello.

Een voor de hand liggende afsluiter is dan dat Grunberg ons
in dit verhaal op het verkeerde been zet.
Maar wat is, in dit verband, het verkeerde been….

IMG_7175StatenhofpersArnonGrunbergHetAanwezigeBeen


Om het oeuvre van Arnon Grunberg een beetje in context te plaatsen,
hier een kleine greep uit zijn bekendste titels:

Tirza – Een beklemmende roman over een vader-dochterrelatie die ontspoort. Bekroond met o.a. de Libris Literatuur Prijs en verfilmd. Wordt vaak gezien als zijn magnum opus.

De asielzoeker – Een rauw en ontregelend verhaal over liefde, verlies en zelfopoffering. Werd bekroond met de AKO Literatuurprijs.

Blauwe maandagen – Zijn debuutroman, deels autobiografisch, waarmee hij in één klap doorbrak. Bekroond met het Gouden Ezelsoor voor bestverkochte debuut.

Moedervlekken – Een psychologische roman over een psychiater die zijn grip op het leven verliest. Zeer goed ontvangen en vaak besproken.

De dood in Taormina – Een recentere roman die veel lof kreeg en goed verkocht, met Grunbergs kenmerkende mix van ironie en existentiële vragen

Bron: Copilot.

Regendruppelétude

De afgelopen dagen las ik onder andere in het boekje ‘Vestdijk –
Concerten te Doorn’, deel 17 in de Saldencahiers.
Dit is een reeks boekjes van de margedrukker die gaat onder de naam
Statenhofpers Den Haag (Jaap Schipper en Christianne Duchateau).

Het leuke voor mij aan deze reeks is de mooi verzorgde uitvoering van de boeken,
het gevarieerde aanbod aan auteurs (waarvan ik geregeld nog nooit iets
gelezen heb) en het handzame formaat.

Deze keer betreft het een deel met recenties geschreven door Simon
Vestdijk van muziekvoorstellingen in Doorn rond het einde van de
Tweede Wereldoorlog en het eerste bevrijdingsjaar. In totaal 6 stukken
die bestemd waren voor de krant.

Dus niet persé groot literair werk maar het toont een kant van Vestdijk
die weinig met schrijven te maken heeft en daarom waarschijnlijk
interessant voor kenners van zijn werk.
Dat ben ik in ieder geval niet.

Toen ik door de stukken las kreeg ik de aandrang om de muziek te
beluisteren waarvan Vestdijk de uitvoering beschrijft.
Van de ‘Regendruppelétude’ van Frédéric Chopin, had ik nog nooit gehoord.
Maar op internet waren meerdere uitvoeringen te horen.
Zoek die van Lang Lang maar eens op.

IMG_6706StatenhofpersSaldencahiers17VestdijkConcertenTeDoorn

Statenhofpers, Den Haag, Saldencahiers 17, Simon Vestdijk – Concerten te Doorn. Met een inleiding door Peter van Schijndel en een portret van Vestdijk door Karel Kindermans, Chang Chi Lan-Ying en Jan de Jong waren verantwoordelijk voor het zet- en drukwerk.


Al lezend kwam bij mij ook de vraag binnen over de waarde van recenties.

In de podcast ‘Klassiek Inside’ (!) worden regelmatig twee elkaar tegensprekende
recenties voorgelegd aan (de vertegenwoordiger van) de uitvoerenden. Bijvoorbeeld
een stuk uit het NRC en de Volkskrant.
Met de vraag wat de uitvoerenden daar nou van vonden.
Soms lees je bijna magische teksten.

Ook Vestdijk schrijft van die zinnen in geheimtaal die blijkbaar horen
bij de wereld van klassieke muziek:

Pagina 32:

“In het ‘Intermezzo’ in A groote terts en in Schubert was echter een gunstig evenwicht tusschen opvatting en karakter der muziek bereikt, waarbij technische verwerkelijking en doorvoelde voordracht hand in hand gingen.”

Pagina 35 (een zin die vaker voorkomt in de 6 stukken):

“die over een uitnemend geschoold orgaan blijkt te beschikken.”

Dergelijke zinnen maken me zo nieuwsgierig dat ik bij die uitvoering had willen zijn.
Maar daarvoor zal toch echt tijdreizen moeten worden uitgevonden.

Ik heb genoten van het boek!

Terug naar de kust

Lang geleden (1976) verscheen er de LP (!) ‘Zing je moerstaal’.
Ik was toen nog radio-amateur en de combinatie Nederlandstalige muziek en
literatuur sprak me wel aan.
Er stond een nummer op waarvan ik zeker weet dat het een soort van hit werd:
‘Terug naar de kust’.
Uitgevoerd door Maggie MacNeal en naar ik afgelopen week heb ontdekt,
geschreven door Theun de Winter.

IMG_1196TheunDeWinterLichtVanTroostStatenhofpersJaapSchipperChristianneDuchateauIrisLeRütte2023

Hoe ik daar achter kwam?
Uitgeverij Statenhofpers (Jaap Schipper en Christianne Duchateau) nodigde
mij (en veel anderen) uit om in te tekenen op een boek.
De titel en auteur hielden ze nog even geheim.
Het zou in omvang hun grootste boek worden.
Gezien de kwaliteit van eerdere projecten, tekende ik meteen in.

Het was al weer even geleden dus toen het boek tijdens mijn vakantie
kwam was ik eerst verbaasd.
Het was de dichtbundel ‘Licht van Troost’ met teksten van Theun de Winter.
De illustraties zijn van Iris Le Rütte.

IMG_1197TheunDeWinterLichtVanTroostStatenhofpersJaapSchipperChristianneDuchateauIrisLeRütte2023

Ergens in de introductie of in de ‘fanzine’ wordt gesproken over
het lied dat helaas niet in het boek is opgenomen.
Waarschijnlijk een rechtendingetje.

IMG_1198TheunDeWinterLichtVanTroostStatenhofpersJaapSchipperChristianneDuchateauIrisLeRütte2023

Het boek is mooi uitgevoerd. Mooie typografie en een prachtige band
met Bhutaans papier.

IMG_1199TheunDeWinterLichtVanTroostStatenhofpersJaapSchipperChristianneDuchateauIrisLeRütte2023

Veel van de teksten gaan idolaat over een Amsterdamse voetbalclub maar
voetbal is niet mijn eerste interesse.
Dus of het steeds het niveau van Terug naar de kust bereikt?
Oordeel zelf.

Ik weet niet wat het is maar er is iets mis
Hoe zou dat komen
‘T Liefst loop ik alleen, niemand om me heen
In mezelf te dromen
‘K Wil terug naar de kust
Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbijging

‘K Voel me hier niet goed waar ik wonen moet
Tussen al die mensen
Laat me nu maar gaan achter de meeuwen aan
En mijn vage wensen
‘K Wil terug naar de kust
Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbijging

Oh, hoe kom ik hier vandaan
Was ik maar niet weggegaan
‘K Hoor de branding in m’n hoofd
Had ik eerder maar geloofd
Wat die stem toen heeft voorspeld
Dat geluk verdwijnt voor geld
Mist en regen, westenwind
Zeg mij of ik ’t ooit weer vind

Ik wil terug naar de kust
Heel ongerust
Zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbij ging

Oh, hoe kom ik hier vandaan
Was ik maar niet weggegaan
‘K Hoor de branding in m’n hoofd
Had ik eerder maar geloofd
Wat die stem toen heeft voorspeld
Dat geluk verdwijnt voor geld
Mist en regen, westenwind
Zeg mij of ik ’t ooit weer vind
Mist en regen, westenwind
Zeg mij of ik ’t ooit weer vind

Zou die muziek nog ergens te vinden zijn?

kant 1:
“Boezem” van Harry Mulisch door Kayak
“Fred” van Jan Kal door Lucifer
“Rond” van Bert Schierbeek door Bots
“Maar één maand” van Kees Buddingh’ door Alexander Curly
“De tijd zegt niets” van Judith Herzberg door Earth & Fire
“Terug naar de kust” van Theun de Winter door Maggie MacNeal

kant 2:
“De Kinderballade” van Gerrit Komrij door Boudewijn de Groot
“Het Dorp” van Wim de Vries door Fungus
“Perpetuum mobile” van Hans Dorrestijn door Peter Koelewijn
“Avondrood” van Jules Deelder door Focus
“Sober Leven” van Nico Scheepmaker door Drs. P
“Juffrouw Nifterink” van Simon Carmiggelt door Robert Long

Zeg maar Kees

Bij iedere aankondiging van een nieuw Saldencahier
wordt ik al blij. Voor het goede beeld, ik ken de betrokkenen
helemaal niet maar geniet steeds weer van de voor mij
(meestal) nieuwe schrijvers in een mooi uitgevoerd boekje.

Deze keer is de schrijver C.C.S. Crone. De Kees van ‘Zeg maar Kees’.
Ik had niet eerder van deze Utrechtse schrijver gehoord.

IMG_6120CCSCroneAlweerRegenStatenhofpers

Alweer regen – vroege verhalen van C.C.S. Crone. Bezorgd en van een nawoord voorzien door Marijke van Dorst.


Zelfs Wikipedia is kort van stof:

Cornelius Carolus Stephan Crone (Utrecht, 26 december 1914 – Arnhem, 9 november 1951) was een Nederlandse schrijver van droevige, meestal in Utrecht gesitueerde verhalen.

Dat Wikipedia dan kort van stof is stelt mij weer een beetje gerust.
Ik heb niet helemaal zitten slapen.

De titel komt uit het verhaal ‘Regen’, misschien wel
het best geslaagde vroege verhaal in deze bundeling.
Terugkerend is de zin ‘Er zijn in deze wereld vele dingen
die de mensen nooit begrijpen zullen’.
Een hele mooie zin is: ‘De stad heeft langzaam aan
haar rijke lampen aangedaan’. De vaak terugkerende
(dubbele) a’s helpen daarbij. Maar ik ben niet zeker
of ik die zin wel helemaal begrijp.
Dat voor verschillende mensen regendruppels iets anders
betekenen is een verteltechniek die ook in het
verhaal ‘Herfst’ wordt gebruikt.
Daar valt steeds een andere vorm, grootte of aantal bladeren
op een andere manier op een bezoeker van de Utrechtse
grachten en straten.

IMG_6121CCSCroneAlweerRegenStatenhofpers

Het zetwerk is van de hand van Chang Chi Lan-Ying (met Hollandse Mediaeval, een letter ontworpen door S.H. de Roos), gedrukt is het door Jan de Jong. De omslag is een verwijzing naar de boekbandontwerper Helmut Salden. De Statenhofpers is de uitgever van dit werk.


Nacht, Nieuwe maan, Mistral

Bij de Statenhofpers is een dagboek verschenen van Ivan Boenin.
Deze Russische schrijver en Nobelprijs-winnaar schreef tijdens zijn
verblijf in Zuid-Frankrijk, tijdens de Tweede Wereldoorlog,
een soort van dagboek.
Geen dagelijkse aantekeningen maar op volgorde van datum
bijgehouden beschrijvingen, gedachtes, natuurbeschrijvingen enz.
Zo schreef hij, in vertaling door Jan Paul Hinrichs, op 4 maart 1941:
“Nacht, nieuwe maan, mistral”.

IMG_2964IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralOmslagJanPaulHinrichsStatenhofpers2020

Ivan Boenin: Nacht, Nieuwe maan, Mistral. Statenhofpers, 2020.


Zijn werk ken ik niet of nauwelijks maar een recensie op Twitter
haalde me over het boek te kopen.
Ik heb eerder werk van de Statenhofpers gekocht en het blinkt altijd uit
door zijn verzorgde uitvoering. Zo ook nu weer.
Wie was Boenin? Bij Van Oorschot vind je de volgende beschrijving:

Ivan Alexejevitsj Boenin (1870 – 1953) was afkomstig uit de lagere landadel en publiceerde zijn eerste verhalenbundel in 1892.
Hij wordt gerekend tot de zogenaamde neorealisten en was een groot bewonderaar van Tolstoj en Tsjechov, die hij beide persoonlijk kende.
Met die laatse raakte hij zelfs goed bevriend.

 

Kort na de revolutie van 1917 verliet hij Rusland via Odessa en vestigde zich na enkele jaren van omzwervingen in 1922 in Parijs, alwaar hij bleef publiceren.
In 1933 kreeg hij als eerste Russische schrijver de Nobelprijs voor zijn autobiografische roman Het leven van Arsenjev.
Hoewel hij ook gedichten schreef, is het vooral Boenins proza dat hem bekendheid verschafte.
Het bestaat voor het grootste deel uit verhalen, waarin men als overheersend thema wel het verdwijnen van de Russische aristocratie heeft gezien, gekoppeld aan de thema’s van liefde, dood en ondergang.
Boenin wordt wel beschouwd als de laatste vertegenwoordiger van de bloeiperiode uit de klassieke, 19e-eeuwse Russische literatuur.
Omdat hij behalve de Russische revolutie ook beide wereldoorlogen overleefde en tot op hoge leeftijd is blijven schrijven, geldt hij bovendien in literair-historisch opzicht als de overgangsfiguur bij uitstek: van het oude, feodale Rusland naar de moderne tijd.

IvanAlekseyevichBunin

Dit is een foto van Boenin in zijn jongere jaren.


Over de Nobelprijs schrijft Kristien Warmenhoven op haar website:

In 1933 werd hem als eerste Russische schrijver de Nobelprijs voor literatuur toegekend.
Hoewel niemand hem die prijs ooit heeft betwist, kleefde er duidelijk een politiek tintje aan.
Al tien jaar lang was er een comité actief om hem, als Russische emigrant, voor te dragen als kandidaat.
Bij de uitreiking van die prijs werd Boenin omstandig geprezen om het beeld dat hij in zijn werk heeft gegeven van het ‘verdwenen’ Rusland.
Met begrip werd gesproken over de gevoelens waarmee hij de vernietiging van zijn vaderland moest hebben aangezien.

IMG_2965IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralTitelbladJanPaulHinrichsStatenhofpers2020

Het titelblad van de nieuwe uitgave van de Statenhofpers. Jan Paul Hinrichs kwam met het idee om het dagboek uit te geven. Hij vertaalde de tekst en verzorgde het nawoord.


Eerder beschreef Jan Paul Hinrichs deze periode in het leven van Boenin
al eens in een artikel in De Parelduiker.
Dit artikel is te lezen in de “digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

De Parelduiker, Jan Paul Hinrichs: Aan de dis bij Ivan Boenin

Gedurende de Tweede Wereldoorlog zaten de Boenins nog in Grasse.
’s Winters konden ze toen niet meer naar hun appartement in Parijs terug.
Nadat op 22 juni 1941 Duitse troepen de Sovjet-Unie waren binnengevallen, pakte de politie in het door de Vichy-regering bestuurde ‘vrije’ Zuid-Frankrijk honderden Russen als ‘usual suspects’ op.
Boenin liet men met rust, maar zijn joodse huisgenoot Alexander Bachrach bleef een paar dagen vast.
Deze was alweer vrij toen André Gide, die toen in Cabris verbleef, op 4 juli 1941 een brief aan Boenin schreef waarin hij zijn bezorgdheid uit over zijn toestand en hulp aanbiedt.
Van enig contact tussen de twee was sinds begin jaren twintig schijnbaar geen sprake meer geweest.
Boenin, die in 1933 als eerste Rus de Nobelprijs kreeg maar nog altijd op grote afstand van de Franse culturele elite leefde, toont zich in zijn dagboek door Gides brief ‘erg geroerd’.
Het kwam nu ook tot een ontmoeting.
Op 28 augustus 1941 was Gide in Grasse te gast in de Villa Jeanette.
Boenin noteert die dag in zijn dagboek: ‘Heel aangename indruk.
Verfijnd, intelligent, maar dan ineens zegt hij: Tolstoj is asiatique.’
Cynisch vervolgt hij: ‘Hij is enthousiast over Pasternak (als mens: “hij heeft me de ogen geopend voor de ware toestand in Rusland”); hij was verrukt over Sologoeb.’
Boenins Frans was na twintig jaar verblijf in Frankrijk nog altijd niet verbeterd.
Hij wilde gewoon geen Frans leren en hij was ook niet geïnteresseerd in wat er in het land gebeurde.
Hij bestierde als een ongenaakbare edelman zijn eigen Russische enclave, met zijn gedachten vooral in het verleden.
Maar hij had nog zijn best gedaan.
Een paar dagen voor de ontmoeting had hij Gides La porte étroite gelezen.
Het begin beviel hem wel, maar wat volgde was ‘buitengewoon langdradig, vervelend, volkomen onbegrijpelijk’.
Na de ontmoeting zette hij zijn lectuur voort, maar weer zonder plezier.
In oktober 1941 las hij L’école des femmes: ‘saai, zouteloos, nietszeggend.
Waarom is dat geschreven?
Een intelligente man, hij schrijft prachtig, kent het leven, maar meer niet.’
Gide doet ook zelf in zijn dagboek verslag van zijn bezoek aan Boenin, die hem in pyjama had ontvangen: ‘Het was een nogal teleurstellend bezoek, want ondanks de vriendelijke pogingen van beide kanten, kwam er geen echt contact tot stand.
De een hechtte te weinig waarde aan wat de ander bewondert.
Zijn Tolstoj-cultus geneerde me evenveel als zijn verachting voor Dostojevski, voor Saltykov-Sjtsjedrin, voor Sologoeb.
We hebben beslist niet dezelfde heiligen, dezelfde goden.
Maar tijdens het hele gesprek gedroeg hij zich charmant.
Zijn mooie gezicht, hoewel vol rimpels, blijft edel en zijn ogen zijn vol enthousiasme.
[…]
Ik was een beetje in verlegenheid gebracht dat ik niets meer van hem kende dan De man van San-Francisco en Het dorp, een jeugdwerk dat, zoals hij zei, een heel beperkte en slechte indruk van hem geeft en waar ik helemaal ten onrechte zeer van houd.
Hij verloochent het bijna.
Ik weet niet wat hij van mij kent, noch heb ik kunnen vaststellen waarom ik hem sympathiek ben.’
Vera Boenina was bij de ontvangst niet aanwezig.
Maar twee dagen later herkende zij Gide in een restaurant.
In haar dagboek schrijft ze: ‘Ik heb goed naar hem gekeken. Een aangenaam, interessant gezicht, dat iets minder op een pastoor is gaan lijken.
[…]
Toen hij bij ons was (in mijn afwezigheid) zei hij dat hij geen piano kon spelen.
Hij was erg enthousiast over het Russische landschap.’
Op 16 september zat Gide andermaal bij Boenin aan de dis.
De Russische criticus Georgi Adamovitsj, die bij de ontvangst van Gide aanwezig was, verklaarde in 1969: ‘Boenin beheerste het Frans heel slecht, sprak moeizaam, begreep niet alles.’
Zonder hulp van tolkende tafelgenoten was een gesprek dan ook niet mogelijk geweest.
Adamovitsj vertelt dat Boenin en zijn gast het eerst over het laatste oorlogsnieuws hadden.
Maar daarna hadden ze het over literatuur, waarbij Boenin, die in eigen huis gewend was tafelgezelschappen te domineren, zich polemisch en pesterig opstelde.‘
De gastheer en de gast mochten elkaar, hoewel ze weinig gemeen hadden: Boenin was praatziek en spottend, Gide gedroeg zich gereserveerd, lachte beleefd om Boenins grapjes, maar hij reageerde alsof ze serieus waren.
[…]
Tolstoj en Dostojevski: vroeg of laat moest het gesprek ook hen aanroeren, en zo gebeurde.
[…]
Boenin sprak de naam Tolstoj uit om Dostojevski definitief te vernietigen en te schande te maken.
Gide haalde zijn schouders op, hief zijn handen omhoog, herhaalde een paar keer “ja, een genie, een groot genie…”, maar bekende dat hij Oorlog en vrede een monsterlijk vervelend boek vond (“un monstre d’ennui”).
“Wat? Wat zei hij?” vroeg Boenin in het Russisch, greep een enorme briefopener en zwaaide ermee met een gefingeerd beestachtige blik, alsof hij Gide wilde vermoorden.
Gide barstte in lachen uit en bleef voor lange tijd schudden van het lachen.
Daarna zei hij: “Ik zei wat ik werkelijk denk.
Als ik schrijf zou ik me natuurlijk anders uitdrukken, niet zo openhartig.
Maar boven Oorlog en vrede val ik in slaap…”’
Twee dagen later schreef Gide aan Roger Martin du Gard over zijn bezoek aan Boenin: ‘Grote wederzijdse sympathie, hoewel we het in niets met elkaar eens zijn.
[…]
Hij doet erg oud aan, maar is nog in goede conditie […].’
Er volgden in 1941 nog een paar ontmoetingen in restaurants in Nice, maar van een intensief contact was toen geen sprake.

Denk svp nou niet dat ik hier allemaal verstand van heb.
Ik heb gewoon een mooi boek gekocht en gelezen.

IMG_2966IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralAantekeningJanPaulHinrichsVanOorschot

Op een speciale bladzijde ‘Aantekening’ wordt uitgelegd hoe het boek ontstaan is en hoe het een eerbetoon is aan uitgeverij Van Oorschot die in Nederland zoveel Russische literatuur heeft uitgebracht. JS is een van de twee mensen achter de Statenhofpers. Volgens hun website “De Statenhofpers is de privépers van Jaap Schipper en Christianne Duchateau.”


IMG_2967IvanBoeninNachtNieuweMaanMistralColofonChangChiLan-YingLetterLiteraturnayaHelmutSalden

In het colofon wordt stilgestaan bij de lettertypes die werden gebruikt: voor de omslag een lettertype van Helmut Salden, zo vertrouwd van Van Oorschot en Literaturnaya voor de tekst in het boek. De teksten zijn gezet door Chang Chi Lan-Ying.


Een paar voorbeelden uit het boek:

29 maart 1940

“Ik lig, lees, kijk soms door de zonnige vensters en denk
aan mijn ik dat leest en al zo’n 60 jaar besef van zichzelf heeft –
en dat ik denkt dat het er over 5, 10 jaar niet meer zal zijn.
En niets zal het zien en denken. Vreemd!”

Boenin is zwaar op de hand.
Hij schrijft in zijn dagboek, verschillende keren, dat hij denkt te sterven
of anders toch erg snel.
Hij zal 83 jaar oud worden.

Maar zijn gevoel van opgesloten zitten, van eenzaam zijn, in
een gruwelijke tijd leven, dat zullen veel mensen ook vandaag ervaren.

Nog een voorbeeld:

5 april 1942:

“Ergens in de nacht, al in bed, met een boek,
in de dodelijke stilte van het huis besefte ik met afschuw:
wat een eenzaamheid!
En dat zijn de laatste dagen en nachten van het leven!”

Hoe actueel zijn opmerkingen zijn blijkt bijvoorbeeld
uit de laatste zin van zijn gedachten op 22 september 1942:

“De radio is een ramp. Liegt alleen niet hoe laat het is.”

Dat gevoel heb ik heel regelmatig bij onze huidige nieuwsbronnen.

PostzegelUSSRBoeninOpLatereLeeftijd

Postzegel van de Sovjetunie met Boenin op latere leeftijd.


Hinrichs begint zijn nawoord met een soort van motto voor het boek.
Een citaat van Tjoettsjevs gedicht ‘Cicero’:
“Gezegend wie deze wereld bezocht
op haar noodlottige momenten.”
Heel passend.

Kaarten uit Berlijn

In een korte tijd heb ik twee prachtig gemaakte boeken gekocht
van marge drukkers/marge uitgevers.
Het eerste wat ik hier wil voorstellen is werkelijk
ontzettend knap gemaakt.

IMG_0372JanVanOudshoornKaartenUitBerlijnBezorgdDoorJanPaulHinrichs

Jan van Oudshoorn, Kaarten uit Berlijn. Bezorgd door en voorzien van een nawoord van Jan Paul Hinrichs. De uitgave is van de Statenhofpers. Het boek heeft een heel zacht aanvoelende kartonnen band met een prachtige stempel. Zie voor meer details het colofon dat ik hieronder overneem.


Het is een uitgave van een serie briefkaarten die een literaire schrijver
verstuurde vanuit Berlijn naar een familielid in Den Haag.
De schrijver is de bij mij totaal onbekende Jan van Oudshoorn,
pseudoniem van Jan Koos Feijlbrief.

De briefkaarten zijn in facsimile opgenomen in het boek.
Zowel de voor- als achterkant kun je bewonderen.
Iedere kaart kun je individueel uit het boek nemen.
Je kunt de afbeelding op de voorkant bekijken maar ook de vaak
beschreven achterkant, de postzegels, de stempels, alles.

IMG_0373DeKaartenInFacsimile

Hier zie dat op de linker pagina de tekst staat afgedrukt die afkomstig is van de kaarten rechts. Deze kaarten kun je uit het boek nemen en aan beide kanten bewonderen. Vooral de kaarten met gebouwen in de Duitse hoofdstad geven een beeld van hoe prachtig Berlijn was voor de Tweede Wereldoorlog.


IMG_0375HetPrachtigeInbindwerk

De extra dikte die in de pagina’s ontstaat door de kaarten die er in opgenomen zijn, is prachtig in de rug opgevangen. Daarom dat je aan de zijkanten de extra ruimte tussen de pagina’s goed kunt zien terwijl de vorm van het boek perfect is. Indrukwekkend.


Er zijn niet zo veel exemplaren gemaakt dus laat deze kans niet
aan u voorbij gaan. Normaal maak ik op mijn blog geen reclame
maar dit is wel heel bijzonder.

In het colofon vind je de volgende informatie:

Kaarten uit Berlijn van J. van Oudshoorn werd bezorgd en van een nawoord voorzien door Jan Paul Hinrichs. Het boek bevat de teksten van 38 door Van Oudshoorn tussen 1921 en 1929 uit Berlijn verstuurde ansichtkaarten. De kaarten zelf zijn in facsimile separaat bijgevoegd. Het werd gezet uit de Monotype Bembo Book Pro door zetterij Chang Chi Lan-Ying en op Magnani Pescia Editions gedrukt door offsetdrukkerij Jan de Jong. Typografie en vormgeving waren in handen van Jaap Schipper en Christianne Duchateau. Het bandstempel werd ontworpen door Peter Muller. Boekbinderij van Waarden te Zaandam bond 60 Arabisch genummerde exemplaren in een halflinnen band. Frans den Breejen bond met de hand 15 Romeins genummerde luxe boeken in kalfsleer. Het boek verscheen in het najaar van 2018 en is een uitgave van de Statenhofpers te ‘s-Gravenhage.

Onnodig te zeggen dat mijn versie uit de serie van 60 komt.