Hij is een beetje dik aangezet, de titel van de tentoonstelling
in het Stedelijk Museum Breda.
Maar het museum komt van ver en maakt een inhaalslag met deze goede
tentoonstelling over de schilders die halverwege de 19de eeuw
naar het dorp Dongen trokken om er het ongerepte Brabantse land
met eigen ogen te zien en te schilderen.

Een kunstenaarsdorp in de 19e eeuw.
Het Noord-Brabantse dorp Dongen was ooit een geliefd kunstenaarsoord.
Schilders kwamen van heinde en verre om hier studies te maken van het landschap en de bewoners.
Dongen was al vroeg in de 19e eeuw in trek.
Passend bij de romantische trend van die tijd vonden schilders er pittoreske bos- en heidegezichten, oude boerderijen en een bijzonder duingebied.
De omgeving lokte ook talrijke veeschilders.
Toen meer interesse ontstond voor binnenhuis- en volkstaferelen, vonden de kunstenaars onder de dorpsbewoners volop excentrieke types.
August Allebé ontdekte hier zijn ‘toverkol’.
Deze oude boerin met haar karakteristieke Dongense muts poseerde onder meer voor Petrus van der Velden, Johannes Albert Neuhuys en Suze Robertson.
Ook oude ambachten zijn vaak verbeeld op de Dongense schilderijen.
De Duitser Max Liebermann schilderde een Schoenmakerswerkplaats, dat op de Parijse Salon werd geprezen vanwege de losse, impressionistische stijl.
Jozef Israëls vond er zijn schoenmakersgezin aan de aardappelmaaltijd.
Hiermee inspireerde hij op zijn beurt Vincent van Gogh tot diens beroemde Aardappeleters.

De interesse voor het Brabantse land werd onder andere aangewakkerd door de legering van troepen in Brabant rond de Belgische opstand. Willen de Klerk, Bivak in een bos bij Breda, 1832, olieverf op doek.

Willem de Klerk had als bijnaam de ‘Dordtse Koekkoek’: in zijn werk is de invloed merkbaar van Barend Koekkoek.
De Klerk woonde tijdens de Belgische Opstand twee jaar in Breda.
In die periode schilderde hij in de bosrijke omgeving dit tafereel van een militaire bivak.
Een van zijn studenten was de Dordtse veeschilder Frans Lebret, die ook in Dongen heeft gewoond.

Constant C. Huijsmans was een van de eerste die Dongen als bijzonder dorp zag. Op deze foto een van zijn schetsboeken, 1832 – 1850.

Constant C. Huijsmans werkte onder andere als tekenleraar aan de KMA in Breda. Voor zijn tekenpnderwijs ontwikkelde hij een methode. Die methode is hier op de foto te zien: ‘Het Landschap – Eene volgreeks van oorspronkelijke voorbeelden en studien voor het teekenen met potlood vormende eenen leercursus in dit genre’.

Dit is fragment van een van de voorbeelden in de methode ‘Het landschap’ van Constant Huijsmans.

Voorbeeld van een Brabantse muts. Verder op de tentoonstelling wordt de muts van de Dongense boerinnen vaker genoemd. Ik heb wat moeite deze muts te herkennen op de schilderijen en tekeningen.

Jan Veth, Lezende boerin, Dongen, 1885, ets op papier.

August Allebé, Staande boerin – Vrouw Muskens, 1869, krijttekening op papier.

August Allebé, Buurpraatje, 1869, olieverf op paneel.

August Allebé, Bij de waterput, 1869, olieverf op paneel.

A. Smits, Vrouw Verdiesen voor de Haansche Hoef te Dongen, 1905.

De toverkol
Bijgeloof speelde in de 19de eeuw nog een belangrijke rol op het Brabantse platteland.
Binnen de katholieke religie leefden oude heidense gebruiken gewoon voort.
Zo kalkten mensen naast de deur van hun boerderij heidense tekens om boze geesten af te weren.
Ook het geloof in spoken en heksen was nog niet uitgedoofd.
August Allebé, die Dongen typeerde als het ‘Heksenland’, speelde hier als eerste op in door een oude boerenvrouw als toverkol af te beelden.
Zijn model Pieternella Verhoeven (‘Pietje Verhoef uit de Biezen’) kreeg vervolgens diverse andere schilders op bezoek.
Ook in hun werk heeft zij de rol van sprookjesachtig type: de heks van Dongen.

August Allebé, Binnenhuis te Dongen, 1868, olieverf op doek.

August Allebé, Studies van een knielende en staande boerin – Dongen, 1868, gewassen pentekening.

Remigius Haanen, Op weg naar het dorp, 1834 – 1836, olieverf op doek.

Dit is de lijst met kunstenaars die op de een of andere manier ook op de tentoonstelling aan de orde komen.

Johannes Christiaan Karel Klinkenberg, Landschap met boerderij in Dongen, 1871 – 1872, olieverf op doek.

Een fysiek groot werk in mijn geheugen dat veel indruk maakt: Jakob Smits, Christus bij de boeren, circa 1920, olieverf op doek. Afmetingen 103 x 128 cm.


Max Liebermann, De spinster, 1880, olieverf op paneel.

Als er dan iets af re dingen is op de tentoonstelling dan is het wel de catalogus. Het boek bevat mooie afbeeldingen van de werken op de tentoonstelling maar de teksten zijn hetzelfde als op de tentoonstelling. Niet verkeerd maar je verwacht een catalogus om meer diepgang te krijgen.
Diepgang is er op een aantal punten nog zeker te realiseren.
Bijvoorbeeld rond de tekencursus van Huijsmans of de ‘heidens tekens’
die Brabanders naast hun deur schilderden.
Op de tentoonstelling zijn er voorbeelden van.
Op mijn foto’s staan er twee voorbeelden:

Dit wordt genoemd als een afbeelding van de levensboom.

Voor dit teken was geen duiding aanwezig.
Aan de tentoonstelling is ook een kleinere tentoonstelling
gekoppeld met modern werk: ‘Dongen revisited’.

Ook deze publicatie blijft wat aan de oppervlakte.

Marenne Welten, Do not come closer series – Lemon, 2016, olieverf op doek.

Tessa Chaplin, ZT, 2019, olieverf op doek.

Al bij al een goede tentoonstelling.
een goed startpunt voor nog een aantal kleinere en grote
vervolgtentoonstellingen.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...