Hella Haasse – biografie

Op 2 februari is Hella S. Haasse geboren en vandaag
kwam er een biografie over haar uit.
Eerlijk gezegd had ik me voorgenomen om naar de
boekwinkel te gaan maar in de middag was ik het weer vergeten.
Tot ik een ander boek zat te lezen waar het ging over de
Preanger regentschappen. Indonesië en dus schoot Hella Haasse
weer door mijn hoofd.
Ik ben direct naar de winkel gegaan.

IMG_7248AleidTruijensLevenInDeVerbeeldingHellaSHaasse1918-2011

Aleid Truijens is de schrijfster van de biografie met als beschrijving: Leven in de verbeelding. Als ik het interview wat ik met Aleid Truijens heb gehoord mag geloven, dekt deze omschrijving de inhoud van het boek over Hella S. Haasse goed af.


Ik geniet nu al en heb nog geen woord
van het boek gelezen!

Leven in verbeelding

Al weer een tijdje was ik bezig een volgend knipsel
met een interview met Hella S. Haasse te bewerken.
Toen las ik via Twitter dat er later dit jaar een biografie
uitkomt van Hella Haasse.

AleidTruijensLevenInVerbeeldingHellaSHaassePreview

De biografie is geschreven door Aleid Truijens en heeft als titel ‘Leven in verbeelding’. een prachtige titel. Ze schreef eerder over Haasse en haar werk. Ik kijk er naar uit.


Dus maak ik van de gelegenheid gebruik beide zaken
te combineren.
Hierboven de aankondiging van het boek en hieronder
het artikel van André Rutten.

IMG_5627AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Het artikel verscheen in De Tijd op 18 februari 1972.


IMG_5627 01KopIMG_5632AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Het succes van Hella S. Haasse

Geen historische romans meer,
wel flash backs uit de historie

Hella S. Haasse heeft een groep kritische leraren op bezoek gehad, die na het zien van haar toneelstuk ‘Geen bacchanalen’ eerst laaiend enthousiast waren, maar bij nader inzien hoe langer hoe minder.
Het is niet maatschappij-kritisch.

“Dat is het ook niet,” zegt Hella Haasse.
“We hebben er samen uitvoerig over gepraat en ik geloof dat ik ze toch weer een beetje heb omgeturnd, dat ze toen weer wat positiever over mijn stuk dachten.
Het eigenaardige van het stuk is, dat het de groei naar een conflict laat zien, maar ophoudt als de conflictsituatie er is.
Alles is nog open.
Ik schrijf niet maatschappij-kritisch, maar wel vanuit een betrokkenheid bij het probleem dat ik aan de orde stel.
Ik zie mij zelf als schrijfster die de elementen van een probleem direct uitstalt in een bepaalde vorm.”
‘Geen Bacchanalen’ gespeeld door de Nieuwe Comedie, slaat wel erg goed aan.
Op een iets andere manier dan de voorstellingen die Cor Stedelinck en Lodewijk de Boer bij hetzelfde gezelschap gemaakt hebben,
Daar komt vooral een jonger publiek in drommen naar toe, bij Hella Haasse komen natuurlijk ook veel jongeren, maar een veel groter aantal ouderen.
De grote toeloop is, denk ik, hieruit te verklaren dat er een wereldje vertoond wordt, dat direct herkenbaar is voor iedereen die iets (ouders en zo) of veel (leerlingen en leraren) met scholengemeenschappen te maken heeft.
Het stuk maakt, ook misschien omdat er in feite geen enkele echt onsympathieke figuur in voorkomt, een erg eerlijke indruk.
“Pierre H. Dubois heeft me dat in ‘Het Vaderland’ verweten dat ik veel te zachtzinnig ben, te veel geloof dat de mensen het bijna altijd goed bedoelen.
Misschien heeft hij gelijk, maar ik geloof echt dat de meeste mensen helemaal niet zo kwaad zijn als zij misschien soms wel lijken.
Het pijnlijke is alleen, dat de beste bedoelingen soms helemaal verkeerd kunnen uitpakken.

IMG_5633AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasseIMG_5634AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasseIMG_5635AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Satire

In haar jongste roman ‘Huurders en onderhuurders’ (drie drukken binnen één jaar) ligt dat iets anders.
“De these ervan is het manipuleren van mensen door mensen, ook in kringen waarin je dat helemaal niet zou verwachten.
Maar het is geen tranche de vie. (Argus: slice of life; de weergave van alledaagse ervaringen in kunst en amusement)
Meer een satire, al ben ik daar misschien niet ver genoeg in gegaan.
In ieder geval is het een gelijkenis.
sommige vinden het een bezwaar dat het te schematisch is gebleven.
Toch heb ik dat bewust gedaan,
Soms moet je dingen sterk vereenvoudigen om ze duidelijk te laten werken.”
Ik schrijf maar even over wat er op de achterkant van ‘Huurders en onderhuurders’ staat: Een huis in een tuin (zo’n huis als omstreeks de eeuwwisseling wel bij het Amsterdamss Vondelpark is gebouwd) wordt bewoond door een echtpaar en zijn drie onderhuurders.
Deze vijf mensen, drie vrouwen en twee mannen, leven alleen in ficties, pathologisch, misdadig, geschiedschrijvend, primitief dagdromend.
Allen zijn zij ook min of meer dupes van elkaars illusies en vooral van de huiseigenaar, wiens onzichtbare hand en geheime handlangers veel noodlottigs teweeg brengen.
Er zijn veel spiegeleffecten in het boek, want het verleden in de geleerde geschriften herhaalt zich in het heden maar wordt niet opgemerkt en de “decadentie” die bestreden wordt.

Historische stof heeft Hella Haasse altijd aangetrokken.
Denk maar aan haar eerste grote roman ‘Het woud der verwachtingen’ uit 1949: het veelbewogen leven van Charles van Orléans, politicus en dichter uit het herfsttij der middeleeuwen, en aan ‘Charlaken stad’ (Argus: het staat er echt maar tegenwoordig noemen we het boek ‘De scharlaken stad’) uit 1953, het Rome en het pauselijke hof uit de zestiende eeuw, brandpunt van het wereldgebeuren en verzamelplaats voor grote mannen als Michelangelo, Macchielvelli, Aretino.
“Daar heb ik met volle inzet aan gewerkt,” zegt Hella Haasse,
“Een inzet die ik nu niet meer heb, ik zou het niet meer kunnen, die naïeve overgave aan het materiaal.
Ik wil er nu directer dingen van mezelf en van mijn tijd in betrekken.”
Historisch materiaal blijft me wel boeien, omdat je er dingen in kunt tegenkomen die nu weer gebeuren.
Je kunt historisch materiaal gebruiken om het te hebben over dingen van nu.”

IMG_5636AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Historie

In de roman ‘huurders en onderhuurders’ heeft ze ook historisch materiaal gebruikt, hetzelfde als in het toneelstuk, maar niet op dezelfde manier.
Materiaal uit de oude Romeinse geschiedenis: de bloedige onderdrukking door de Romeinse overheid van een uit het Oosten overgekomen ritus, de Bacchanalia.
In het toneelstuk heeft de rector van een scholengemeenschap daar in zijn jonge jaren een stuk over geschreven, dat gymnasiasten nu repeteren, in de roman is een schrijfster bezig daar een roman over te schrijven.
Rector en schrijfster zien het alleen maar als een brok interessante geschiedenis, zij merken geen van beiden op hoezeer de dingen die zij nu meemaken lijken op wat er toen gebeurde.
“Wat mij boeit is de manier waarop mensen samen een maatschappij weven, hoe de tijd, waarin zij leven, op de mensen inspeelt, hoe zij daardoor veranderen, in hun onderlinge verhoudingen, maar ook persoonlijk.
Als je zo werkt kies je natuurlijk wel personen of gebeurtenissen of tijdperken die voor jezelf relevant zijn, verhelderend voor je eigen kijk op de problemen, omdat je die daarin weerspiegelt ziet.
Wat de Romeinse Bacchanalia betreft, zoals Titus Livius ze in caput 39 beschrijft, die begrijp ik wel.
Ook het verzet ertegen.
Het is binnendringen van ervaringen, benaderingswijzen van buiten af in een vrij gesloten, starre, Romeinse maatschappijvorm.
Een uit noodzaak gesloten vorm, want een verdediging tegen wat er om heen was.
Bij de uitbreiding van Rome’s macht en territorium dringt er natuurlijk can alles binnen, infiltreren allerlei vreemde invloeden, die een proces van assimilatie op gang brengen.
Zo kwam ook die roesachtige Bacchusritus uit het Oosten Rome binnen.
De reactie van de Romeinen er op laat zich wel begrijpen.
Sommigen trok het erg aan, anderen waren er bang voor, vonden het staatsgevaarlijk, een dodelijke bedreiging van de eigen waardigheid.
Het was zoiets als de bijna mondiale uitbreiding van bewustzijnsmogelijkheden zoals die zich nu ook voordoet, waarbij je vreemde, andere elementen te verwerken krijgt.”

IMG_5637AndreRuttenDeTijd18Februari1972HellaSHaasse

Dimensies

Hella Haasse is wel anders gaan schrijven dan toen ze begon.
“Ik schrijf tegenwoordig minder wijdlopig, geserreerder, strakker, compacter.
Zo romantisch als ik in ‘De verborgen bron’ was zou ik niet meer kunnen zijn.
De thema’s die ik kies houden zich altijd bezig met clusters, met verhoudingen tussen mensen.
Mensen die leven uit een geheim, uit een bron die zij ontdekken moeten vóór ze verder kunnen.
Mensen die voor de noodzaak van een innerlijke verandering staan.
De inhoud van die verandering wil ik zichtbaar maken.
Ik ben gaan proberen meer uit te laten komen hoe de onderlinge verhoudingen zich ontwikkelen en hoe daar ook persoonlijke ontwikkelingen bij voorkomen.
Ik vertel de gebeurtenissen, waarin die ontwikkelingen zich voordoen, door elkaar heen.
Daardoor ontstaat die kaleidoscopische indruk in mijn verhaalvorm.
Er zijn meerdere dimensies, verschillende facetten in de werkelijkheid, die ik wil laten zien.
Ik beschrijf niet iets van één standpunt uit.
Ik haal wat er gebeurt via het bewustzijn van meerdere personages naar voren.
Ik ben ook uit op een uitbreiding in de tijd.
Ik zet een handeling van heden tegen een parallel uit het verleden,
Ik werk met flash backs uit de historie om wat er nu gebeurt reliëf te geven en gemakkelijker te doen identificeren.”

IMG_5627 02Foto


Zoals eerder heb ik de tekst uitgetypt.
Dat maakt het zoeken in de tekst eenvoudiger, de
kwaliteit van het krantenartikel is na al die jaren moeizaam,
soms moeilijker leesbaar en het helpt mij om de tekst
helemaal goed door te nemen.
Ik probeer de spelling zoveel mogelijk over te nemen.
De Tijd was een deftige krant!

Gargouilles – het woord kwam vaag bekend voor, nu de uitleg

WP_20180404_12_19_54_ProHellaSHaasseOgenblikkenInValois

Hella S. Haasse, Ogenblikken in Valois.


Dit jaar kwam er naast de herinneringen van Yvonne Keuls aan
Hella S. Haasse en herdruk uit van een boek van Hella S. Haasse.

Het boek ‘Ogenblikken in Valois’ wordt bijna aangekondigd in ‘Zoals ik jou ken, ken je mij’:

‘Ja, ja goed,’ zei Jan, ‘maar het zit erin dat ik de Haagse rechtbank ga verlaten, vervroegd dus, omdat ik me niet verenigen kan met… met wat ik dus niet mag vertellen.’
Codetaal.
‘Ja, en daardoor komt iets anders voor ons dichterbij,’ zei Hella. ‘De streek boven Parijs, de Valois, dat gebied tussen de rivieren Oise, Aisne en Ourcq… We reizen er altijd doorheen als we naar het zuiden gaan, en we hebben er ons hart aan verpand.’ Het woud der verwachting speelt zich in die streek af, legde ze uit, de Franse koningen bezaten er uitgestrekte domeinen. Daar waren de bossen van Compiegne, waar de edelen gingen jagen, Charles van Orléans trad in het huwelijk in Compiegne in 1406.

Yvonne Keuls, Zoals ik jou ken, ken je mij, pagina 166.

Eerder verwees ik al eens naar de recensie in de Volkskrant.
Bo van Houwelingen schreef die op 2 maart 2018 en zat er voor mij flink naast.

Lukraak slingeren we via nodeloos lange en complexe zinnen van de Keltische tijd naar de middeleeuwen,
van de Gallo-Romeinse tijd naar de Eerste Wereldoorlog,
van adellieden naar koningen,
van riviertje zus naar vallei zo,
van ruïne hier naar uitkijktoren daar,
ondertussen bedolven rakend onder een stortvloed van historische weetjes die je direct weer vergeet.

Het is verleidelijk om beide boeken in een recensie op te nemen.
De boeken zijn ongeveer tegelijkertijd uitgekomen, ter gelegenheid van
de 100ste geboortedag van de schrijfster (2 februari 1918)
die een van de boeken zelf schreef en van het andere boek het onderwerp is.

Maar het zijn wel twee verschillende boeken, elk met zijn eigen doel.
Niet twee boeken over Hella S. Haasse. Althans niet in de zin van een biografie.

Daar waar het boek van Yvonne Keuls (zoals ik jou ken, ken je mij) gaat
over de gezamenlijke avonturen van Haasse/Keuls en dus een kijkje geeft
op de persoon Hella S. Haasse, is Ogenblikken in Valois dat helemaal niet.
Het gaat over het beeld dat Valois bij Hella S. Haasse heeft opgeroepen.
Dat dit een beeld is waarin de historie een belangrijke rol speelt,
mag niet verrassen.

ik heb een paar stukjes uit het boek overgenomen.
Oordeel zelf.

Pagina 75 – 76: Mooi en belezen.

Feeën zijn bij uitstek Keltische toverwezens.
Van feeënbronnen, feeënrotsen, feeënweiden en -wouden wemelt het in de Franse folklore.
Ze heten altijd ‘Dames’, goede vrouwen, witte vrouwen of groende vrouwen.
Ze horen bij beken en meren, bij grote stenen, zij wonen in bomen in de wouden, bij voorkeur in beuken.
Niemand ziet hen ooit meer.
Er zijn alleen lange lage nevels, dunne mistslierten boven het water of tussen de stammen van het bos;
de boomstronken die de boeren hier en daar laten staan in hun akkers of aan de rand van een plek kreupelhout
lijken vaak op grillige gestalten met bezwerend geheven armen, als het ware in een danspas verstard.

Het is duidelijk dat hier iemand aan het werk is die zowel
een boodschap wil overbrengen als mooie Nederlandse taal schrijft.
Om zo’n stukje te schrijven moet je allereerst veel lezen.
anders kun je moeilijk beweringen doen over Franse folklore.
Daarnaast is het gewoon hard werk om de zinnen te maken zoals
je hier kunt lezen.

Haasse zegt het zelf als volgt in Zoals ik jou ken, ken je mij:

Hella reageerde afwijzend op Solzjenitsyns woorden en het feit dat Jan daarmee instemde. ‘Als je schrijft gaat het in de eerste plaats om je woordkeuze, om verbeelding, stijl, poëzie, fantasie, ritme, de emotie die je kunt overbrengen. Je onderwerp is daaraan ondergeschikt,’ zei ze.’ Als je als schrijver toevallig ook nog signaleert is dat meegenomen.’

Of ik het met haar eens ben is niet zo belangrijk.
Het is wel haar visie op schrijven.

Pagina 100: één lange zin.

De fraai gelegen schietbaan in Valois is in het oudste hooggelegen stadsdeel van La Ferté-Milon,
op de top van de heuvel, vlak onder de enige nog overeind staande, massieve, met boompjes en struiken begroeide, door duiven omfladderde frontale muur van de burcht
(omstreeks 1400 op last van Louis d’Orléans gebouwd),
die Henri IV liet ontmantelen,
omdat hij dat geducht sterke kasteel
– als het ooit in handen van zijn tegenstanders zou vallen –
een bedreiging achtte voor zijn koningschap.

Ook de lezer zal moeten werken bij Haasse.
Hierin lijkt Haasse totaal anders dan Yvonne Keuls die in korte zinnen schrijft
die minder werkt lijken te vragen.

Pagina 140: gargouilles – het woord kwam vaag bekend voor, nu de uitleg.

…..tot de klauwen van de waterspuwers, de gargouilles.
Het woord ‘gargouilles’ komt voor het eerst voor in een manuscript uit de veertiende eeuw.
Het was de naam van een bloeddorstige gevleugelde draak die, volgens de legende,
in een woud aan de oevers van de Seine huisde.
Omstreeks het jaar 700 zou het monster onschadelijk gemaakt zijn door de bisschop van Rouen, die zich,
bij gebrek aan andere vrijwilligers, op deze expeditie liet vergezellen door twee uit de kerker gerekruteerde misdadigers, een dief en een moordenaar.
Alleen de laatste had de moed de gargouille te lijf te gaan.
Oorsprong van dit verhaal is, meent men, het historische feit van het terugdringen van de buiten haar oevers getreden kronkelige ‘slang’ Seine,
en het droogleggen van het land rondom Rouen, dat bij iedere hoge waterstand tot een onafzienbaar moeras werd.

Pagina 173: Prachtig.

Eens, op een vroege ochtend in de herfst, zag ik bij Chantilly, tegen de achtergrond van het woud, uit de nevel een ruiter en zijn ros opdoemen:
het mooiste paard van de wereld, een schimmel met wuivende staart en manen, die op ranke benen met edel genegen hoofd licht dansend naderbij kwam door het lange gras.’

Als je zoals de schrijver van de recensie in de Volkskrant
meer van Haasse wilt te weten komen, dan kan dat wel in Ogenblikken in Valois.
De inleiding op bovenstaande tekst van Aleid Truijens
is volgens mij correct en geeft dat inzicht:

Voor Haasse is dat rijke verleden hier voelbaar,
het is de motor voor haar verbeelding.
Met gemak verplaatst ze zich naar vroeger tijden.

WP_20180404_12_21_45_ProHellaSHaasseOgenblikkenInValois

Het boek ligt wat ver weg op de foto. Dat is ook een beetje het perspectief dat Haasse geeft in het boek van Valois. Van heel dichtbij tot ver in het verleden.