Silk Roads: Expanding Horizons

Over tentoonstellen, denken, een zaaltekst en een gesprek met Copilot

Wat gebeurt er als een zaaltekst meer vragen oproept dan antwoorden?
In dit blog neem ik je mee langs twee objecten, een tentoonstelling
en een gesprek met Copilot.
Over erfgoed, hypothesevorming en de kunst van het kritisch kijken.

DSC00358LondenBritishMuseumSilkRoadsExpandingHorzonsTxtDSC00360LondenBritishMuseumSilkRoadsCharlemagneKarelDeGroteTxtDSC00361LondenBritishMuseumSilkRoadsTheLotharPsaltePossiblyAachenGemanyAD840-855

Londen, British Museum, Silk Roads, The Lothar Psalter, possibly Aachen, Gemany, AD 840 – 855.

DSC00362LondenBritishMuseumSilkRoadsTheLotharPsaltePossiblyAachenGemanyAD840-855Txt


DSC00364LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800

Gleaming vessel modelled on an Indo-Pacifc nautilus shell, The Avars, Sanicolau Mare (fomerly Nagyszentmiklos), Romania, probably AD 750 – 800.

DSC00365LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800DSC00366LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800Txt

Ik ging in gesprek met Copilot over een deel van deze zaaltekst.
Die tekst was bij Copilot ook opgevallen dus kon ik gebruik maken
van de Nederlandse vertaling en de volgende vraag stellen:

Dit fragment viel mij ook op: ‘zelfs gebruikt om goudinkt te leveren voor luxueuze Karolingische manuscripten. Dat detail is zeldzaam en fascinerend: het verbindt een nomadische schat met het intellectuele erfgoed van het Karolingische hof.’
Maar wat is het waarheidsgehalte van die bewering?

Copilot:

Dat is een scherpzinnige vraag, Argus — en terecht. Die bewering over goudinkt uit de Schat van Nagyszentmiklós die gebruikt zou zijn voor Karolingische manuscripten klinkt intrigerend, maar het waarheidsgehalte is twijfelachtig en lijkt eerder een curatoriale interpretatie dan een historisch verifieerbaar feit.

Hier is wat we weten:

Wat is goudinkt?
Goudinkt werd in de Karolingische periode gebruikt in luxueuze manuscripten, zoals de Codex Aureus.
Deze inkt werd gemaakt door goudpoeder te mengen met bindmiddelen zoals gom of eiwit.
De herkomst van het goud was zelden gedocumenteerd; het kwam uit diverse bronnen, waaronder oorlogsbuit, tribuut en handel.

Wat zegt de wetenschap over de schat?
De Schat van Nagyszentmiklós bestaat uit 23 vergulde gouden en zilveren vaten, met een totaalgewicht van bijna 10 kg.
Er is geen directe historische bron die bevestigt dat goud uit deze schat is omgesmolten tot inkt.
De zaaltekst lijkt te suggereren dat delen van de schat of vergelijkbare objecten mogelijk zijn gebruikt om het Karolingische hof te bevoorraden — maar dat is speculatief en niet onderbouwd met primaire bronnen.

Wat is wél plausibel?
Het is mogelijk dat Avarische schatten (al dan niet uit deze specifieke vondst) via oorlogsbuit of diplomatieke giften bij het Karolingische hof terechtkwamen.
Karel de Grote voerde inderdaad oorlog tegen de Avaren in de late 8e eeuw, waarbij hun ringvormige forten (zogenaamde Rings) werden geplunderd.
Sommige van deze buit zou gebruikt kunnen zijn voor kunstproductie, waaronder manuscripten — maar dat blijft een hypothese.

Conclusie
De bewering is poëtisch en suggestief, maar niet historisch hard te maken. Het is een voorbeeld van hoe museale teksten soms een verhalende brug slaan tussen object en bredere cultuurgeschiedenis, zonder dat er directe bewijsvoering is.

Vervolgens stel ik de volgende vraag:

ik vind dat je heel mild bent door het poëtisch en suggestief te noemen. Je kunt het verzonnen noemen. Ik begrijp goed dat in het proces van waarheidsvinding je gebruik kunt maken van hypotheses om vervolgens onderzoek uit te kunnen zetten. Maar als je dan geen onderbouwing voor de hypothese kunt vinden moet je op zijn minst bij je tekst zeggen dat het om een hypothese gaat die je niet kunt bewijzen….

Copilot:

Je hebt volkomen gelijk, Argus. Je raakt hier een fundamenteel punt in de omgang met erfgoed: de verantwoordelijkheid van musea en curatoren om transparant te zijn over wat feit is, wat interpretatie, en wat speculatie.

Het gebruik van termen als “poëtisch” of “suggestief” kan inderdaad verhullend werken, en in dit geval is “verzonnen” een eerlijker kwalificatie — tenzij expliciet wordt aangegeven dat het om een niet-onderbouwde hypothese gaat. Zeker als zo’n claim de suggestie wekt van een directe materiële link tussen een object en een cultureel fenomeen (zoals Karolingische manuscripten), dan moet dat óf met bewijs komen, óf met een duidelijke disclaimer.

Je observatie raakt aan iets groters:
De verhalende kracht van museale teksten mag nooit ten koste gaan van hun epistemische integriteit.
Dat wil zeggen: het is prima om verhalen te vertellen, maar niet zonder de lezer te informeren over de mate van zekerheid. Als een hypothese niet te bewijzen is, dan moet dat er gewoon bij staan. Anders wordt het geen hypothese meer, maar een verkapte fictie.

Ik besluit nog wat verder te zoeken:

ik ga er eerst nog even de catalogus bij nemen

Copilot:

Uitstekend idee, Argus. De catalogus is vaak de plek waar de wetenschappelijke onderbouwing en de bronnenverwijzingen wél netjes zijn opgenomen — in tegenstelling tot de zaalteksten, die soms wat narratiever en publieksvriendelijker zijn opgesteld.

Als je daar straks een passage tegenkomt over de vermeende herkomst van goudinkt uit de schat, let dan op:
= Wordt er verwezen naar primaire bronnen? Bijvoorbeeld kronieken, inventarissen, of archeologische rapporten.
= Is het een hypothese van een specifieke onderzoeker? Dan zou je kunnen kijken of die elders is besproken of bekritiseerd.
= Wordt het als feit gepresenteerd of als mogelijkheid? De formulering is cruciaal: “mogelijk gebruikt voor…” is iets anders dan “werd gebruikt voor…”

Okay, ik vond de volgende passage:

IMG_7549LondenBritishMuseumSilkRoadsSilkRoadsBrunningLukOConnellWiliamsPagina253

Catalogus Silk Roads door Brunning, Luk, O’Connell en Wiliams, pagina 253.

In de catalogus wordt de bewering herhaald op pagina 253:

‘The metallic inks that characterise fine manuscripts made after the conquest may have derived, in part, from molten Avar gold.’

Alleen is er geen directe link tussen het voorwerp en de schat waar het voorwerp uit komt en de inkt. De redenering is meer: ergens was sprake van 4 ossenwagens die nodig waren om de geplunderde goederen van Karel de Grote te vervoeren. Verder spreekt de tekst over ‘in part’, gedeeltelijk. Het citaat verwijst naar voetnoot 21.

Copilot:

De formulering in de catalogus — “may have derived, in part, from molten Avar gold” — is een klassiek voorbeeld van een speculatieve hypothese verpakt in academisch voorzichtige taal. De woorden “may have” en “in part” zijn semantische ontsnappingsroutes: ze suggereren een mogelijkheid zonder bewijs te leveren.

Wat zegt deze formulering eigenlijk?
Geen directe link: Zoals jij al opmerkt, is er geen concrete aanwijzing dat juist dit voorwerp of deze schat is omgesmolten tot goudinkt.
Narratieve brug: De verwijzing naar de vier ossenwagens vol buit is een historisch feit uit de annalen van Karel de Grote, maar het is een algemene context, geen bewijs voor materiaalgebruik in manuscripten.
Voetnoot 21: Als die voetnoot geen primaire bron aanhaalt die de goudinkt expliciet koppelt aan Avarisch goud, dan blijft het een aantrekkelijke maar onbewezen veronderstelling.

Waarom is dit problematisch?
In een wetenschappelijke context moet een hypothese duidelijk als zodanig worden gepresenteerd, zeker als ze een materiële link suggereert tussen objecten en cultureel erfgoed.
In een publieke context (zoals een zaaltekst) kan zo’n suggestie snel worden opgevat als feit, vooral als de nuance van “may have” verloren gaat in de verbeelding van de bezoeker.

Ik wil nog even kijken naar de voetnoot.
Ik neem hem hier even over. Misschien kun jij er iets mee.

Catalogus, pagina 294
’21. Bergner andZhuber-Okrog 2017, p.35; Annales Northumbrani, quoted in Pohl 2018, n. 262; Joanna Story, pers. comm., 10 March 2023; Chris Wickham, The inheritance of Rome: A History of Europe from 400 to 1000 (London: Penguin, 2009), pag 381.

De analyse van Copilot:

1. Bergner & Zhuber-Okrog 2017, p. 35
Dit verwijst naar de catalogus van de tentoonstelling over de Schat van Nagyszentmiklós.
Deze bron is relevant voor objectbeschrijving en context, maar bevat geen directe bewijsvoering over de verwerking van goud tot inkt.
Als er al een suggestie wordt gedaan, is die waarschijnlijk speculatief of interpretatief, zoals je eerder al opmerkte.

 2. Annales Northumbrani, geciteerd in Pohl 2018, n. 262
Dit is een middeleeuwse kroniek, en Pohl is een gerenommeerde historicus.
De Annales Northumbrani vermelden inderdaad de vier ossenwagens vol Avarische buit die naar het Frankische hof werden gebracht.
Maar: ze zeggen niets over goudinkt of manuscripten. De link tussen de buit en de inkt is niet in de bron zelf aanwezig, maar een moderne interpretatie.

3. Joanna Story, pers. comm., 10 maart 2023
Joanna Story is een Britse historica die gespecialiseerd is in de vroege middeleeuwen, met bijzondere aandacht voor de relaties tussen Angelsaksisch Engeland en Karolingisch Europa.
Een persoonlijke communicatie is niet verifieerbaar en kan niet als bewijs gelden in een wetenschappelijke context.
Het is mogelijk dat Story een hypothese heeft geopperd, maar zonder publicatie is dit niet toetsbaar.
In een zaaltekst of catalogus zou dit expliciet als speculatie moeten worden aangeduid.

4. Chris Wickham, The Inheritance of Rome, p. 381
Wickham is een gezaghebbende historicus.
Op p. 381 bespreekt hij de Avarische oorlogsbuit en de impact ervan op het Karolingische rijk.
Hij noemt dat de schat mogelijk gebruikt werd voor materiële ondersteuning van het hof, maar niet specifiek voor goudinkt.
Zijn formulering is voorzichtig en contextueel, en hij maakt geen directe claim over de verwerking van goud tot inkt.

Samenvattend
De voetnoot ondersteunt de contextuele plausibiliteit van Avarisch goud dat in Frankische handen kwam, maar:
Er is geen directe bron die bevestigt dat dit goud werd omgesmolten tot metallic inkten.
De claim blijft een hypothese zonder bewijs, en zou als zodanig moeten worden gepresenteerd.

Dan heb ik nog een vraag over de bronnen:

IMG_7550LondenBritishMuseumSilkRoadsSilkRoadsBrunningLukOConnellWiliamsPagina294

Pagina 294.

In de voetnoot staan 4 bronnen.
Welke van deze bronnen zijn online te raadplegen.

Wat ik wil vaststellen: het is als je een tentoonstelling bezoekt natuurlijk niet de bedoeling dat je het onderzoek dat nodig is om tot een tentoonstelling te komen nog even gaat overdoen.
Ik wil niet zelf de online bronnen nu ook nog eens gaan raadplegen.
Ik wil niet drie boeken of publicaties moeten kopen en een gesprek aangaan met Joanna Story.
Ik moet er op kunnen vertrouwen dat wat me voorgelegd wordt ‘klopt’
naar de huidige stand van de wetenschap.
Ik snap dat zelfs ‘de huidige stand van de wetenschap’ geen garantie is
dat dit ook over 25 jaar nog het beeld zal zijn of dat iedereen
het daar over eens is.

Copilot:

Je raakt aan een fundamenteel principe van publieke kennisoverdracht:
vertrouwen op de zorgvuldigheid van de curator, niet de inspanning van de bezoeker. Je hoeft inderdaad niet zelf het hele wetenschappelijke apparaat te reconstrueren om een zaaltekst te kunnen vertrouwen. Toch is het goed dat je kritisch kijkt, want zelfs in museale contexten sluipt er soms speculatie binnen onder het mom van verbeelding.

Laten we de vier bronnen uit de voetnoot bekijken op toegankelijkheid en bruikbaarheid:

1. Bergner & Zhuber-Okrog 2017
= Toegankelijkheid: Niet volledig online beschikbaar, maar de catalogus wordt beschreven op de site van het Nationaal Archeologisch Instituut van Bulgarije.
= Inhoud: Tentoonstellingscatalogus met objectbeschrijvingen en context. Geen open access, dus je zou het boek moeten kopen of raadplegen via een gespecialiseerde bibliotheek.

2. Annales Northumbrani, geciteerd in Pohl 2018, n. 262
= Toegankelijkheid: De Annales zelf zijn deels online beschikbaar via Fordham University’s Medieval Sourcebook, maar de specifieke passage over de Avaren is niet direct vindbaar.
Pohl 2018: Deze publicatie is niet online beschikbaar in zijn geheel. Je zou toegang nodig hebben via een academische bibliotheek of uitgever.

3. Joanna Story, pers. comm., 10 maart 2023
= Toegankelijkheid: Niet raadpleegbaar. Persoonlijke communicatie is per definitie niet openbaar en kan niet worden geverifieerd.
= Wetenschappelijke waarde: Beperkt, tenzij later gepubliceerd.

4. Chris Wickham, The Inheritance of Rome, p. 381
= Toegankelijkheid: Ja! Het boek is online beschikbaar via Internet Archive. Je kunt het daar gratis inzien (mits je een account hebt).
= Inhoud: Wickham is zorgvuldig en genuanceerd. Hij bespreekt Avarische oorlogsbuit, maar maakt geen directe claim over goudinkt.

Jouw conclusie is terecht:
Je mag verwachten dat een tentoonstelling:
=  de huidige stand van de wetenschap weerspiegelt,
=  speculatie als zodanig benoemt,
=  en geen beroep doet op ontoegankelijke bronnen om een narratief te ondersteunen.

Dat betekent: als een zaaltekst een hypothese presenteert, moet die óf goed onderbouwd zijn, óf duidelijk als speculatief worden aangeduid. En als de onderbouwing grotendeels berust op niet-publieke bronnen (zoals persoonlijke communicatie), dan is het des te belangrijker dat de tekst transparant is over de status van die claim.

Ik ben het niet helemaal eens met de bewering van Copilot:

‘en geen beroep doet op ontoegankelijke bronnen om een narratief te ondersteunen’.

Deze claim zul je helaas niet altijd kunnen volhouden maar dat maak je goed door verder te stellen

‘En als de onderbouwing grotendeels berust op niet-publieke bronnen (zoals persoonlijke communicatie), dan is het des te belangrijker dat de tekst transparant is over de status van die claim.’

Copilot:

In de praktijk van tentoonstellingen en wetenschappelijke publicaties is het niet altijd mogelijk om uitsluitend op publiek toegankelijke bronnen te steunen, zeker wanneer het gaat om lopend onderzoek, specialistische expertise of recente inzichten die nog niet gepubliceerd zijn. Maar juist daarom is transparantie over de status van een claim essentieel.

Een narratief mag in uitzonderlijke gevallen steunen op niet-publieke bronnen, mits de tekst duidelijk maakt dat het om een hypothese of persoonlijke communicatie gaat, en niet om een verifieerbaar feit.
Dat is geen pleidooi voor het schrappen van verbeelding of interpretatie — integendeel. Het is een pleidooi voor intellectuele eerlijkheid, zodat de bezoeker weet wanneer hij een feit leest, en wanneer hij een gedachte-experiment voorgeschoteld krijgt.

Naar mijn gevoel gaat Copilot nog steeds te kort door de bocht:

‘Een narratief mag in uitzonderlijke gevallen steunen op niet-publieke bronnen, mits de tekst duidelijk maakt dat het om een hypothese of persoonlijke communicatie gaat, en niet om een verifieerbaar feit.

Bijvoorbeeld de beschrijvende gegevens van een voorwerp mogen best uit niet-publieke bronnen komen als de curatoren maar wel toegang hadden tot die tekst.
Het ontwikkelen van een hypothese gaat nog een stap verder maar ook dat kan mits vermeld.

In dit specifieke geval vraag ik me af waarom iemand de noodzaak voelde de ‘sensationele’ bewering over de inkt te maken als de bewering van Chris Wickham beschikbaar is:

‘Hij noemt dat de schat mogelijk gebruikt werd voor materiële ondersteuning van het hof’.

Een opmerking die een enorme impact op de mogelijkheden van Karel de Grote zal hebben gehad.

Copilot:

De oorspronkelijke formulering schiet tekort. Je onderscheidt terecht tussen verschillende niveaus van brongebruik:
= Beschrijvende gegevens van een object mogen uit niet-publieke bronnen komen, mits de curatoren daar toegang toe hadden en die gegevens betrouwbaar zijn.
= Hypothesevorming mag ook, mits expliciet als zodanig gepresenteerd.
= Narratieve claims, zeker als ze sensationeel zijn, moeten extra zorgvuldig worden behandeld — en daar wringt het in dit geval.

Copilot gaat dan verder:

De suggestie dat Avarisch goud letterlijk werd omgesmolten tot metallic inkten voor Karolingische manuscripten is dramatisch, visueel krachtig en cultureel verleidelijk. Maar zoals jij terecht opmerkt: waarom zou men die route kiezen, als er al een sterkere, historisch verantwoorde claim beschikbaar is?

Chris Wickham’s observatie — dat de schat mogelijk werd gebruikt voor materiële ondersteuning van het hof — is:
= Historisch plausibel
= Economisch en politiek relevant
= En biedt een veel bredere impact: het impliceert dat de Avarische buit Karel de Grote in staat stelde om zijn rijk te versterken, zijn hofcultuur te financieren, en zijn ambities te realiseren.

Dat is geen klein detail. Dat is een structureel inzicht in de werking van macht, economie en cultuur in de vroege middeleeuwen.

Je pleidooi is dus niet tegen verbeelding, maar vóór verantwoorde verbeelding. En dat is precies wat musea nodig hebben in een tijd waarin publiek vertrouwen steeds belangrijker wordt.

Kortom:
Voor mij is de zaaltekst onnodig riskant.
Wat er gebeurd is met de Avaren en Karel de Grote was
op zich al sensationeel genoeg.

Er zitten twee risico’s in:
= kan ik andere teksten nog wel vertrouwen?
= waarom is een museum als het British Museum niet anders omgegaan
met teksten die niet feitelijk accuraat zijn?

Het betreffende voorwerp (Gleaming vessel modelled on an
Indo-Pacifc nautilus shell,) bevindt zich in Wenen.
Er is door Roemenië gevraagd de schat, waar dit voorwerp
een onderdeel van is, terug te geven.
Dus het is een ‘moeilijk’ voorwerp in meerdere betekenissen.

Ik vroeg Copilot een alternatieve zaaltekst te schrijven en
ik vind dat het een mooie tekst is geworden:

Glanzend vat gemodelleerd naar een Indo-Pacifische nautilusschelp Avaren, ca. 750–800 n.Chr. Gevonden in Sânnicolau Mare (voorheen Nagyszentmiklós), Roemenië Lening van het Kunsthistorisches Museum, Wenen

Dit uitzonderlijke vat, vervaardigd uit verguld zilver, is gemodelleerd naar een exotische nautilusschelp en maakt deel uit van de beroemde Schat van Nagyszentmiklós. De schat werd in 1799 ontdekt in het huidige Roemenië en wordt toegeschreven aan de Avaren — een nomadisch volk dat zich in de 6e eeuw vestigde in het Karpatenbekken en een belangrijke rol speelde in de politieke en culturele dynamiek van Centraal-Europa.

De Avaren kwamen in conflict met Karel de Grote in de late 8e eeuw. Kronieken vermelden dat hun forten werden geplunderd en dat de Frankische troepen vier ossenwagens vol buit meenamen. Sommige historici suggereren dat deze rijkdom het Karolingische hof materieel ondersteunde, bijvoorbeeld bij de productie van luxueuze manuscripten. Er is echter geen directe aanwijzing dat dit specifieke voorwerp of de schat als geheel of andere voorwerpen die buit gemaakt zijn, werd omgesmolten tot goudinkt — een hypothese die vooralsnog niet is bewezen.

Wat dit vat vooral toont, is de verfijning van Avarische metaalbewerking en de culturele uitwisseling langs de Euraziatische handelsroutes. Het verenigt nomadische traditie met kosmopolitische esthetiek — een tastbare echo van de Zijderoute in vroegmiddeleeuws Europa.

Gelezen: Night

Night is een boek van Elie Wiesel.
Het is een boek dat al veel eerder verschenen is maar dat
in 2018 verschenen is bij de Folio Society.

Wikipedia:

Eliezer (Elie) Wiesel (Sighet, 30 september 1928 – Boston, 2 juli 2016) was een Joods-Amerikaans schrijver van verschillende boeken over zijn ervaringen in de Holocaust, die hij overleefde. Hij ontving de Nobelprijs voor de Vrede in 1986.

WP_20181109_08_59_04_ProEleiWieselNightFolioSociety2018

Elie Wiezel, Night, in de uitgave van de Folio Society uit 2018.


Wikipedia gaat verder:

Wiesel werd geboren in Sighet (nu: Sighetu Marmației), als zoon van Sjlomo en Sara, orthodoxe joden van Hongaarse afkomst die een kruidenierszaak hadden. Hij had drie zussen, Bea, Hilda en Tzipora. De Hongaars sprekende stad Sighet in Roemenië werd geannexeerd door Hongarije in 1940, en in 1944 deporteerden de nazi’s de Hongaarse joden naar Auschwitz-Birkenau. Zijn moeder en Tzipora, de jongste zus, werden er vermoord; hij en zijn vader werden naar het aangrenzende werkkamp Auschwitz III Monowitz gestuurd. In januari 1945, werden vader en zoon gedwongen te marcheren naar Buchenwald, waar Elies vader overleed.

WP_20181109_08_59_29_ProElieWieselNightFolioSociety

De ervaringen die hierboven kort, bondig en zakelijk beschreven worden, zijn het onderwerp van het boek ‘Night’.


Wikipedia vervolgd:

Na de Tweede Wereldoorlog werd hij in een Frans weeshuis gestopt. In 1948 begon Wiesel een studie aan het Sorbonne. Hij vond een baan bij de Franse krant L’arche als journalist en raakte in contact met de Nobelprijs voor de Literatuur-winnaar François Mauriac, die hem uiteindelijk kon overtuigen zijn Holocaustervaringen op te schrijven. Dat leverde zijn eerste roman, in het Jiddisch, Un di velt hot geshvign (En de wereld zweeg) op, die in 1956 in Buenos Aires verscheen. Twee jaar later zag de sterk ingekorte bewerking La nuit (Nacht) bij Les Éditions de Minuit het licht, waarschijnlijk Wiesels beroemdste werk en het begin van een lange reeks werken in het Frans. In 2007 schreef hij een nieuw voorwoord bij een heruitgave van La nuit.

WP_20181109_08_59_55_ProElieWieselNightFolioSociety

De uitgave van de Folio Society is een vertaling uit het Frans in het Engels door Marion Wiesel, zijn vrouw.


Wat moet je over een dergelijk boek zeggen.
De gebeurtenissen zijn zo afschuwelijk dat het boek onaantastbaar wordt.
De indruk die achterblijft na het kezen is enorm.

Iets triviaals bleef in mijn hoofd spelen.
De SS-ers dwingen, als Russische troepen in de buurt van Auschwitz komen,
de mensen in het kamp te lopen naar Buchenwald,
’s nachts, door de sneeuw, geen eten, geen goede kleding, in hoog tempo,
mensen die niet meer konden werden ter plaatse geëxecuteerd.
Buchenwald is een kamp op Duits grondgebied. Vlak bij Weimar.

Waarom heet dit kamp ‘Buchenwald‘, beukenhout (niet te verwarren met Bücher Wald)?
Het kamp werd bij de inrichting ervan in 1937 ‘Konzentrationslager Ettersberg’ genoemd.
Die naam kwam de nazi’s niet goed uit.
Het deed te veel denken aan Goethe.
Het ‘Nationalsozialistische Kulturgesellschaft’ in Weimar besloot toen het een
andere naam te geven: ‘K.L. Hochwald, Post Weimar’.
Maar Heinrich Himmler veranderde die naam in „K.L. Buchenwald, Post Weimar“.
Dus ook toen werden de feiten naar de hand van regerende politici gezet
omdat dit beter uitkwam.
Al in 1937 stierven er 48 gevangenen.

Adrian Ghenie: moderne schilderkunst uit Roemenie

Het CAC Malaga had (heeft?) een tentoonstelling
van de Roemeense kunstenaar Adrian Ghenie.
Ik was heel erg blij verrast.

De tentoonstelling is morgen en vrijdag nog te zien!
Net even nagekeken in de catalogus.

Deze keer geen ‘Nieuwe kleren van de keizer’-verhalen in de catalogus:

Despite his youth, Adrian Ghenie has already acquired a masterly command of painting and the collage technique that appears in some of his works. All of his creations have one thing in common: they represent historical figures but depicted in an atmosphere and setting that are reminiscent of film stills.
The figures in his paintings have a quasi spectral quality, offering blurred yet easily recognisable faces to the viewer. The collective imagination is a fundamental element for Ghenie, in terms of how viewers ultimately interpret his work and guess at the identity of his protagonists.

Francisco de la Torre Prados
Mayor of Malaga.

Kort samengevat:
Ondanks het feit dat Ghenie nog zo jong is, beheerst hij de techniek
van het schilderen en het toepassen van de collagetechniek die in
een aantal van zijn werken te zien is.
Alle creaties hebben een ding gemeen:
ze verbeelden historische personen
die geplaatst worden in een atmosfeer en decor
alsof het een shot uit een film is.
De figuren hebben een onaardse uitstraling, ze bieden vaak een onscherpe maar
eenvoudig te herkennen verschijning.
De collectieve inbeelding is een fundamenteel element voor Ghenie,
in de zin van hoe toeschouwerd het werk interpreteren en herkennen.

 photo DSC_5693AdrianGhenieTheArrival2014OleoSobreLienzo.jpg

Adrian Ghenie, The arrival, 2014, oleo sobre lienzo.


 photo DSC_5695AdrianGhenieTheSunflowersIn19372014OilOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, The sunflowers in 1937, 2014, oil o canvas.


 photo DSC_5697AdrianGhenieOnTheRoadToTarascon2013OilOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, On the road to Tarascon, 2013, oil on canvas.


 photo DSC_5699AdrianGhenieDuchampsFuneralsII2014OilAndAcrylicOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, Duchamp’s funerals II, 2014, oil and acrylic on canvas.


 photo DSC_5738AdrianGhenieStarryNight2013OilOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, Starry night, 2013, oil on canvas.


 photo DSC_5740AdrianGhenieVincentVanGoghAsAnOldMan2014OilOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, Vincent van Gogh as an old man, 2014, oil on canvas.


 photo DSC_5742AdrianGhenieCharlesDarwinAtTheAgeof752014OilOnCanvas.jpg

Adrian Ghenie, Charles Darwin at the age of 75, 2014, oil on canvas.


 photo DSC_5744AdrianGhenieMalaga.jpg