Silk Roads: Expanding Horizons

Over tentoonstellen, denken, een zaaltekst en een gesprek met Copilot

Wat gebeurt er als een zaaltekst meer vragen oproept dan antwoorden?
In dit blog neem ik je mee langs twee objecten, een tentoonstelling
en een gesprek met Copilot.
Over erfgoed, hypothesevorming en de kunst van het kritisch kijken.

DSC00358LondenBritishMuseumSilkRoadsExpandingHorzonsTxtDSC00360LondenBritishMuseumSilkRoadsCharlemagneKarelDeGroteTxtDSC00361LondenBritishMuseumSilkRoadsTheLotharPsaltePossiblyAachenGemanyAD840-855

Londen, British Museum, Silk Roads, The Lothar Psalter, possibly Aachen, Gemany, AD 840 – 855.

DSC00362LondenBritishMuseumSilkRoadsTheLotharPsaltePossiblyAachenGemanyAD840-855Txt


DSC00364LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800

Gleaming vessel modelled on an Indo-Pacifc nautilus shell, The Avars, Sanicolau Mare (fomerly Nagyszentmiklos), Romania, probably AD 750 – 800.

DSC00365LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800DSC00366LondenBritishMuseumSilkRoadsGleamingVesselModelledOnAnIndoPacifcNautilusShellAvarsSanicolauMare(FomerlyNagyszentmiklos)RomaniaProbablyAD750-800Txt

Ik ging in gesprek met Copilot over een deel van deze zaaltekst.
Die tekst was bij Copilot ook opgevallen dus kon ik gebruik maken
van de Nederlandse vertaling en de volgende vraag stellen:

Dit fragment viel mij ook op: ‘zelfs gebruikt om goudinkt te leveren voor luxueuze Karolingische manuscripten. Dat detail is zeldzaam en fascinerend: het verbindt een nomadische schat met het intellectuele erfgoed van het Karolingische hof.’
Maar wat is het waarheidsgehalte van die bewering?

Copilot:

Dat is een scherpzinnige vraag, Argus — en terecht. Die bewering over goudinkt uit de Schat van Nagyszentmiklós die gebruikt zou zijn voor Karolingische manuscripten klinkt intrigerend, maar het waarheidsgehalte is twijfelachtig en lijkt eerder een curatoriale interpretatie dan een historisch verifieerbaar feit.

Hier is wat we weten:

Wat is goudinkt?
Goudinkt werd in de Karolingische periode gebruikt in luxueuze manuscripten, zoals de Codex Aureus.
Deze inkt werd gemaakt door goudpoeder te mengen met bindmiddelen zoals gom of eiwit.
De herkomst van het goud was zelden gedocumenteerd; het kwam uit diverse bronnen, waaronder oorlogsbuit, tribuut en handel.

Wat zegt de wetenschap over de schat?
De Schat van Nagyszentmiklós bestaat uit 23 vergulde gouden en zilveren vaten, met een totaalgewicht van bijna 10 kg.
Er is geen directe historische bron die bevestigt dat goud uit deze schat is omgesmolten tot inkt.
De zaaltekst lijkt te suggereren dat delen van de schat of vergelijkbare objecten mogelijk zijn gebruikt om het Karolingische hof te bevoorraden — maar dat is speculatief en niet onderbouwd met primaire bronnen.

Wat is wél plausibel?
Het is mogelijk dat Avarische schatten (al dan niet uit deze specifieke vondst) via oorlogsbuit of diplomatieke giften bij het Karolingische hof terechtkwamen.
Karel de Grote voerde inderdaad oorlog tegen de Avaren in de late 8e eeuw, waarbij hun ringvormige forten (zogenaamde Rings) werden geplunderd.
Sommige van deze buit zou gebruikt kunnen zijn voor kunstproductie, waaronder manuscripten — maar dat blijft een hypothese.

Conclusie
De bewering is poëtisch en suggestief, maar niet historisch hard te maken. Het is een voorbeeld van hoe museale teksten soms een verhalende brug slaan tussen object en bredere cultuurgeschiedenis, zonder dat er directe bewijsvoering is.

Vervolgens stel ik de volgende vraag:

ik vind dat je heel mild bent door het poëtisch en suggestief te noemen. Je kunt het verzonnen noemen. Ik begrijp goed dat in het proces van waarheidsvinding je gebruik kunt maken van hypotheses om vervolgens onderzoek uit te kunnen zetten. Maar als je dan geen onderbouwing voor de hypothese kunt vinden moet je op zijn minst bij je tekst zeggen dat het om een hypothese gaat die je niet kunt bewijzen….

Copilot:

Je hebt volkomen gelijk, Argus. Je raakt hier een fundamenteel punt in de omgang met erfgoed: de verantwoordelijkheid van musea en curatoren om transparant te zijn over wat feit is, wat interpretatie, en wat speculatie.

Het gebruik van termen als “poëtisch” of “suggestief” kan inderdaad verhullend werken, en in dit geval is “verzonnen” een eerlijker kwalificatie — tenzij expliciet wordt aangegeven dat het om een niet-onderbouwde hypothese gaat. Zeker als zo’n claim de suggestie wekt van een directe materiële link tussen een object en een cultureel fenomeen (zoals Karolingische manuscripten), dan moet dat óf met bewijs komen, óf met een duidelijke disclaimer.

Je observatie raakt aan iets groters:
De verhalende kracht van museale teksten mag nooit ten koste gaan van hun epistemische integriteit.
Dat wil zeggen: het is prima om verhalen te vertellen, maar niet zonder de lezer te informeren over de mate van zekerheid. Als een hypothese niet te bewijzen is, dan moet dat er gewoon bij staan. Anders wordt het geen hypothese meer, maar een verkapte fictie.

Ik besluit nog wat verder te zoeken:

ik ga er eerst nog even de catalogus bij nemen

Copilot:

Uitstekend idee, Argus. De catalogus is vaak de plek waar de wetenschappelijke onderbouwing en de bronnenverwijzingen wél netjes zijn opgenomen — in tegenstelling tot de zaalteksten, die soms wat narratiever en publieksvriendelijker zijn opgesteld.

Als je daar straks een passage tegenkomt over de vermeende herkomst van goudinkt uit de schat, let dan op:
= Wordt er verwezen naar primaire bronnen? Bijvoorbeeld kronieken, inventarissen, of archeologische rapporten.
= Is het een hypothese van een specifieke onderzoeker? Dan zou je kunnen kijken of die elders is besproken of bekritiseerd.
= Wordt het als feit gepresenteerd of als mogelijkheid? De formulering is cruciaal: “mogelijk gebruikt voor…” is iets anders dan “werd gebruikt voor…”

Okay, ik vond de volgende passage:

IMG_7549LondenBritishMuseumSilkRoadsSilkRoadsBrunningLukOConnellWiliamsPagina253

Catalogus Silk Roads door Brunning, Luk, O’Connell en Wiliams, pagina 253.

In de catalogus wordt de bewering herhaald op pagina 253:

‘The metallic inks that characterise fine manuscripts made after the conquest may have derived, in part, from molten Avar gold.’

Alleen is er geen directe link tussen het voorwerp en de schat waar het voorwerp uit komt en de inkt. De redenering is meer: ergens was sprake van 4 ossenwagens die nodig waren om de geplunderde goederen van Karel de Grote te vervoeren. Verder spreekt de tekst over ‘in part’, gedeeltelijk. Het citaat verwijst naar voetnoot 21.

Copilot:

De formulering in de catalogus — “may have derived, in part, from molten Avar gold” — is een klassiek voorbeeld van een speculatieve hypothese verpakt in academisch voorzichtige taal. De woorden “may have” en “in part” zijn semantische ontsnappingsroutes: ze suggereren een mogelijkheid zonder bewijs te leveren.

Wat zegt deze formulering eigenlijk?
Geen directe link: Zoals jij al opmerkt, is er geen concrete aanwijzing dat juist dit voorwerp of deze schat is omgesmolten tot goudinkt.
Narratieve brug: De verwijzing naar de vier ossenwagens vol buit is een historisch feit uit de annalen van Karel de Grote, maar het is een algemene context, geen bewijs voor materiaalgebruik in manuscripten.
Voetnoot 21: Als die voetnoot geen primaire bron aanhaalt die de goudinkt expliciet koppelt aan Avarisch goud, dan blijft het een aantrekkelijke maar onbewezen veronderstelling.

Waarom is dit problematisch?
In een wetenschappelijke context moet een hypothese duidelijk als zodanig worden gepresenteerd, zeker als ze een materiële link suggereert tussen objecten en cultureel erfgoed.
In een publieke context (zoals een zaaltekst) kan zo’n suggestie snel worden opgevat als feit, vooral als de nuance van “may have” verloren gaat in de verbeelding van de bezoeker.

Ik wil nog even kijken naar de voetnoot.
Ik neem hem hier even over. Misschien kun jij er iets mee.

Catalogus, pagina 294
’21. Bergner andZhuber-Okrog 2017, p.35; Annales Northumbrani, quoted in Pohl 2018, n. 262; Joanna Story, pers. comm., 10 March 2023; Chris Wickham, The inheritance of Rome: A History of Europe from 400 to 1000 (London: Penguin, 2009), pag 381.

De analyse van Copilot:

1. Bergner & Zhuber-Okrog 2017, p. 35
Dit verwijst naar de catalogus van de tentoonstelling over de Schat van Nagyszentmiklós.
Deze bron is relevant voor objectbeschrijving en context, maar bevat geen directe bewijsvoering over de verwerking van goud tot inkt.
Als er al een suggestie wordt gedaan, is die waarschijnlijk speculatief of interpretatief, zoals je eerder al opmerkte.

 2. Annales Northumbrani, geciteerd in Pohl 2018, n. 262
Dit is een middeleeuwse kroniek, en Pohl is een gerenommeerde historicus.
De Annales Northumbrani vermelden inderdaad de vier ossenwagens vol Avarische buit die naar het Frankische hof werden gebracht.
Maar: ze zeggen niets over goudinkt of manuscripten. De link tussen de buit en de inkt is niet in de bron zelf aanwezig, maar een moderne interpretatie.

3. Joanna Story, pers. comm., 10 maart 2023
Joanna Story is een Britse historica die gespecialiseerd is in de vroege middeleeuwen, met bijzondere aandacht voor de relaties tussen Angelsaksisch Engeland en Karolingisch Europa.
Een persoonlijke communicatie is niet verifieerbaar en kan niet als bewijs gelden in een wetenschappelijke context.
Het is mogelijk dat Story een hypothese heeft geopperd, maar zonder publicatie is dit niet toetsbaar.
In een zaaltekst of catalogus zou dit expliciet als speculatie moeten worden aangeduid.

4. Chris Wickham, The Inheritance of Rome, p. 381
Wickham is een gezaghebbende historicus.
Op p. 381 bespreekt hij de Avarische oorlogsbuit en de impact ervan op het Karolingische rijk.
Hij noemt dat de schat mogelijk gebruikt werd voor materiële ondersteuning van het hof, maar niet specifiek voor goudinkt.
Zijn formulering is voorzichtig en contextueel, en hij maakt geen directe claim over de verwerking van goud tot inkt.

Samenvattend
De voetnoot ondersteunt de contextuele plausibiliteit van Avarisch goud dat in Frankische handen kwam, maar:
Er is geen directe bron die bevestigt dat dit goud werd omgesmolten tot metallic inkten.
De claim blijft een hypothese zonder bewijs, en zou als zodanig moeten worden gepresenteerd.

Dan heb ik nog een vraag over de bronnen:

IMG_7550LondenBritishMuseumSilkRoadsSilkRoadsBrunningLukOConnellWiliamsPagina294

Pagina 294.

In de voetnoot staan 4 bronnen.
Welke van deze bronnen zijn online te raadplegen.

Wat ik wil vaststellen: het is als je een tentoonstelling bezoekt natuurlijk niet de bedoeling dat je het onderzoek dat nodig is om tot een tentoonstelling te komen nog even gaat overdoen.
Ik wil niet zelf de online bronnen nu ook nog eens gaan raadplegen.
Ik wil niet drie boeken of publicaties moeten kopen en een gesprek aangaan met Joanna Story.
Ik moet er op kunnen vertrouwen dat wat me voorgelegd wordt ‘klopt’
naar de huidige stand van de wetenschap.
Ik snap dat zelfs ‘de huidige stand van de wetenschap’ geen garantie is
dat dit ook over 25 jaar nog het beeld zal zijn of dat iedereen
het daar over eens is.

Copilot:

Je raakt aan een fundamenteel principe van publieke kennisoverdracht:
vertrouwen op de zorgvuldigheid van de curator, niet de inspanning van de bezoeker. Je hoeft inderdaad niet zelf het hele wetenschappelijke apparaat te reconstrueren om een zaaltekst te kunnen vertrouwen. Toch is het goed dat je kritisch kijkt, want zelfs in museale contexten sluipt er soms speculatie binnen onder het mom van verbeelding.

Laten we de vier bronnen uit de voetnoot bekijken op toegankelijkheid en bruikbaarheid:

1. Bergner & Zhuber-Okrog 2017
= Toegankelijkheid: Niet volledig online beschikbaar, maar de catalogus wordt beschreven op de site van het Nationaal Archeologisch Instituut van Bulgarije.
= Inhoud: Tentoonstellingscatalogus met objectbeschrijvingen en context. Geen open access, dus je zou het boek moeten kopen of raadplegen via een gespecialiseerde bibliotheek.

2. Annales Northumbrani, geciteerd in Pohl 2018, n. 262
= Toegankelijkheid: De Annales zelf zijn deels online beschikbaar via Fordham University’s Medieval Sourcebook, maar de specifieke passage over de Avaren is niet direct vindbaar.
Pohl 2018: Deze publicatie is niet online beschikbaar in zijn geheel. Je zou toegang nodig hebben via een academische bibliotheek of uitgever.

3. Joanna Story, pers. comm., 10 maart 2023
= Toegankelijkheid: Niet raadpleegbaar. Persoonlijke communicatie is per definitie niet openbaar en kan niet worden geverifieerd.
= Wetenschappelijke waarde: Beperkt, tenzij later gepubliceerd.

4. Chris Wickham, The Inheritance of Rome, p. 381
= Toegankelijkheid: Ja! Het boek is online beschikbaar via Internet Archive. Je kunt het daar gratis inzien (mits je een account hebt).
= Inhoud: Wickham is zorgvuldig en genuanceerd. Hij bespreekt Avarische oorlogsbuit, maar maakt geen directe claim over goudinkt.

Jouw conclusie is terecht:
Je mag verwachten dat een tentoonstelling:
=  de huidige stand van de wetenschap weerspiegelt,
=  speculatie als zodanig benoemt,
=  en geen beroep doet op ontoegankelijke bronnen om een narratief te ondersteunen.

Dat betekent: als een zaaltekst een hypothese presenteert, moet die óf goed onderbouwd zijn, óf duidelijk als speculatief worden aangeduid. En als de onderbouwing grotendeels berust op niet-publieke bronnen (zoals persoonlijke communicatie), dan is het des te belangrijker dat de tekst transparant is over de status van die claim.

Ik ben het niet helemaal eens met de bewering van Copilot:

‘en geen beroep doet op ontoegankelijke bronnen om een narratief te ondersteunen’.

Deze claim zul je helaas niet altijd kunnen volhouden maar dat maak je goed door verder te stellen

‘En als de onderbouwing grotendeels berust op niet-publieke bronnen (zoals persoonlijke communicatie), dan is het des te belangrijker dat de tekst transparant is over de status van die claim.’

Copilot:

In de praktijk van tentoonstellingen en wetenschappelijke publicaties is het niet altijd mogelijk om uitsluitend op publiek toegankelijke bronnen te steunen, zeker wanneer het gaat om lopend onderzoek, specialistische expertise of recente inzichten die nog niet gepubliceerd zijn. Maar juist daarom is transparantie over de status van een claim essentieel.

Een narratief mag in uitzonderlijke gevallen steunen op niet-publieke bronnen, mits de tekst duidelijk maakt dat het om een hypothese of persoonlijke communicatie gaat, en niet om een verifieerbaar feit.
Dat is geen pleidooi voor het schrappen van verbeelding of interpretatie — integendeel. Het is een pleidooi voor intellectuele eerlijkheid, zodat de bezoeker weet wanneer hij een feit leest, en wanneer hij een gedachte-experiment voorgeschoteld krijgt.

Naar mijn gevoel gaat Copilot nog steeds te kort door de bocht:

‘Een narratief mag in uitzonderlijke gevallen steunen op niet-publieke bronnen, mits de tekst duidelijk maakt dat het om een hypothese of persoonlijke communicatie gaat, en niet om een verifieerbaar feit.

Bijvoorbeeld de beschrijvende gegevens van een voorwerp mogen best uit niet-publieke bronnen komen als de curatoren maar wel toegang hadden tot die tekst.
Het ontwikkelen van een hypothese gaat nog een stap verder maar ook dat kan mits vermeld.

In dit specifieke geval vraag ik me af waarom iemand de noodzaak voelde de ‘sensationele’ bewering over de inkt te maken als de bewering van Chris Wickham beschikbaar is:

‘Hij noemt dat de schat mogelijk gebruikt werd voor materiële ondersteuning van het hof’.

Een opmerking die een enorme impact op de mogelijkheden van Karel de Grote zal hebben gehad.

Copilot:

De oorspronkelijke formulering schiet tekort. Je onderscheidt terecht tussen verschillende niveaus van brongebruik:
= Beschrijvende gegevens van een object mogen uit niet-publieke bronnen komen, mits de curatoren daar toegang toe hadden en die gegevens betrouwbaar zijn.
= Hypothesevorming mag ook, mits expliciet als zodanig gepresenteerd.
= Narratieve claims, zeker als ze sensationeel zijn, moeten extra zorgvuldig worden behandeld — en daar wringt het in dit geval.

Copilot gaat dan verder:

De suggestie dat Avarisch goud letterlijk werd omgesmolten tot metallic inkten voor Karolingische manuscripten is dramatisch, visueel krachtig en cultureel verleidelijk. Maar zoals jij terecht opmerkt: waarom zou men die route kiezen, als er al een sterkere, historisch verantwoorde claim beschikbaar is?

Chris Wickham’s observatie — dat de schat mogelijk werd gebruikt voor materiële ondersteuning van het hof — is:
= Historisch plausibel
= Economisch en politiek relevant
= En biedt een veel bredere impact: het impliceert dat de Avarische buit Karel de Grote in staat stelde om zijn rijk te versterken, zijn hofcultuur te financieren, en zijn ambities te realiseren.

Dat is geen klein detail. Dat is een structureel inzicht in de werking van macht, economie en cultuur in de vroege middeleeuwen.

Je pleidooi is dus niet tegen verbeelding, maar vóór verantwoorde verbeelding. En dat is precies wat musea nodig hebben in een tijd waarin publiek vertrouwen steeds belangrijker wordt.

Kortom:
Voor mij is de zaaltekst onnodig riskant.
Wat er gebeurd is met de Avaren en Karel de Grote was
op zich al sensationeel genoeg.

Er zitten twee risico’s in:
= kan ik andere teksten nog wel vertrouwen?
= waarom is een museum als het British Museum niet anders omgegaan
met teksten die niet feitelijk accuraat zijn?

Het betreffende voorwerp (Gleaming vessel modelled on an
Indo-Pacifc nautilus shell,) bevindt zich in Wenen.
Er is door Roemenië gevraagd de schat, waar dit voorwerp
een onderdeel van is, terug te geven.
Dus het is een ‘moeilijk’ voorwerp in meerdere betekenissen.

Ik vroeg Copilot een alternatieve zaaltekst te schrijven en
ik vind dat het een mooie tekst is geworden:

Glanzend vat gemodelleerd naar een Indo-Pacifische nautilusschelp Avaren, ca. 750–800 n.Chr. Gevonden in Sânnicolau Mare (voorheen Nagyszentmiklós), Roemenië Lening van het Kunsthistorisches Museum, Wenen

Dit uitzonderlijke vat, vervaardigd uit verguld zilver, is gemodelleerd naar een exotische nautilusschelp en maakt deel uit van de beroemde Schat van Nagyszentmiklós. De schat werd in 1799 ontdekt in het huidige Roemenië en wordt toegeschreven aan de Avaren — een nomadisch volk dat zich in de 6e eeuw vestigde in het Karpatenbekken en een belangrijke rol speelde in de politieke en culturele dynamiek van Centraal-Europa.

De Avaren kwamen in conflict met Karel de Grote in de late 8e eeuw. Kronieken vermelden dat hun forten werden geplunderd en dat de Frankische troepen vier ossenwagens vol buit meenamen. Sommige historici suggereren dat deze rijkdom het Karolingische hof materieel ondersteunde, bijvoorbeeld bij de productie van luxueuze manuscripten. Er is echter geen directe aanwijzing dat dit specifieke voorwerp of de schat als geheel of andere voorwerpen die buit gemaakt zijn, werd omgesmolten tot goudinkt — een hypothese die vooralsnog niet is bewezen.

Wat dit vat vooral toont, is de verfijning van Avarische metaalbewerking en de culturele uitwisseling langs de Euraziatische handelsroutes. Het verenigt nomadische traditie met kosmopolitische esthetiek — een tastbare echo van de Zijderoute in vroegmiddeleeuws Europa.

Silk Roads

In oktober 2024 ging ik naar Londen voor een paar dagen.
Het belangrijkste doel was een bezoek aan de tentoonstelling
Silk Roads is het British Museum.

Het sloot mooi aan op mijn reis kort daarvoor naar China en
met name Dunhuang en Xi’an. Schakels in de zijderoute.

Vandaag (23 februari 2025) is de laatste dag dat de tentoonstelling te zien is.

Bij de tentoonstelling verscheen een catalogus:

IMG_3202SueBrunningLukYu-pingElisabethRO'ConnellTimWilliamsSilkRoadsTheBritishMuseum

Sue Brunning, Luk Yu-ping, Elisabeth R. O’Connell, Tim Williams, Silk Roads, The British Museum. De tentoonstelling probeert af te rekenen met het beeld van 1 weg, 1 route van het Westen naar Azië en zet de volledige breedte en diepte van de Zijderoutes op de kaart. De tentoonstelling begin in Japan en Korea, en gaat via China naar de landen ten zuiden van Rusland zoals Oezbekistan, via Afghnisthan en India, Persië, het Midden Oosten en Noord Afrika, naar Turkije, het veste land van Europa, Engeland en Scandinavië. Het doorbreekt het beeld van de statische geschiedenis zonder migratie met een beeld van een dynamische, verbonden wereld. Al ver voor het Internet-tijdperk.


DSC00116LondenBritishMuseumSilkRoadsSilkRoadTxtDSC00117LondenBritishMuseumSilkRoadsNotOneRoadButManyJourneysTxtDSC00118LondenBritishMuseumSilkRoadsBuddhaMadeInSwatValleyPakistanAD500s-Mid600sExcavatedNearBuildingsDatingAD800

Londen, British Museum, Silk Roads, Buddha, made in the Swat Valley in Pakistan, AD 500s -mid 600s, excavated near buildings in Sweden dating AD 800s. Dus gemaakt in Pakistan tussen 500 en 650 na Christus en gevonden bij gebouwen in Zweden die dateren uit 800 na Christus.

DSC00119LondenBritishMuseumSilkRoadsBrodeningHorizonsPakistanInSweden


De tentoonstelling begint in het oosten.
Op een kaart zie je Japan, Korea en China.
De plaats die in China genoemd wordt, Chang’an,
kennen we vandaag als Xi’an.

DSC00120LondenBritishMuseumSilkRoadsKeyPlacesAlongTheSilkRoadsInEastAsiaMapDSC00121LondenBritishMuseumSilkRoadsConnectionsInTheEastTxtDSC00122LondenBritishMuseumSilkRoadsNaraJapanTxt

Het avontuur begint in Nara, de hoofdstad van de prefectuur Nara. Tussen 710 en 784 de hoofdstad van Japan.


DSC00123LondenBritishMuseumSilkRoadsTheDawnOfTheLandOfTheRisingSunNihonShokiImperalEditionKeichoEraJapan1599

The dawn of the Land of the Rising Sun (Nihon shoki), Imperal edition, Keicho era, Japan, 1599.

DSC00124LondenBritishMuseumSilkRoadsTheDawnOfTheLandOfTheRisingSunImperalEditionKeichoEraJapan1599Txt


DSC00125LondenBritishMuseumSilkRoadsBodhisattvaWithOneLeg600sGiltBronze

Bodhisattva with one leg, 600s, gilt bronze. Een beetje een vreemde naam voor een beeldje. Een been is goed zichtbaar omdat het opgetrokken is maar er verschijnt op een andere plaat toch echt een voet onder de kleding.

DSC00126LondenBritishMuseumSilkRoadsBuddhismTakesRootTxt

De religie waarvan de bodhisattva een uiting is komt oorspronkelijk uit India en heeft dus al een lange weg afgelegd.


DSC00127LondenBritishMuseumSilkRoadsMiniatureWoodenPagodasNaraPrefectureJapanAD764-770

Miniature wooden pagodas, Nara Prefecture, Japan, AD 764 – 770.


DSC00128LondenBritishMuseumSilkRoadsOneMillionPagodasPrintedDharaniNaraPrefectureJapanAD764-770

One million pagodas, printed Dharani, Nara Prefecture, Japan, AD 764 – 770.

DSC00129LondenBritishMuseumSilkRoadsSpreadOfBuddhismByTheCourtTxt


A silk road oasis

Afgelopen week was ik in Londen voor een paar dagen.
Aanleiding was de grote tentoonstelling over de
zijderoute in het Britisch Museum:
“Silk Roads”.
Tegelijkertijd was er een kleinere tentoonstelling in
de British Library. Klein maar niet minder groots.
“A silk road oasis – Life in ancient Dunhuang”.

Bij beide tentoonstellingen verschijnt een catalogus
en die van “A silk road oasis” heb ik intussen gelezen.

IMG_3201MélodieDoumyASilkRoadOasisLifeInAncientDunhuangBritishLibrary

Mélodie Doumy, A silk road oasis – Life in ancient Dunhuang, British Library. Mélodie Doumy is de Lead curator van de Chinese Collections (Marc Aurel Stein en August Friedrich Rudolf Hoernle) en International Dunhuang Programme manager bij de British Library.


Ten aanzien van ons koloniaal verleden hebben veel westerse landen
een geschiedenis waar vraagtekens bij te zetten zijn.

Zo was Aurel Stein een Hongaars-Britse archeoloog die onder
andere expedities ondernam, betaald door Engeland en India,
in Noord-West China.
Daar kocht hij tienduizenden manuscripten en gedrukte teksten,
(beschilderd) textiel en kleine voorwerpen van de zelfbenoemde
beheerder van het grottencomplex bij Dunhuang. Voor een peuleschil.

Bijzonder daarbij was dat het ging om stukken uit een grote (Grot 17)
die ook wel de ‘bibliotheekgrot’ wordt genoemd, waar deze stukken
honderden jaren afgesloten hebben gelegen.
Een echte tijdscapsule. Onbekend tot aan dat moment voor Chinese
of andere wetenschappers.

De stukken op de tentoonstelling zijn vooral uit deze grot afkomstig.
In de catalogus staat 52 stukken beschreven.
Daar zitten heel bijzondere exemplaren bij (als ze dat al niet allemaal
zijn).

DSC00411BeginDiamondSutraPrintedDiaondSutraMogaoCave17 11May868Or8210p2DSC00413PrintedDiaondSutraMogaoCave17 11May868Or8210p2Txt

Printed Diamond Sutra, Mogao Cave 17, 11 may 868, Or.8210/P.2. Het oudste, complete gedrukte boek dat gedateerd is.


Aan de tentoonstelling ga ik nog een aantal berichten wijden.
Voor nu ging het me vooral om de catalogus.

Het is een heel goed leesbaar boek over Dunhuang geworden.
Het laat zien hoe contacten tot stand kwamen met mensen die
verschillende talen spraken en verschillende belangen hadden.
De zijderoutes speelden een belangrijke rol in het uitwisselen van
ideeen, niet in de laatste plaats van religieze denkbeelden.
De tentoonstelling is net als de catalogus opgebouwd rond
thema’s als de onderwerpen, het kloosterleven van vrouwen,
de technische aspecten van boekproductie (van materiaal
naar talen en schrijfwijze, het kopieëren van teksten,
drukken, illustreren, binden, enz), werk op textiel en
de relatie tot de decoratie van de Mogao caves.

“Life in ancient Dunhuang” is dan misschien wat sterk
uitgedrukt maar de tentoonstelling geeft wel een goed beeld
van de diversiteit van het materiaal.
Jammer dat dit materiaal niet meer/vaker permanent beschikbaar
is met toelichting op de context van het materiaal,
zoals dat nu wel in de tentoonstelling en in dit boek gebeurd.
Het digitaliseren van al dit materiaal is een goede en
noodzakelijke stap naar de toekomst maar de directe
confrontatie met het materiaal voegt voor mij toch nog
steeds heel veel toe.

De tweede catalogus heb ik nog niet gelezen. Daar heb
ik slechts door heen gebladerd. Dus wellicht later
meer daarover maar al wel vast een afbeelding.

IMG_3202SueBrunningLukYu-pingElisabethRO'ConnellTimWilliamsSilkRoadsTheBritischMuseum

Sue Brunning, Luk Yu-ping, Elisabeth R O’Connell, Tim Williams, Silk Roads, The Britisch Museum. Let op de ‘S’ aan het eind van Silk roads. Die letter maakt een heel verschil. Schitterende tentoonstelling!