Na de ‘daltempels’ volgen we de weg die met stukken bestrating en dan weer trappen verder gaat de voet van de berg op. Het uitzicht is prachtig al is de foto schuin tegen de zon in en is de lucht nog klam van de koudere temperatuur ’s nachts.
Het is nog niet druk dus het crowd control bordje is nog niet nodig.
Zoals vaak in Azië wordt op heel veel plaatsen de mogelijkheid geboden om te bidden en offers te brengen. Dat hoeft geen officiële tempel te zijn (geweest). Vaak is een eenvoudig beeld of een steen of boom al genoeg.
Er zijn dan altijd mensen in de buurt die bloemslingers maken of andere kunstige en minder kunstige offergaven. Die verkopen ze dan aan de pelgrims en toeristen. Dit is van de categorie ‘Kunstig’.
Er staan frangipani-bomen. Die bomen hebben een zilvergrijze bast en de bloemen ruiken heerlijk.
Het valt niet zo op maar als je de berg oploopt loop je door een terraslandschap. De muurtjes lijken ook van de tijd waarin de complex is aangelegd. Er was hier al een complex in de 5e eeuw maar wat we vandaag zien is ontstaan is de 11e tot 13e eeuw. Wart begon als een Hindoeïstische tempel is nu een Boeddhistisch oord.
De weg snijdt in een rechte lijn door het landschap.
Het landschap is er prachtig.
Vanaf dit iets hogere punt zie je de twee baray’s. Bij de rechtse is ons bezoek begonnen.
Soms is de trap best steil.
De muur van een terras.
Hoe hoger je komt, hoe mooier het uitzicht wordt.
Naar de hoofdtempel is het nu niet ver meer.
We hoeven ook niet echt ver meer te klimmen.
Daarover een volgende keer.
































