De afgelopen dagen las ik onder andere in het boekje ‘Vestdijk –
Concerten te Doorn’, deel 17 in de Saldencahiers.
Dit is een reeks boekjes van de margedrukker die gaat onder de naam
Statenhofpers Den Haag (Jaap Schipper en Christianne Duchateau).
Het leuke voor mij aan deze reeks is de mooi verzorgde uitvoering van de boeken,
het gevarieerde aanbod aan auteurs (waarvan ik geregeld nog nooit iets
gelezen heb) en het handzame formaat.
Deze keer betreft het een deel met recenties geschreven door Simon
Vestdijk van muziekvoorstellingen in Doorn rond het einde van de
Tweede Wereldoorlog en het eerste bevrijdingsjaar. In totaal 6 stukken
die bestemd waren voor de krant.
Dus niet persé groot literair werk maar het toont een kant van Vestdijk
die weinig met schrijven te maken heeft en daarom waarschijnlijk
interessant voor kenners van zijn werk.
Dat ben ik in ieder geval niet.
Toen ik door de stukken las kreeg ik de aandrang om de muziek te
beluisteren waarvan Vestdijk de uitvoering beschrijft.
Van de ‘Regendruppelétude’ van Frédéric Chopin, had ik nog nooit gehoord.
Maar op internet waren meerdere uitvoeringen te horen.
Zoek die van Lang Lang maar eens op.
Statenhofpers, Den Haag, Saldencahiers 17, Simon Vestdijk – Concerten te Doorn. Met een inleiding door Peter van Schijndel en een portret van Vestdijk door Karel Kindermans, Chang Chi Lan-Ying en Jan de Jong waren verantwoordelijk voor het zet- en drukwerk.
Al lezend kwam bij mij ook de vraag binnen over de waarde van recenties.
In de podcast ‘Klassiek Inside’ (!) worden regelmatig twee elkaar tegensprekende
recenties voorgelegd aan (de vertegenwoordiger van) de uitvoerenden. Bijvoorbeeld
een stuk uit het NRC en de Volkskrant.
Met de vraag wat de uitvoerenden daar nou van vonden.
Soms lees je bijna magische teksten.
Ook Vestdijk schrijft van die zinnen in geheimtaal die blijkbaar horen
bij de wereld van klassieke muziek:
Pagina 32:
“In het ‘Intermezzo’ in A groote terts en in Schubert was echter een gunstig evenwicht tusschen opvatting en karakter der muziek bereikt, waarbij technische verwerkelijking en doorvoelde voordracht hand in hand gingen.”
Pagina 35 (een zin die vaker voorkomt in de 6 stukken):
“die over een uitnemend geschoold orgaan blijkt te beschikken.”
Dergelijke zinnen maken me zo nieuwsgierig dat ik bij die uitvoering had willen zijn.
Maar daarvoor zal toch echt tijdreizen moeten worden uitgevonden.
Ik heb genoten van het boek!
