In Archiefstuk 001 van mijn Bouillonistisch Archief
werd het boek Charms, 50 verhalen al genoemd.
Het allereerste verhaal, en meteen de allereerste zin, staat
op een absurdistische wijze stil bij soep.
Nu ik de 50 verhalen gelezen heb blijkt dat dit
eerste verhaal meteen een van de meest aansprekende is.
Daniil Charms, 50 verhalen, Statenhofpers. In de vertaling vanuit het Russisch door Jan Paul Hinrichs die ook het nawoord verzorgd.
Er is veel te genieten aan deze kleine parels van verhalen.
Steeds slaagt Charms erin je op het verkeerde been te zetten.
Een verhaal springt er wat mij betreft echt uit, een kort verhaal
van vier zinnen waarin Charms vrijwel dezelfde geschiedenis
twee keer verteld.
Het is heel ontregelend voor de lezer. Het is een techniek die
Charms op meer plaatsen inzet.
Toegegeven: als je deze techniek een paar keer voorbij ziet
komen verliest hij aan kracht.
Maar de 4 zinnen zijn top:
Op een keer ging Semjonov wandelen. Het was een heel warme dag en daarom besloot Semjonov te gaan zwemmen in de rivier.
Semjonov wandelde heel lang, werd uiteindelijk moe en ging uitrusten op het gras langs de rivier.
Het was een warme dag en Semjonov besloot te baden in de rivier.
Het subtiele verschil: eerst ‘zwemmen’, later ‘baden’.
Een verschuiving die nauwelijks betekenis draagt,
maar des te meer bijdraagt aan de ontregeling.
Op andere plaatsen waar je deze techniek ziet is er soms een
meer algemeen deel en een meer specifiek deel.
Zoals het heel specifiek gedateerde verhaal van 8 maart 1938.
Deel 1 begin bijvoorbeeld met ‘Wanneer iemand de slaap niet kan vatten’,
terwijl deel 2 begint met ‘Iemand die Oknov heet lag op bed, de benen
dom uitgestrekt en probeerde in te slapen.’
In de verhalen ligt de nadruk op het ontregelen. Het zijn
absurdistische, korte verhalen. Wat ik lastig vond,
was dat ik gaandeweg steeds meer weerzin voelde opkomen
tegen het mensbeeld dat Charms hanteert.
De meeste mensen in zijn verhalen zijn niet slim, ze laten
het onheil dat hen overkomt, gelaten over zich heen komen.
Natuurlijk, dergelijke typetjes zijn gewillige slachtoffers
in komische situaties.
Zou Charms dit soort verhalen ook hebben kunnen schrijven
over intelligente en actieve mensen?
Jan Hanlo, Beste advisanda, Brieven aan Hajo Wong (en Willem K. Coumans), Statenhofpers. Voorzien van toelichtingen door Wiel Kusters.
Het tweede boek: Hanlo, Beste advisanda, Brieven aan Hajo Wong
(en Willem K. Coumans) heb ik ook met veel plezier gelezen.
Gelukkig lost Hanlo zelf de vraag op die mij vanaf het begin
bezighield: wat wordt bedoeld met ‘advisanda’?
Het komt nog al eens voor dat een verzameling brieven van
een schrijver vooral gaat over ditjes en datjes.
Bij Hanlo is dat niet. Zelfs de teksten van de briefkaarten
gaan over literatuur. Daardoor vond ik ze veel leuker om te lezen.
Soms in het wel Taalkunde met hoofdletter ‘T’,
maar het blijft steeds inhoudelijk relevant.
Zoals bijvoorbeeld in de brief van 20 januari 1960 waarin Hanlo
al schrijvend over spelfouten een definitie van een
dichter of schrijver geeft:
Niemand kan een dichteres of dichter of schrijver tenslotte de les lezen: als zij geen komma’s willen schrijven, doen ze ’t niet, zij maken de nieuwe spel-gewoonten (zij niet alleen , ook het volk, maar niet de boekjes).
Zoals steeds verzorgt Chang Chi Lan-Ying het zetwerk, leent met van Helmut Salden de letters voor de boekband en drukt Jan de Jong de tekst. De fijnste letter vond ik die van Charms, 50 verhalen (het lettertype wordt in de reeks, per boek aangepast naar de inhoud).


