Dit is de inleiding van het Dordrechts Museum op de tentoonstelling ‘Anders dan de anderen’.
De recente beoogde herwaardering van Carel de Nerée richt zich sterk op
zijn ‘anders-zijn’ — begrijpelijk vanuit historisch en maatschappelijk
perspectief.
Maar het risico bestaat dat we, in onze honger naar herkenning,
voorbijgaan aan wat zijn kunst werkelijk beoogt:
verwarren, verlokken, verstillen.
Misschien is het niet De Nerée zelf die ‘anders dan de anderen’ was,
maar zijn manier van kijken — en dat kunnen wij vandaag de dag allemaal leren.
De Nerée werkt in wat we het “Fin de siècle” noemen
“Fin de siècle” betekent letterlijk “einde van de eeuw”.
Het verwijst meestal naar het einde van de 19e eeuw,
concreet de jaren 1880 – 1914.
Een tijdperk getekend door culturele spanning:
in de kunst wisselen oververfijning en melancholie af met
vernieuwingsdrang en de hoop op een ander begin.
Dat uit zich in een aantal stromingen.
— sommigen bekend, anderen vergeten.
Denk aan symbolisme, Jugendstil (of Art Nouveau), en aan een reeks
filosofische en maatschappelijke ontwikkelingen zoals darwinisme,
freudiaanse psychoanalyse, estheticisme, existentialisme,
feminisme, spiritualiteit, socialisme en anarchisme.
Het gaat te ver om hier nu diep op in te gaan.
Carel de Nerée is een symbolist.
Symbolisme, dan denk ik aan symbolen, maar dat ligt
net iets anders.
Het woord symbolisme doet denken aan symbolen,
maar het gaat veel dieper dan alleen het gebruik van herkenbare
tekens, symbolen of iconen.
Carel de Nerée tot Babberich, De Nacht, 1901 – 1904, oost-indische inkt met pen en penseel, zilververf.
Het symbolisme was een kunst- en literatuurstroming die ontstond
in de tweede helft van de 19e eeuw, vooral als reactie op het
realisme en naturalisme.
In plaats van de zichtbare werkelijkheid te tonen,
wilden symbolisten juist het onzichtbare, het innerlijke
en het mysterieuze uitdrukken.
Carel de Nerée tot Babberich, Allegorische voorstelling met figuren en een pauw in een tuin, 1899 – 1901, potlood, bruine inkt met pen, rode inkt met penseel, witte dekverf.
Dat doen ze door zelfbedachte, persoonlijke symbolen te gebruiken
om zich te uiten. Dat vraagt natuurlijk ook wat van de persoon
die de werken ziet, leest of hoort.
Daarbij zoeken ze bewust naar uitingen die voor meerdere
uitleggingen vatbaar zijn. Ze schromen niet thema’s als dood,
dromen, verlangens, melancholie en spiritualiteit te gebruiken.
Hun werken ademen theater en schoonheid uit, het zijn geen
pogingen foto’s te maken maar een soort van compositie
van de wereld in de meest brede zin van het woord.
Die symbolen spreken niet direct voor zichzelf — ze openen
een ruimte waarin de kijker mag dwalen en duiden.
Carel de Nerée tot Babberich, Rôdeuse, 1901 – 1904, oost-indische inkt met pen en penseel.
De Nerée plaatste zich binnen deze traditie.
Maar in het nog Nederland van rond 1900 was weinig ruimte voor
die krachtige en persoonlijke vernieuwing die De Nerée bracht
en die in het buitenland al veel meer aanhangers had.
Ook vandaag is dit voor veel mensen nog ingewikkeld.
Wie alleen kijkt naar de maker, mist de compositie.
Wie zich openstelt voor zijn beelden, ervaart misschien geen antwoord
— maar een fluistering. Een echo van het onzegbare, die in stilte resoneert.

Een persoonlijke noot achteraf: Ik plande vijf artikelen over ‘Anders dan de anderen’. Deze derde tekst speelde al vanaf het begin in mijn hoofd. Het is de belangrijkste van de reeks — niet toevallig dus dat ik hem niet als eerste bracht.









