Gelezen: Sampler – Literair talent anno morgen
Een boek met verhalen van jonge schrijvers.
Jong vooral in de zin dat nog niet zo heel veel van hun werk
is gepubliceerd.
In deze bundeling dus van ieder van hen een verhaal.
Hieronder wat ik er van vond.
Sarah Arnolds: Niet klagen.
Leuk verhaal.
Bijzonder taalgebruik.
Kun je dat vol blijven houden?
Jacco Doppenberg: De Kleine Python
Goed verhaal.
Je wil blijven lezen.
De Amerikaanse setting van het verhaal spreekt mij niet aan.
Peter Wu: En we zouden nooit meer stoppen
Een vervreemdend verhaal.
Wel goed in elkaar gezet.
Maar ik heb geen idee waar dit over gaat.
Turkije, ja.
Maar dan?
Peter Buurman: Testbeeld
Een verhaal beginnen is één ding.
Maar dat einde!
Op een mooie manier het einde tot onderwerp van het verhaal gemaakt
terwijl dat pas op het eind heel duidelijk wordt.
Goed gedaan!
Sofie Lakmaker: De geschiedenis van mijn sexualiteit
Wel grappig maar niet echt scherp.
Carl Plaisier: Winterpels
Eerst maar een paar zinnen zodat je een gevoel krijgt voor de stijl:
Het nut van een gesprek is overschat en bovenal eenzijdig.
Voor de spreker zit het genot in gehoord worden.
Er is daarvoor een luisteraar nodig.
Voor de luisteraar zit het genot niet in het luisteren maar in het doorvertellen.
Genot dat tussen twee mensen op een verschillend moment plaatsvindt is misbruik.
Ik ben verrast dat u me laat uitspreken.
Dan, als het ware teder, wendt u zich tot mij, wrijft in uw nek, dan in uw ogen en zegt:
“Maar dan willen spreker en luisteraar tot net hetzelfde?”
Bovenstaande is een fragment van pagina 159.
===
Het tegenovergestelde van de lach is niet de zucht maar onverschilligheid.
Bovenstaande regel is een fragment van pagina 163.
===
Dit is een verhaal dat soms intelligent in elkaar lijkt te zitten
maar waar ik weinig mee kan.
Fenna Riethof: De nieuwe Alferink
Het verhaal kan niet echt boeien.
Rashif El Kaoui: Lonely women in ****** are waiting for you
Algemene tendens in veel van deze verhalen is de ongelofelijke
gerichtheid op het eigen ‘IK’.
Dat je dat nog eens mag meemaken van iemand die een soort kind van het ‘Ik’-tijdperk is.
Voor mensen die niet weten wat het ‘Ik’-tijdperk is,
is vond op www.ensie.nl een soort van definitie.
Op de website de hele definitie, hier een samenvatting:
Ik-tijdperk – (Eng. the Me-decade, ook wel the age of Me; gelanceerd door de Amerikaanse auteur-journalist Tom Wolfe in het mei/juni nummer van 1973 van The Critic), benaming voor de jaren zeventig en tachtig, de periode waarin alles rond de eigen persoon draait en er weinig belangstelling is voor de medemens; ‘cultuur van het narcisme’.
Bij ons werd de term gelanceerd door het tijdschrift de Haagse Post in het kerstnummer van 1979.
De ‘ik-generatie’ (Me-generation) wordt gevormd door yup(pie)-prototypes die de innerlijke contemplatie van de hippies uit de jaren zestig omzetten in een vergaande obsessie met zichzelf.
Goed initiatief.
Leuke kennismaking.