Wim Oepts

Een van de vier tentoonstellingen in de Kunsthal in Rotterdam
gaat over het werk van Wim Oepts.
Wie?! Wim Oepts.

Ik had van deze schilder nog nooit gehoord,
laat staan dat ik een werk van hem gezien had.
En gezien de beperkte aanwezigheid van informatie over deze kunstenaar
op het internet ga ik er van uit dat niet veel mensen hem kennen.
De Kunsthal stelt voor de pers 3 werken ter beschikking
en die zie je dan ook in deze blog.
Prachtige kleuren, gestyleerde afbeeldingen maar
het blijven figuratieve werken.
Ik ben heel blij verrast.

 

Wikipedia

Wim Oepts Willem Anthonie Oepts (1904 – 1988) was een Nederlandse kunstenaar, bekend door de vele geabstraheerde en zonovergoten landschappen die hij na 1945 schilderde. Vanaf 1935 woonde hij voornamelijk in Frankrijk. Oepts was een uitgesproken colorist.
Biografie Als kunstenaar was Oepts een autodidact; hij bezocht als jongen de ambachtsschool en volgde een opleiding tot machinetekenaar. Aanvang jaren ’20 begon hij daarnaast “vrij” te tekenen; hij maakte vooral hout- en linoleumsnedes. In 1924 trok zijn werk de aandacht van de bekende schilderes Charley Toorop, die hem onder haar hoede nam en introduceerde bij haar vriendenkring (o.a. John Radecker, Gerrit Rietveld, Kurt Schwitters, Adriaan Roland Holst). Toorop moedigde de jonge Oepts aan met olieverf te gaan werken. Dit wordt voortaan zijn medium. Tot ongeveer 1935 maakt hij voornamelijk donkergekleurde straatscenes en stadsgezichten van Amsterdam, de stad waar hij toen woonde.Bezoeken aan Parijs brengen Oepts in contact met veel lichtere schilderstijlen; vooral het werk van Andre Derain en Pierre Bonnard spreekt hem aan. In 1939 vestigt hij zich met zijn Franse vrouw Marthe in Parijs. Hij volgt daar lessen van Othon Friesz, die vooral de nadruk legt op het samenspel van kleuren in een schilderij. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wijkt Oepts uit naar Engeland, waar hij bij de Nederlandse regering in Londen als ‘war artist’ aan de slag komt. Vandaar neemt hij in 1944, als militair, deel aan de invasie op het vasteland van Europa. Hij maakt o.a. illustraties voor het legerblad Pen Gun en het illegale Vrij Nederland. In 1958 krijgt Wim Oepts de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 voor zijn activiteiten tijdens de oorlog.In 1946 keert Oepts terug naar Frankrijk. Hij leidt daar een teruggetrokken bestaan, mijdt de publiciteit en heeft weinig contacten met de kunsthandel of met andere kunstenaars in Parijs. Hij concentreert zich nu geheel op zijn schilderwerk. ’s Zomers tekent hij veel in het zuiden, vooral in Saint-Tropez, ’s winters verwerkt hij zijn schetsen in zijn atelier te Parijs tot schilderijen. Hij kent jaren van grote armoede. In Nederland is het in de ‘officiele’ kunstwereld al abstractie wat de klok slaat; werk dat als ‘figuratief’ wordt bestempeld, wordt niet bekeken. In Frankrijk heeft niemand van deze buitenlander gehoord. Pas vanaf de jaren ’60 gaat het wat beter, doordat Nederlandse verzamelaars Oepts’ werk gaan kopen.De Franse landschappen van de ‘volwassen’ Oepts zijn meestal direct herkenbaar door de “aan de vroegere houtsnijder herinnerende” opbouw van de compositie in contrasterende vlakken en door het eigenzinnig kleurgebruik. Zo kan Oepts het felle zuidelijke licht weergeven door de hemel groen te kleuren en gebruikt hij in later werk vaak ook zwart als kleur. Het zijn schilderijen met een heel eigen karakter, Oepts hoort niet tot een ‘school’, hoogstens is er enige verwantschap met de (jongere) Ecole de Paris-schilder Nicolas de Stael (1914 – 1955). Tegenwoordig is Oepts’ werk bij liefhebbers in Nederland zeer in trek. Op veilingen en in de handel kosten zijn doeken vaak bedragen waarvan de kunstenaar, in 1988 te Parijs overleden, gemakkelijk een jaar had kunnen leven.

Wim Oepts


Wim Oepts, Het gele huis, 1980, olieverf op doek (particuliere collectie).


Wim Oepts, Oogst, 1968, olieverf op doek (particuliere collectie).


Wim Oepts, Paarse straat, 1984, olieverf op doek (particuliere collectie).


Jean Tinguely

In de Kunsthal in Rotterdam loopt al even
een tentoonstelling over het werk van Jean Tinguely.
Deze Zwitserse kunstenaar is vanaf de jaren 1970 een bekende
figuur geworden in de kunstwereld.

Hij steefde een zo’n democratisch mogelijke vorm van kunst na.
Daarom werkte hij op allerlei projecten samen met andere
kunstenaars en ontwierp hij kunstwerken waarmee de toeschouwer
op een of andere manier aan de slag kon gaan.
Beweging was misschien wel zijn belangrijkste thema.
Zo maakte hij machines die tekeningen konden maken
en schreef vervolgens een wedstrijd uit om te bepalen
wie het beste kunstwerk kon maken met zijn machine.
Verder maakte hij werken die verder gingen dan kunstenaars als
Kandinsky. Bij Kandinsky lijken de werken haast foto-opnames van
mobiles (nee niet de telefoon). De echte beweging ontbrak.
Niet bij Tinguely. Die maakte machines die echt bewogen en wel zo
dat nooit twee maal dezelfde vorm kon ontstaan.

Ik ben al lang liefhebber van zijn werk en raad iedereen aan
het speciaal rond zijn werk gebouwde museum in Basel te bezoeken.
Of de Kunsthal in Rotterdam.
Daar kocht ik een aantal prentbriefkaarten.

Soms kwamen zijn machines helemaal spontaan tot stand.
Zonder ontwerp maar vaak ook maakte hij tekeningen
in brieven, op tafelservetten of welk stukje papier dan ook.
Later gaan kunstenaars deze manier van werken gebruiken
om hun projecten te bekostigen.

Christo maakt eerst veel schetsen, zeefdrukken enz van een
werk dat hij wil gaan maken.
Verkoopt die en gebruikt vervolgens het geld om de installatie
zoals het inpakken van de Rijksdag in Berlijn te bekostigen.

Hier is een voorbeeld van een schets van Jean Tinguely
in een brief aan Maha Sacher uit 1983.

Dit is een voorbeeld van hoe toeval een grote rol speelt in zijn werk.
Tinguely wordt gevraagd door de zwitserse overheid mee te werken
aan een groot project met veel andere kunstenaars.
Het is de bedoeling dat ze gaan werken in een bepaalde ruimte.
Die ruimte blijkt erg donker te zijn.
Dus maak je een grote lamp.
‘Der Luminator’ heeft lang het centraal station van Basel verlicht.
Het is een machine die licht geeft en continue beweegt.

Der Luminator, 1991.

In Zwitserland bestond/bestaat een grote fabriek waar onder andere treinen
werden gebouwd. De firma heet Von Roll en was/is gevestigd in Olten.
Jean Tinguely kreeg toestemming een fabriekshal die moest verdwijnen
te doorzoeken op bruikbaar materiaal (tandwielen en ander ijzer).
Veel van de tandwielen zijn terecht gekomen in dit werk.
Het beweegt en maakt muziek.

Fatamorgana (Meta-harmonie No. 4), 1985.

Een specialisme van Tinguely waren machines die met veel lawaai
en vuurwerk zichzelf vernietigden.
Daarmee aangevend hoe relatief kunst is.
Kunst is niet perse hoogdravend, ingewikkeld, herheven.
Dit werk leverden nogal wat opschudding op en vestigde
zijn naam.

Ad Petersen/Jean Tinguely, La Vittoria, Milaan 28/11/1970.

Nog een voorbeeld van een ontwerpschets van Tinguely.
Uit een brief aan Maja Sacher.

Ragtime for Maja, 1983.