Een eerste ontdekkingsreis door het digitale archief van de Abdij van Egmond
Deze week zag ik op Twitter dat het archief van de Nederlandse
Abdij van Egmond digitaal beschikbaar is.
Een verzameling met waarschijnlijk van alles tussen kunst en kitsch.
Met belangrijke, gewichtige documenten en meer eenvoudige,
tijdgebonden notities.
Sommige stukken zullen ons meteen aanspreken, bij anderen zullen
we (misschien ten onrechte) onze schouders ophalen.
Dus ik ging eerst eens kijken wat ik zoal kan vinden (en jij ook natuurlijk).
Mijn oog viel meteen op een paar zaken:
– cartularia, registers van akten en brieven
– betrekkingen tot het landsheerlijk bestuur en tot het rijk
– betrekkingen tot de H. Stoel en de bisschop van Utrecht
– kasteleinschap van Hargen
Overzicht van het gedigitaliseerde Archief van de Abdij van Egmond. De titel bij 1.8 is door mij afgekapt.
Ik begin bij het ‘kasteleinschap’.
Dat is niet een kroegbaas maar een kastelein kon in dit verband
een beheerder van een domein of versterkt huis zijn,
die namens de abdij toezicht hield op het land, de opbrengsten inde
en recht sprak over de bewoners.
Het Kasteleinschap van Hargen zoals dat op eerste regel van de charter genoemd wordt.
‘Hargen’ is een plaats in de gemeente Bergen,
in de Nederlandse provincie Noord-Holland.
Bergen ligt dan weer dicht bij Egmond (aan zee).
Alles binnen 2 uur fietsen.
Van de zoekfunctie van het digitale archief kom je steeds dichter bij de werkelijke archiefstukken.
Let op, laat je niet afschrikken door de op het eerste oog ingewikkelde
termen. Dat is jargon. Gewoon even opzoeken op Google want
vaak zijn er eenvoudige verklaringen voor die woorden:
‘regest’
dat is een samenvatting van een archiefstuk in een (vaak lange) zin.
‘geïnsereerd’
betekent dat de tekst, een brief bijvoorbeeld, in de tekst
die je aan het lezen bent is opgenomen, tussengevoegd.
Je hoeft dat allemaal niet te snappen om die brieven (charters)
ook gewoon mooi te vinden.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de letter ‘i’ waarmee de eerste charter begint.
Het blijft natuurlijk ingewikkeld om zo’n charter te lezen, het lettertype
is voor ons ingewikkeld en dan staan dergelijke teksten vol met afkortingen
die niet zo eenvoudig zijn. Er worden niet alleen woorden afgekort
maar in een woord lijkt het soms dat er letters ‘overgeslagen’ worden.
Een cursus kan daarbij helpen.
In de tekst zag ik de naam ‘Egmont’ en vroeg me af of Egmont en Egmond
door elkaar werden gebruikt:
In de 15e eeuw kwam de spelling Egmont inderdaad vaak voor als variant op Egmond. Beide vormen verwezen naar dezelfde adellijke familie en het gebied rond de abdij van Egmond in Noord-Holland. De schrijfwijze Egmont werd vooral gebruikt in officiële Latijnse of Franse documenten, of wanneer men zich op de internationale adel richtte.
Waarom die spellingvariatie?
- In middeleeuwse teksten was spelling nog niet gestandaardiseerd.
- Egmont klonk chiquer of internationaler, zeker in diplomatieke of Bourgondische context.
- De beroemde graaf Lamoraal van Egmont (1522–1568) gebruikte zelf ook de vorm Egmont, wat die spelling verder heeft verspreid.
Dus ja, rond 1470 was Egmont een gangbare schrijfwijze, vooral in adellijke en officiële kringen, terwijl Egmond de oorspronkelijke Nederlandse vorm bleef.
Fragment met de tekst ‘Egmont’. Aan het eind van regel 3.
Maar om te kijken naar mooie plaatjes, het begin van de verwondering,
is dat niet perse nodig.
Laten we eens kijken wat de regest zegt:
Gheryt van Poelgeest, abt van Egmonde, draagt voor 12 jaren aan Cornelis Jacob Heyenzoon op het huis met huisraad en duinen te Haregon wel te “bewaren”, waarvoor hij zal genieten een jaarlijkse wedde van 12 Rynsgulden, benevens het gebruik van enige landen en een tabbert, wanneer ook de andere dienaren gekleed zullen worden, benevens de helft van alle boeten en vervallen, terwijl hij zich verplicht drie windhonden op zijn kosten te houden. Geïnsereerd in de brief d.d. 1470 (Reg.no. 1231b)., 1470 April 17
Dus we hebben te maken met een abt van Egmond:
Gheryt van Poelgeest.
Volgens mij staat hier ‘Gheryt van Poelgeest, abt van Egmond’.
Een abdij was niet alleen een plaats van gebed voor geestelijken.
Een abdij was ook eigenaar van land om en nabij de abdij.
Dat land kon allerlei onroerende goederen omvatten, bijvoorbeeld
boerderijen, akkers, kapellen, molens, duinen, dijken, enz.
Het land konden de geestelijken zelf bewerken maar ze konden dat ook
verpachten, uitlenen.
Dat land kon dus geld opbrengen maar ook uitbetalingen in natura
opleveren en hier wordt er blijkbaar voor betaald!
Er wordt een soort van rentmeester aangesteld.
Hier wordt voor een periode van 12 jaar een ‘gestoffeerd huis’ en
bijbehorende duinen ‘in bewaring’ gegeven aan Cornelis Jacob Heyenzoon.
Die kreeg daar voor betaald: 12 Rynsgulden.
Rijnse gulden, ook rijnsgulden, overlandse gulden, eigentijdse benaming voor goudguldens die op grond van sinds 1349 tussen de keurvorsten van Keulen en Trier en vanaf 1386 tussen alle vier keurvorsten in het Rijngebied gesloten muntverdragen (Rijnlandse muntunie) tot aan het begin van de zestiende eeuw op eenparige voet en met dezelfde beeldenaar geslagen zijn.
Ik vond een afbeelding van een Rynsgulden op de website van het
Rijksmuseum:
Een prachtige munt. Gevonden in Brielle en geslagen rond 1430. Dat komt in de buurt bij de datum van het charter want dat document is uit 1470.
Cornelis Jacob Heyenzoon krijgt naast het land ook een tabbert in bewaring.
Voor die kleding gelden dezelfde regels als voor de kleding van andere
mensen in dienst bij de abdij.
Cornelis krijgt de helft van de boetes en verbeurd verklaarde goederen.
Dus als rentmeester was Cornelis ook een soort politieagent.
Cornelis moet hiervoor ook 3 windhonden onderhouden, wat vooral op eten geven
zal neerkomen en de honden behoeden voor ongelukken of ziektes.
Dierenartsen zoals wij die nu kennen waren er nog niet in 1470 en
dat is ook het geval met trimsalons.
De tabbaard (of tabbert of tabberd) of toga werd vroeger door mannen als een soort kamerjas over hun kleding gedragen en werd daarbij vaak afgezet met randen bont. Het lange gewaad met de wijd uitlopende onderrok die in die tijd door vrouwen werd gedragen werd ook tabbaard genoemd. Het woord verwerd later tot een algemeen woord voor alle soorten lang uitlopende wijde gewaden, zoals dat van Sinterklaas.
Wat mij dan direct opvalt is de zegel. Die is van Henrick Claessoen, schout
Er is dus heel veel te zien in dat archief en je kunt beginnen
vanuit je huiskamer zoals ik voor dit bericht heb gedaan.
Ik heb naar 1 document gekeken dus mij lijkt het dat we dit
met recht een schat kunnen noemen.
Ik kijk nu al uit naar wat voor andere verrassingen dit archief nog meer bevat.











