Vanochtend beluisterde ik een interview door Astrid Kersseboom
met Jasper Roubos, voorzitter van de Producentenorganisatie
Consumptieaardappelen (POC).
Het is vakantietijd dus misschien was het interview niet zo
grondig voorbereid.
Het interview viel op door het beperkte beeld dat Roubos schetst
van de aardappelmarkt.
Zijn oplossing voor alle problemen was om een producentenorganisatie
op te zetten waarvan hij voorzitter is.
In een speelveld met multi-nationals is het voor een individuele boer
moeilijk een vuist te maken. Maar een analyse die concludeert dat
de oplossing voor de vele problemen in de agrarische sector, die van heel
diverse aard zijn, ligt in het samenbrengen van telers…..
Dat riekt naar eigenbelang.
Dat eigenbelang bij een aantal spelers in het agrarisch veld
zeer belangrijk lijkt, is volgens mij mij een oorzaak van het verstoorde
beeld dat ontstaan is in Nederland.
Denk aan de meest uiteenlopende partijen zoals banken, verzekeraars,
opleidingsinstituten, adviesbureaus, politici, multi-nationals,
veevoederproducenten, leveranciers van machines, meststoffen,
dierenartsen en medicijnproducenten, retail, marketing,
landbezitters,…….
Het beeld van Roubos haakt weer aan bij het beeld dat veel mensen in Nederland
hebben en dat door sommige politieke partijen (BBB) in leven
wordt gehouden, maar dat al heel lang niet meer realistisch is.
Het beeld van de superboer, die keihard werkt, die de namen van
zijn dieren kent, die alles doet voor de kwaliteit van zijn producten
en onze gezondheid, die niet aan een vrouw kan komen (of juist wél, mits hij zich
aanmeldt voor ‘Boer zoekt Vrouw’, waar Minister Wiersma haar agrarische/politieke
carrière lanceerde), die briljant innovatief is, die het slachtoffer is
van slecht weer en die altijd werkt voor kleine of niet bestaande marges.
Maar de boer is geen slachtoffer, het is een ondernemer in een globale
markt voor voeding.
Het zou best wel eens kunnen dat sommige sectoren in die
transitie de spreekwoordelijke boot gemist hebben of
maar doorploeteren op een eerder ingeslagen weg.
Even terug naar de prijs van de aardappelen.
In 2021 aten we in Nederland 41,4 kilo per persoon (vers en diepvries).
We eten steeds minder aardappelen.
Vers (thuis op tafel) is dalend, diepvries (friettent, McDonald’s (etc) en
restaurant) stabiel.
De reactie van de agrarische wereld is vreemd:
In 2025 wordt er meer dan 83.000 hectare consumptieaardappelen geteeld, een stijging van 8,6% ten opzichte van het jaar ervoor (CBS).
Want tegelijk daalt de opbrengst per hectare. De redenen daarvoor zijn:
= Slechtere weersomstandigheden (natte lentes, droge zomers),
= Bodemverdichting en verminderde vruchtbaarheid,
= Beperkte vruchtwisseling.
Wat een statistisch geneuzel. Wat zit er echt achter…
Slechtere weersomstandigheden= klimaatverandering
Bodemverdichting= te intensieve landbouw
Beperkte vruchtwisseling= gehoor geven aan economische druk
Dus in Nederland gebruiken we steeds minder aardappelen en
het klimaat wordt steeds ongunstiger voor de aardappelteelt.
Boeren reageren daarop door juist vaker en dus meer aardappelen
aan te planten op meer grond.
Het gevolg is dat de opbrengst per hectare daalt.
Waarom betalen we dan zo veel voor aardappelen (begin 2025)?
Daarvoor zijn de volgende redenen aan te wijzen:
= Lage opbrengst per hectare
= Sterk stijgende vraag vanuit de fritesindustrie
Vooral Belgische en Franse fabrieken breidden hun capaciteit fors uit.
Ze zochten actief naar vrije aardappelen, wat de markt opdreef
= Beperkt aanbod van vrije aardappelen
Veel telers hielden hun aardappelen vast in de hoop op nog hogere prijzen.
Daardoor ontstond schaarste op de vrije mark
= Hoge kostprijs voor telers
Door gestegen kosten voor arbeid, energie en pacht waren prijzen
van €0,30 – €0,40 per kilo nodig om rendabel te blijven
Samenvattend (hoge prijs):
Minder aardappelen per hectare, vraag vanuit export, speculatie
met aardappelen leiden tot een hoge kostprijs en/of slechte
bedrijfsvoering leidde tot uitzonderlijk hoge prijzen voor de consumenten.
Waarom daalt de aardappelprijs dan nu plotseling?
= Overproductie door areaaluitbreiding
In reactie op de hoge prijzen breidden telers in heel
Noordwest-Europa het areaal uit.
= Aanbodoverschot of structurele scheefgroei in de markt
Toen bleek dat de vraag achterbleef op de verwachting,
ontstond een probleem. De vrije markt fungeert als “afvoerputje” voor
overschotten. Telers zonder contract raken hun aardappelen moeilijk
kwijt en moeten soms verkopen onder kostprijs.
= Concurrentie uit lagekostenlanden
India, China en Egypte vergroten hun marktaandeel met goedkope
aardappelen van redelijke kwaliteit. Dit drukt de exportmogelijkheden
van Europese telers en de prijs.
= Aardappelen als veevoer
Partijen waarvoor geen afzet is, worden afgevoerd als veevoer.
Dat drukt de prijs.
Samenvattend (lage prijs):
Slechte agrarische politiek, speculatie en het dumpen van producten leidt
tot de prijsval.
Hierboven wordt gesproken over ‘Vrije aardappelen’.
Dat zijn aardappelen waarvoor niet een teeltcontract is afgesloten
aan het begin of gedurende de teelt.
Kenmerken van vrije aardappelen:
– Geen vaste prijsafspraak vooraf: de teler gokt op een gunstige marktprijs.
– Meer risico, maar ook kans op hogere opbrengst: als de marktprijs stijgt,
kan de teler meer verdienen dan bij een contract.
– Sterk prijsgevoelig: bij overaanbod of lage vraag kunnen de prijzen kelderen,
soms tot onder de kostprijs.
Het tegenovergestelde zijn contractaardappelen:
– Vooraf wordt de opbrengst verkocht tegen een vaste prijs of prijsformule.
– Minder risico voor de teler, maar ook minder kans op meevallers.
– Vaak geleverd aan fritesfabrieken of supermarkten.
Wat blijkt, in Nederland wordt het overgrote deel van de aardappelen
op contractbasis geteeld.
Consumptieaardappelen grotendeels via contracten en deels via de vrije markt.
Het aandeel vrije aardappelen binnen de consumptieaardappelen in Nederland
is relatief klein.
In sommige jaren is de vrije voorraad slechts 13–20% van het totaal.
De rest, de contractaardappelen, wordt via contracten geleverd aan verwerkers
zoals Aviko, Farm Frites, McCain en LambWeston.
Dus de prijzen gaan in Nederland als een jojo op en neer terwijl
de meeste Nederlandse boeren telen onder contract.
De speculatie en prijsvorming vindt dus grotendeels buiten Nederland plaats.
Het is een globale markt.
Nederland is een relatief grote aardappelteler, wereldwijd nummer 11 qua opbrengst.
Om een idee te hebben:
China: 94 miljoen ton
India: 54 miljoen ton
Nederland: 6,7 miljoen ton
We zijn innovatief en groot en goed op gebied van pootaardappelen.
Maar we zijn op vlak van consumentenaardappelen geen wereldwijde marktleider.
Als je dus in Nederland probeert om op aardappelteelt voor
consumenten een beleid te ontwikkelen heb je een bord voor je kop.
Alleen samenwerking in EU-verband kan de sector van consumentenaardappelen
stabiliseren.
Anders gezegd in beleidstaal:
Beleid voor consumentenaardappelen in Nederland is beperkt effectief:
= De binnenlandse consumptie daalt structureel.
= De productie is grotendeels exportgericht of industrieel georganiseerd.
= De vrije markt is klein maar volatiel, en moeilijk te sturen met nationaal beleid.
Alleen EU-samenwerking biedt kans op stabilisatie.
= Gecoördineerde productieplanning kan overaanbod en dumping beperken.
= Gezamenlijke marktinformatie en prijsmonitoring kunnen prijsschommelingen dempen.
= Afstemming van contractvormen en kwaliteitsnormen kan de keten transparanter maken.
= Duurzaamheidsbeleid en bodemgezondheid kunnen op EU-niveau beter worden geborgd.
En daarmee gaat het beleid van de BBB en minister Wiersma door het raam.
Nu ging mijn verhaal niet over Wiersma, die is als minister toch al snel
richting de uitgang aan het gaan.
Maar vasthouden aan ons oude beeld over de agrarische sector maakt veel
onschuldige slachtoffers, niet in de laatste plaats de consument.
Ook op de lange termijn is het desastreus: economisch en ecologisch.
We gaan koppig door met het verpesten van het milieu terwijl de
economische verdeling tussen alle betrokken partijen zeer onevenwichtig is.
En dan voedselveiligheid.
Dat betekent iets als, kan ik het voedsel dat ik koop veilig nuttigen.
Maar ook, kan ik het straks nog kopen, leef ik in een gezonde wereld
en verdienen de mensen hun boterham in deze sector.
Op al die aspecten is het beeld onevenwichtig en dat is onacceptabel.

