Na een vleugel met internationale kunst volgde meer werken
van Italiaanse bodem. Voor een deel gericht op de
‘grote mannen’. Maar niet exclusief.
Palazzo Pitti, Giuseppe Bezzuoli, L’entrata di Carlo VIII a Firenze, 1827 – 1829, olio su tela.
Misschien niet woke maar wel bijzonder. Een Frans uurwerk met Robinson Crusoë e Venerdi (en Vrijdag).
Met een prachtig behang op de achtergrond: Antonio Puccinelli, Ritratto di Pietro Tincolini (architect), 1891.
Vito d’Ancona, Portrait of Gioacchino Rossini, 1874, olieverf op doek. Bij dit doek dacht ik: ‘Verdi kan niet ver meer weg zijn’.
Een enorm doek van nog een kunstenaar die ik niet kende. Wat me hier vooral trof waren de gezichtsuitdrukkingen van de toehoorders van Pilatus. Antonio Ciseri, Ecce Homo.
Daar is hij dan: Vincenzo Gemito, Portrait of Giuseppe Verdi, 1873, bronze.
Naast architectuur en muziek komt ook de kunst van het schrijven aan de orde: Gaetano Trentanove, Retratto di Victor Hugo. Met een beetje beeldrijm.
Een dreigend uitzicht over Florence.