Ze zwegen beide, blik in blik, zuinig met woorden.
En zo zaten ze een poosje stil tegenover elkaar,
ieder aan een raam van de smalle salon.
De oude, oude vrouw zat in de schemer van de wijnrode geribde overgordijnen, met crèmekleurige vitrage van tule en linnen en dan weer een wijnrode, fluwelen tochtdoek die met een bocht langs het kozijn ging.
Pagina 36 van Louis Couperus, in een hertaling van Michelle van Dijk, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan.