Richard Dowden is de auteur.
De Nederlandse titel is: De staat van Afrika (Alles veranderde en alles bleef hetzelfde).
Tussen haakjes staat mijn samenvatting van het boek.
Oorspronkelijke titel: Africa: Altered states, Ordinary Miracles, 2008.
Het boek is dus al wat jaren oud.
Recente geschiedenis kom je dus niet tegen.
Dat maakt het boek interessant en niet af op hetzelfde moment.
Geen Ebola maar wel AIDS en HIV.
Geen burgeroorlog in de Centraal Afrikaanse Republiek
maar wel Burundi en Rwanda.
Kortom, nog steeds actueel.
Voor alle duidelijkheid. Afrika is hier dat deel van het continent
dat ten zuiden van de Sahara ligt. Het ‘donker’ Afrika zullen we maar zeggen.
De hoofdstukken 17 en 18 gaan over de toekomstvisie
die Dowden had in 2007/2008.
Ik vind ze minder relevant.

Dit zijn een aantal van mijn aantekeningen uit/bij dit boek.
“De Europese bemoeienis met Afrika nam veel vormen aan, die grofweg in vier soorten te verdelen zijn:
ten eerste was er de handelaar die zich aan de kust vestigde en als agent of bemiddelaar optrad voor buitenlandse bedrijven;
ten tweede was er de zich vestigende boer die daadwerkelijk land innam en zichzelf kon bedruipen;
De derde soort was die van de koloniale Europese bestuurder, die over Afrikanen heerste maar geen handel dreef en geen land bezat.
En ten slotte waren er – en zijn er- de missionarissen, leraren en hulpverleners die naar Afrika kwamen om hun geloof of hun kennis te verspreiden.” (pagina 205)
Op 12/09/2014 schrijf ik op pagina 257 van het boek
met rode pen het volgende:
Tot nu toe vind ik de verhalen duidelijk,
goed te begrijpen en helder.
Maar dit hoofdstuk over Burundi en Rwanda
begrijp ik niet helemaal.
Op pagina 258 schrijf ik later:
Interessante analyse maar met Senegal
heeft het weinig te maken.
Ik bedoel daar mee dat de analyse interessant is maar
dat die niet specifiek voor Senegal geldt.
“Volgens economisch historicus Angus Maddison waren de Europeanen aan het begin van de negentiende eeuw slechts drie maal zo rijk als de Afrikanen. Tegenwoordig zijn ze twintig keer zo rijk, en wordt de kloof nog steeds groter. In het jaar 2000 produceerden vrie miljoen Ieren, die ooit tot de armste ter wereld behoorden, meer welvaart dan tweehonderd miljoen West-Afrikanen, inclusief de machtige Nigerianen met hun overvloed aan olie en gas. Het hele continent ten zuiden van de Sahara produceerde, afgezien van Zuid-Afrika, minder dan het kleine Belgie.“ (pagina 265)
“De meesten van deze mensen die je op de straten van Afrikaanse steden ziet, worden door het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties tot de absoluut armen gerekend, die leven van minder dan een dollar per dag. Dat klinkt vreselijk arm voor iedereen die in de westerse wereld woont, maar welvaart kent vele vormen en misschien bestaat er in Afrika een vorm die niet te meten is in de dollarberekeningen die economen hanteren. En dan hebben we het niet alleen over waardevol menselijk kapitaal dat niet in geldelijke termen is uit te drukken. Toen de mobiele telefoon in Afrika werd geïntroduceerd, vonden de mensen plotseling overal het geld. Miljoenen Afrikanen bleken rijker te zijn dan de economen en ontwikkelingsdeskundigen hadden beweerd. Veel rijker zelfs. Hoeveel meer verborgen, niet in officiële cijfers weergegeven welvaart kent Afrika?“ (pagina 267)
“Afrika is rijk gezegend met natuurlijke hulpbronnen, mineralen, wouden en, in sommige delen, water in overvloed. Het is een rijk continent met veel arme mensen. Maar de economische ontwikkeling van Afrika was er op gericht om buitenstaanders ten goede te komen, niet de Afrikanen zelf. ……. De politieke geografie maakte de zaak nog erger. Afrikaanse grenzen corresponderen niet met natuurlijke grenzen of demarcatielijnen tussen volkeren.” (pagina 269)
“De koloniale erfenis maakte de Afrikaanse economieën vooral tot leveranciers van grondstoffen.” (pagina 270)
“De enige manier…zou zijn door de opbouw van zijn eigen productiecapaciteit, door ontwikkeling van de bevolking en toegevoegde waarde. Dat was precies wat de Aziatische landen deden,” (pagina 270)
“De Aziaten wisten echter strategieën te ontwikkelen om de moeilijkheden te omzeilen en hun producten toch op de Europese en Amerikaanse markten te krijgen. De waarheid is dat de Aziatische landen naar buiten keken en de wereldmarkten analyseerden, terwijl de Afrikaanse overheden naar binnen keken, aan zelfvoorzienendheid en importvervanging te werken en belasting hieven over exporten. …. Voor hen waren rijke landen hulpverleners en geen markten.” (pag 271)
“Toe de Afrikaanse landen onafhankelijk werden, geloofden de meeste leiders dat het volgende stadium in de opbouw van een natie moest zijn dat de overheid de economie overnam. De nieuwe heersers stelden dat de politieke onafhankelijkheid niet compleet zou zijn zonder economische onafhankelijkheid. Ze zagen zichzelf als degenen die Afrika van de koloniale overheersing bevrijdden en wilden niet alleen het bestuur, maar ook de productie onder hun heerschappij brengen. In land na land werden de mijnen, de landbouwgfrond en de bedrijven genationaliseerd. Het werd gezien als Afrika dat zijn verloren erfenis weer opeiste. De politiek van nationalisering kreeg aanzienlijke ondersteuning van de Wereldbank en donorlanden.” (pagina 273)
“Het gepropageerde doel van de nationalisaties was de hele economie in lijn te brengen met een nationaal ontwikkelingsplan en te verhinderen dat er kapitaal geëxporteerd zou worden. Het effect was dat leiders de absolute controle over het geld kregen. De nationalisaties gaven hun een uitgebreide clientèle en de mogelijkheid om politieke bondgenoten te belonen of vijanden af te kopen. De semistaatbedrijven vormden eveneens een geldkraan voor presidentiële paradepaardjes en neutraliseerden bij voorbaat alle andere welvaartsbronnen die in de verleiding zouden kunnen komen om een oppositie te financieren.” (pagina 273-274)
“Slechts weinigen in de westerse landen leverden in die tijd enige kritiek. Hun belangrijkste zorg gold de loyaliteit in de Koude Oorlog. Tegenwoordig profileren westerse donorlanden zichzelf als de helden van de ‘traditionele waarden’- democratie, rechtshandhaving, mensenrechten en de vrije markt – maar dat zijn nieuwe uitvindingen. In de jaren zestig en zeventig wilden de westerse landen en hun instituten, zoals de Wereldbank, weten welke kant je koos: het Sovjet-blok of het Westen. Ze hadden liever te maken met met een heerser als Idi Amin of Mobutu dan met een verandering van regering, die aanleiding zou kunnen zijn voor een land om aansluiting te zoeken bij de Sovjet-Unie. En dus ondersteunden ze bloedige dictators uit naam van ‘stabiliteit’.” (pagina 275)
“In de voorstellingswereld van de westerse leiders waren de meerpartijendemocratie en de vrije markt zowel de oorzaak als de beloning voor hun overwinning op het communisme. Aangezien de meeste Afrikaanse landen eenpartijstaten waren met een geleide economie, nam men aan dat ook zij zouden profiteren van de oplossingen van de vrije markt. ……
Het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank, beide onder leiding van vertegenwoordigers van westerse overheden, voorzagen ze van het beleid en het instrumentarium waarvan zij geloofden, dat er een vrij en bloeiend Afrika mee kon worden opgebouwd.“ (pagina 278)
“Niemand had het onmiddelijke en enorme effect van zulke dramatische programma’s op Afrikaanse staten ooit doordacht. De economische theorie, bekend als de Washington-Consensus, was dat alles goed zou komen met de economieën, zodra ze maar eenmaal bevrijd waren van de bemoeizucht van overheden en zodra de heilige wetten van de vrije markt, naar westerse stijl, waren ingevoerd. …… De theorie ging ervan uit dat er belasting zou worden geheven en dat de rond de overheid geconcentreerde corruptie zou verminderen. …… Maar hun theorieën gingen er ook van uit dat de staten over een juridisch raamwerk beschikten dat de markt in staat zou stellen om vrij en transparant te functioneren.” (pagina 279)
“Het instorten van de munten reduceerde de salarissen van hoge ambtenaren tot om en nabij vijftig dollar per maand. Uitgerekend de mensen die de hervormingen moesten doorvoeren, raakten zelf verarmd. ……. Dat betekende dat veel Afrikaanse staten de enige mensen kwijtraakten die het land konden besturen. Het overheidsapparaat, dat nooit erg effectief was geweest, kwam nu tot volledige stilstand. Het gebrek aan capaciteit leidde ertoe dat hele hordes buitenlandse adviseurs tegen hoge kosten werden ingevlogen, velen van hen zonder enige ervaring met of kennis van Afrika.” (pagina 280)
“Bovenop de leegloop van de ambtelijke top kwam nog eens het ontslag van duizenden lagere medewerkers in staatsdienst, die vaak omvangrijke grootfamilies onderhielden. Degene die hun baan behielden raakten al snel verarmd door de instortende valuta. …… Natuurlijk hadden ze constant geld nodig en velen begonnen hun diensten te verkopen. De kleine corruptie steeg enorm.” (pagina 281)
“De regeringen waren eerst sterk tegen privatisering gekant. Vervolgens begonnen de elites die het land, zijn staatsbedrijven en hulpbronnen hadden bestuurd, deze met behulp van bankleningen op te kopen – de hulpbronnen die zij vernietigd en geplunderd hadden toen ze aan de macht waren.” (pagina 281)
“…en toen de westerse bedrijven hun opwachting maakten in Afrika, hadden ze lokale mensen nodig om hen bij de hand te nemen terwijl ze door Afrika’s bureaucratische jungles laveerden. Wie konden ze beter hebben dan een plaatselijke, machtige politicus? En zo werden de rijke kleptocraten van de oude regimes de nog rijkere bonzen van de geprivatiseerde bedrijven. Alles veranderde en alles bleef hetzelfde.” (pagina 282)
‘De stront verandert, maar de vliegen blijven hetzelfde.’
“Veel leden van de heersende klasse waren nu multimiljonairs in dollars, en het electoraat was arm. In plaats van de staat van de economie te scheiden, klonk de nieuwe wereldorde van de vrije markt ze even hecht op elkaar als ze in de geleide staatseconomieen waren geweest. De bazen en hun maatjes hadden het nog steeds voor het zeggen in het land, dat ze nu bezaten.” (pagina 282)
Zelf ben ik in dat deel van Afrika waar Dowden over schrijft
nooit geweest maar de aanpak waarbij voormalige bestuurders
eigenaar worden van bedrijven ben ik tegengekomen in Rusland.
Dat als maar geld sturen naar landen die een erg rijke
bovenlaag hebben, heb ik zelf ook in India gezien.
Alles bij elkaar een interessant boek.