Oeroeg I

“Oeroeg was mijn vriend.”

Veel recenties beginnen met deze eerste zin
van het debuut van Hella S. Haasse.
Natuurlijk ben ik geen recensent, ik ben een lezer.
Ik vind het een prachtige zin.
Vier woorden.
Hier is over nagedacht.
Er zit heel veel informatie in deze zin.
Eigenlijk net zo als in heel veel van de zinnen in het boek.

“Oeroeg was mijn vriend.”

Bij het lezen van deze zin is meteen duidelijk dat het boek
over twee personen gaat: Oeroeg en de ik-figuur.

Ik weet niet of de naam Oeroeg iets betekent maar
het is in ieder geval geen naam die in 1948 of daarvoor
veelvuldig in de Nederlandse polder aan kinderen werd gegeven.
Op het web vind ik het volgende:

De letterlijke betekenis van de naam xe2x80x9cOeroegxe2x80x9d
is echter xe2x80x9caltijd een vreemdexe2x80x9d


Als je dat weet, weet je al heel veel van het verhaal.
Maar toen ik het boek vorige week
voor de tweede maal las wist ik dat nog niet.
Bron van het web citaat is COMENIUS-vereniging voor
Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa
TRUIJENS (2004). Hella S. Haasse, p. 19.
Is het een jongensnaam?
Ja dus, maar dat wist ik niet.
Okay, 1 niet-Nederlandse hoofdpersoon, de achtergrond
van Oeroeg was mij onbekend.

Het is ook meteen duidelijk dat de ik-figuur, de tweede
hoofdpersoon in het boek, de verteller is van het boek.
(“mijn vriend”)

“Oeroeg was mijn vriend.”

Het verhaal gaat zich in het verleden afsprelen.
Immers of de vriend Oeroeg is er niet meer
of de vriendschap tussen de ik-figuur en Oeroeg is er niet meer.
Het wekt de verwachting dat er iets moet zijn gebeurd.
De schrijfster valt immers met iets belangrijks in huis: was.
Waarom niet meer, wat is er gebeurd, wanneer is het gebeurd,
wie was er schuldig, is er iemand schuldig?

“Oeroeg was mijn vriend.”