Vandaag weer een hele mooie verzameling kunst.Weer uit alle tijden en streken.Een bijzondere techniek die aan de orde komt heet ‘papieren negatief’,een oude techniek met een beschrijving en een voorbeeld.
Pablo Picasso, Portret van Dora Maar, 1941.
Mark Rothko, White center, yellow, pink and lavender on rose.Mark Rothko verrast altijd.Op het eerste gezicht zijn het maar wat kleurvlakken op een doek.Maar het werkt altijd.Je blijft er naar kijken.
Pierre-Auguste Renoir, Le pont de Chatou, 1875.Ik moet voorzichtig zijn.Ik vond het blauw zo mooi.Maar ik weet hoe bedriegelijk foto’s qua kleur kunnen zijn.
Keith Haring, Tree of life, 1985.Zeer herkenbaar.Ogenschijnlijk eenvoudig maar het intrigeert.
Karna slays Kaikeya, Prince Vishoka, Battle Against Dhrstadyumna and Satanika,India, 1598.
Peter Paul Rubens, Boerderij in Laken, 1617-1618.Rubens kan zo overdadig zijn.De techniek is prachtig maar als het zo overdadig is hoeft het van mij niet.Dit is bijna geen Rubens en daarom vind ik hem mooi.
Philip Trager, John J. Kelly, 1988.Ik heb nog even wat andere foto’s van deze fotograaf bekeken op het internet.Dit is misschien nog de minst vervremende foto.
Ken Hamilton, 09/11/2001.
Jane Martha St John, het Collosseum, 1856.Een foto van het Collosseum.Op zich niet zo bijzonder.Maar kijk eens naar het jaartal: 1856.De fotografie bestaat dan maar amper.Dit is een voorbeeld van de ‘papieren negatief’-techniek.
George Bellows, The hold-up (de overval), 1921.De uitvinders.De welstellende burger had in 1800 een degelijke opvoeding achter de rugwaarvan zowel de wetenschappen als de schone kunstenen ook het aanleren van teken- en schildertechniekeneen belangrijk onderdeel vormden. Hij vulde zijn dagen, teruggetrokken op zijn landgoed met experimenteren. Vooral de chemie leende zich daar bijzonder toe. Het is dan ook niet te verwonderen dat de lichtgevoeligheidvan sommige stoffen (zoals zilverzouten) hem bekend was. J. N. Nixc3xa8pce (1765-1833) was een typisch voorbeeld van zoxe2x80x99n 19de eeuwse geleerde. Hij was op zoek naar een manier om met lichtgevoelig bitumende lithografie te verbeteren en legde zo in 1822 de basisvan de heliografie (=lichttekening), een werkwijze om lijntekeningenover te brengen op een graveerplaat. In 1824 slaagde hij erin met dezelfde techniek, de allereerste fotografische opname te realiseren, in de camera obscura. Het werd een beeld vanuit het raam van zijn studeerkamer, waarvoor hij urenlang moest belichten. Het is bekend dat rond 1840 verschillende geleerdenonafhankelijk van elkaar een oplossing zochten voor het vastleggenvan het beeld van de camera obscura. Daguerre, een bekend decorschilder, die met behulp van de camera obscurazijn prachtige dioramaxe2x80x99s schilderde, zocht contact met Nixc3xa8pce. Met zijn eerder commerciele instelling beseft hij welke enorme mogelijkhedendit nieuwe medium in zich droeg. Steunend op het onderzoek van Nixc3xa8pce, slaagde hij er ineen fotografisch procxc3xa9dxc3xa9 te ontwikkelen waarbij een beeld ontstaatop een verzilverde koperplaat. Daguerre verkocht zijn procxc3xa9dxc3xa9 in 1839 aan de Franse overheid, waardoor deze daguerreotypie in heel de wereld bekend raakte. Voor het eerst werd het mogelijk fotografische portretten te maken. Hiermee kwam de daguerreotypie tegemoet aan de grote vraagnaar natuurgetrouwe portretten. Vele miniaturisten en graveurs konden niet langer concurrerenmet deze haarscherpe zilverbeelden en stapten overnaar de daguerreotypie, waarmee ze op veel kortere tijdveel betere resultaten bekwamen. Zelfs de minutenlange belichtingstijd woog niet optegen de veel langere tijd die nodig was om te poserenvoor een getekend portret. Voor de verdere ontwikkeling van de fotografie had de daguerreotypieechter een groot nadeel: er kon maar xc3xa9xc3xa9n exemplaar per opname worden gemaakt. Omdat daguerreotypiexc3xabn, net als schilderijen en tekeningen uniek zijnwerden ze behandeld als kostbare kleinoden. In Engeland was het H. F. Talbot (1800-1877), die de tekeningen met de camera obscura door het licht zelfwilde laten uitvoeren. Zijn experimenten leidden eveneens in 1839 tot de uitvindingvan de eerste foto op papier: de calotypie of zoutdruk. Het is dit fotografisch procxc3xa9dxc3xa9 dat aan de basis ligtvan de nog steeds toegepaste negatief xe2x80x93 positief techniek. Talbot maakt een vel schrijfpapier lichtgevoelig met zilverzouten. Deze hebben de eigenschap zwart te worden onder invloed van het licht. In de kamera ontstaat na belichten het begin van een beeld. Dit beeld wordt in een verduisterde kamer (DOKA) verder gevormdd.m.v. scheikundige stoffen (dit noemt men ontwikkelen). Om het beeld lichtbestendig te maken, wordt het nadien nog gefixeerd. Op deze wijze ontstaat er een negatief beeld. In de lichtste delen van het beeld in de kamera worden immersde meeste zilverzouten zwart terwijl de donkere delen licht blijven. Dit papieren negatief wordt doorzichtig gemaakt met was of olieen bovenop een tweede lichtgevoelig gemaakt papier gelegd. Na belichten en ontwikkelen komt er dan een positief beeld tevoorschijn. Het grote voordeel van deze methode is dat men van xc3xa9xc3xa9n enkel negatiefveel afdrukken kan maken. Dit in tegenstelling tot de daguerreotypie, waarbij elke opname xc3xa9xc3xa9n uniek beeld oplevert. De calotypie kende aanvankelijk echter slechts weinig succes. In beeldscherpte en houdbaarheid, kon zij immers niet wedijverenmet de daguerreotypie. Talbot waakte ook streng over het patent op zijn uitvinding. Alleen door amateurs kon de calotypie vrij worden toegepast. Licenties voor commercieel gebruik moesten duur betaald worden. Bron: http://www.kurtvansteelant.be