Ik ben nu even helemaal doorgeslagen.Ik heb gisteren dit boekje gelezen.Een interview en twee korte verhalen.Het inteview geeft een beter zicht op hoe Bastet schrijft.Besproken wordt bijvoorbeeld de verschillende biografische werkendie hij heeft geschreven en het verschillende perspectief dat hij daarbij gebruikte.Hoe hij bijvoorbeeld omgaat met hiaten in de kennis over zijn onderwerp.Het verhaal Fur Elise is prachtig.Er komen een paar apen uit de mouw:onder andere hoe dicht sommige van de romanfiguren tegen de familie Couperus en de familie Bastet staan!Ik start binnenkort (misschien vandaag al) aan zijn biografie over Couperus.Ik kijk er naar uit.PSDe gorilla is Koning Willem III.De twee dames staan voor de romanpersonages uit ‘Eline Vere:tante Elize en barones Coombergh de Resfeldt uit ‘Uit de suiker en tabak’.Couperus heeft zich laten inspireren door de barones,niet alleen omdat het zo’n goed beschreven personage is, maar er is nog een andere reden. Inside information.‘Uit de suiker…’ is een boek van Daum, en de barones is volgens Bastetgemodelleerd naar de weduwe van jonkheer Otto Carl Holmberg de Beckfelt.Deze jonkheer blijkt zowel verre familie van Bastet als van Couperus te zijn.Ik ken de schrijver Daum niet.Vandaar dat ik wat over hem opzocht op het interneten stuitte op het ‘Biografisch Woordenboek van Nederland’.Daar trof ik een beschrijving van Daum aan.Het volgende stukje bevat wat relevante informatienaar aanleiding van deze log. Daums eerste boek, Uit de suiker in de tabak ,verscheen tussen december 1883 en juli 1884 als feuilleton in zijn krant.De roman, die in 1885 in boekvorm uitkwam, werd een succes.De romancier in Daum was geboren.Onder het pseudoniem Maurits zou hij in totaal tien werken schrijven,die alle eerst als feuilleton werden afgedrukt.Deze boeken spelen zich af in het Indixc3xab van het laatste kwart van de vorige eeuwen vertellen vooral over het leven van ‘totoks’ en Indo-europeanen,van ambtenaren, planters en militairen.Zij figureren tegen de achtergrond van de Indische maatschappij,die hun gedrag, hun denken en vaak ook hun lot bepaalde.Ook de Indonesixc3xabr komt in Daums werk voor,maar – in overeenstemming met de marginale plaats die dezein het bestaan van de Europeanen innam– in het algemeen alleen voor zover hij een rol vervuldebinnen de Europese samenleving:als bediende of landarbeider of als ‘njai’ (concubine) van de blanke ‘toean’.Bovendien wordt er niet zelden een negatief beeld van de inheemsen geschetst.Dat geldt althans voor de eerste zeven romans,zoals Hoe hij Raad van Indixc3xab werd (1888)en Indische menschen in Holland (1890).In de laatste drie romans, ‘Ups’ en ‘downs’ in het Indische leven (1892),‘Nummer Elf’ (1893) en Aboe Bakar (1894),is er sprake van een duidelijke verschuivingin Daums aandacht voor de Indonesixc3xabr.Vooral in het laatste boek komt deze naar voren als een denkend en voelend mensen wordt er, als een bijna logisch uitvloeisel daarvan,kritiek geuit op het gedrag van de individuele Europeaan tegenover de inheemsen.Daum had een bijzondere gave van opmerken en een zeldzaam vermogentrefzekere karakteristieken te geven van het leefklimaat in de kolonixc3xabn.Opvallend is ook zijn zeer directe schrijfstijl,en alleen al hierom neemt hij een eigen positie inonder de Nederlandse naturalistische schrijvers van zijn tijd.Die schrijfstijl had zich gerijpt in de praktijk van de Indische journalistiek.Het was de journalist die de romancier op de vingers keek.