Vlaamse feestdag.

1302 in mythen en feiten
Peperdure feestkleren leidden tot opstand

"We kennen allemaal de Guldensporenslag. Maar het belang van de beruchte Brugse Metten even voordien mogen we ook niet onderschatten. Dat stelt Wouter Vande Winkel, als historicus verbonden aan de KU Brussel. Na dit point of no return konden de Vlamingen enkel nog vechten tot de dood."



In 1300 lijfde de Franse koning met geweld heel Vlaanderen
weer in bij zijn kroondomein.
De graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre,
zijn oudste zoon Robrecht van Bethune
en verscheidene andere Vlaamse ridders
verdwenen in Franse gevangenschap.
Filips IV benoemde de hoge edelman Jacques de Chxc3xa2tillon
tot landvoogd van Vlaanderen.



Wouter Vande Winkel:
xc2xabDat bleek een zware vergissing.
Zelfs de kroniekschrijvers uit die tijd noemden deze vechtjas
een slechte keuze voor Vlaanderen, waar een subtiele aanpak vereist was.
In het graafschap bestond er niet alleen de tegenstelling
tussen de aanhangers van de graaf (Liebaarts)
en die van de koning (Leliaarts),
maar binnen de steden ook tussen de patricixc3xabrs
die het bestuur in handen hadden en het gewone volk.
Dit gemeen wilde de machtswissel wel aanvaarden,
als het maar politieke inspraak kreeg.
De Chxc3xa2tillon steunde echter tot hun grote woede consequent de patricixc3xabrs.
De ambachtslui kozen daarop massaal partij voor de Liebaarts.xc2xbb

xc2xabDe situatie verzuurde nog meer toen Filips IV in mei 1301
een blijde intrede hield in Vlaanderen.
In Gent, de grootste stad ten noorden van Parijs,
heerste er een enorme onvrede over een belasting
op verbruiksgoederen zoals bier en mede,
die de zware stadsschulden moest aanzuiveren.
Bij de intrede van de koning vroeg het volk de afschaffing
van dit ‘ongeld’, wat Filips toestond.xc2xbb

xc2xabIn Brugge verboden de patricixc3xabrs het gemeen
op straffe des doods eender welk verzoek te doen aan de koning.
Het gevolg was dat het volk de verbaasde Filips
met een ijselijke stilte ontving:
een blamage voor de patricixc3xabrs – meestal Leliaarts
– die kosten noch moeite hadden gespaard voor de ontvangst.xc2xbb

Draconisch

“De bom barstte toen het Brugse stadsbestuur
de kosten van zijn peperdure feestkleding
op de stadskas wilde verhalen.
Wever Pieter de Coninc, een begaafd redenaar,
leidde de woedende massa, maar werd in juni 1301
op bevel van het stadsbestuur opgesloten.
Zijn aanhangers bevrijdden hem echter uit de cel
en de Liebaarts namen het bestuur van de stad over.
Meteen werd het gebrek aan feeling van De Chxc3xa2tillon duidelijk.
Hij legde Brugge voor dit incident draconische straffen op:
486 opstandelingen, De Coninc op kop, werden verbannen.
Bovendien hief hij tot ieders woede de oude stadsprivileges op.”

“Intussen zaten de zonen van Gwijde van Dampierre,
die nog op vrije voeten waren, niet stil.
Jan en Gwij van Namen riepen de opstandelingen op
de strijd niet te staken.
Op hun aandringen keerde De Coninc in februari 1302
terug naar Brugge.
Toen even later het bericht kwam dat de hoogste Franse rechtbank
het Brugse beroep tegen het verlies van zijn privilegies verwierp,
broeide er een opstand.”

Vrees

“Begin mei werd Willem van Gullik,
een charismatische kleinzoon van Gwij van Dampierre,
met groot enthousiasme in Brugge ontvangen.
Samen met Pieter de Coninc leidde hij de succesvolle aanval
op de kastelen van Sijsele en Male, beide in Franse handen.
De Chxc3xa2tillon verzamelde als reactie een legertje van 1.100 man,
onder wie 120 ridders, om Brugge te straffen.
Gwijde van Namen en Willem van Gullik vluchtten uit Brugge,
terwijl Pieter de Coninc en zijn Liebaarts
door de angstige bevolking verdreven werden.”

“Op 17 mei 1302 arriveerde de woedende landvoogd
met veel machtsvertoon in Brugge.
Zijn dreigende woorden deden veel Bruggelingen de schrik
om het hart slaan.
Zij vreesden een bloedbad en riepen xe2x80x99s nachts
de verbannen Liebaarts terug om dit voor te zijn.
In de vroege ochtend van 18 mei 1302
vielen de Vlaamse opstandelingen de Fransen aan.
Minstens 120 van hen kwamen om,
ongeveer 90 anderen werden gevangen genomen.
Jacques de Chxc3xa2tillon kon op het nippertje ontsnappen.”

“Dit was een point of no return:
naar middeleeuwse maatstaven hadden de Vlamingen
een verschrikkelijke misdaad gepleegd.
De laffe nachtelijke aanval op zijn soldaten was voor Filips IV
een nog veel zwaardere belediging dan de revolte tegen zijn gezag.
De koning moest zich wreken, de Bruggelingen
– die niets meer te verliezen hadden – kozen voor de totale mobilisatie.”

De veldslag

De Guldensporenslag kreeg van in het begin grote aandacht
van de middeleeuwse geschiedschrijvers.
Enerzijds was er dat ongewoon bondgenootschap
tussen de grafelijke familie en het gewone volk.
Anderzijds had niemand verwacht dat een samenraapsel
van ambachtslui en boeren een groot ridderleger kon verslaan.
De kroniek van een onuitgegeven veldslag.

Meteen na de Brugse Metten namen Gwij van Namen,
Willem van Gulik en Pieter de Coninc de leiding in het graafschap.
Brugge sloot bondgenootschappen met andere ontevreden steden.
De stadsmilities kregen steun van uitgebuite boeren.
Ridders die de graaf nog trouw waren, sloten zich aan,
en met de Zeeuw Jan van Renesse
werd een ervaren commandant aangetrokken.
Ook 600 Gentse ballingen meldden zich.

Dit leger rukte op naar Kortrijk,
maar de Franse bevelhebber weigerde het lokale kasteel over te geven.
Op 8 juli 1302 sloeg een Franse krijgsmacht haar kamp
op de nabijgelegen Pottelberg op, om de belegering te doorbreken.
Aanvallen op de stadspoorten werden echter afgeslagen.

Batailles

Daarop koos de Franse opperbevelhebber Robert d’Artois
voor een beslissende slag.
2.000 Franse ridders, 1.000 kruisboogschutters
en 4.000 piekeniers rukten op 11 juli naar Kortrijk op.
De 9.000 ‘Vlamingen’ verzamelden op de Groeningekouter.
Jan van Renesse wist zich in de rug gedekt door de Leie
en de stadsgrachten, 500 Ieperlingen moesten een uitval
van het Franse garnizoen verhinderen.
De Kortrijkzanen, de Gentenaren, Oost-Vlamingen
en de 500 mannen van Gwij van Namen vormden front
achter de Groeningebeek.
De uitstekende hoek van de Vlaamse posities werd bemand
door de bewoners van het Brugse Vrije – het platteland rond Brugge xe2x80x93
en kleinere West-Vlaamse contingenten
onder leiding van Willem van Gullik.
De Bruggelingen vatten achter de Grote Beek post.
Jan van Renesse bleef met de reserve achter de linies.

De Fransen stelden zich over een breed front langs beide beken op.
De batailles – ruiterafdelingen onder leiding van de beroemdste edelen
van het koninkrijk – stonden klaar:
de graven van Lorreinen, Saint-Pol en Eu langs de Groeningebeek,
de heren de Nesle, de Trie en de Burlats
– met tussen hen in bondgenoot Godevaart van Brabant –
langs de Grote Beek.
De eerste reserve onder Robert d’Artois bevond zich langs de weg naar Gent,
de andere wachtte langs de weg naar Oudenaarde.

Losgeld

De tactiek van Artois was even simpel als oubollig:
eerst zijn kruisboogschutters dood en vernieling laten zaaien,
daarna met de ruiterij over een breed front aanvallen.
De Vlaamse linies zouden doorbroken worden

en de niet-adellijke vijand in de pan worden gehakt.
Voor de Vlaamse en Naamse edelen kon later nog losgeld gevraagd worden.

Renesse stelde zijn troepen echter dicht achter de beken,
maar buiten het bereik van de kruisboogschutters op.
De snelheid van de Franse ruiters werd dan gebroken door het water
en de drassige grond.
Piekeniers moesten de aanval stoppen,
waarna een tweede linie met zwaarden en goedendags
– een lange knots met daarop een ijzeren pin –
de Fransen moest afmaken.
Iedereen zou te voet strijden.

De strijd begon zoals voorzien:
de kruisboogpijlen deden de Vlamingen wijken.
Het Franse voetvolk wilde aanvallen, maar Artois wou de eer
aan zijn ridders laten.

In een stormloop trok de linkerflank van de Franse ruiterij over de Grote Beek,
maar liep vast in een woud van Vlaamse pieken.
Paarden vielen, hun berijders werden vertrappeld of afgemaakt.
Toch ontwrichtte de Franse cavalerie het centrum van de Vlaamse linies,
dat verder van de beek stond zodat de Fransen meer vaart konden maken.
Een aantal verdedigers vluchtte en meteen viel ook de Franse rechterflank aan.
Bovendien waagde het Franse garnizoen een uitval uit het kasteel.

Renesse dreef echter met zijn reserve de vijand in het centrum terug
en de Ieperlingen sloegen de uitval af.

Robert d’Artois viel nu zelf aan, maar zowel paard als berijder vielen
onder een regen van slagen.
Ook Godevaart van Brabant sneuvelde.
Zonder hun leiders, en terwijl de edelen in strijd met de gewoonte
gedood en niet gevangen genomen werden, sloegen vele Fransen op de vlucht.
Wie poogde stand te houden, werd geveld.
Daarop vluchtte ook de Franse achterhoede.
De Vlamingen achtervolgden hen mijlenver.
Honderden vergulde sporen bleven achter.

Een goede tactiek, moed, modder en goedendags hadden de Fransen verslagen.

Limburgse huurlingen op Groeningekouter



Vochten er Limburgers mee in de Guldensporenslag?
Ja, een handvol huurlingen, zo blijkt.
Maar de grootste groep, onder leiding van graaf Arnold V van Loon,
arriveerde te laat in Vlaanderen om deel te kunnen nemen aan de slag.
Opgehouden onderweg of een slim manoeuvre?

In 1302 was Arnold V (ca. 1260-1328) graaf van Loon,
een van de middeleeuwse vorstendommen in wat vandaag Belgixc3xab heet,
dat het grootste deel van het huidige Limburg besloeg.
Loon stond in de schaduw van machtige buren als het hertogdom Brabant
en het prinsbisdom Luik, en zeker van het rijke graafschap Vlaanderen.
Vooral Luik vormde echter een bedreiging, want de prinsbisschoppen
wilden Loon zo snel mogelijk opslokken.

Allianties

Zoals al hun tijdgenoten wilden de Loonse graven hun inkomsten en dus macht
uitbreiden door voordelige huwelijken en nuttige allianties.
Zo verbond Arnold V zich in 1288 met de hertog van Brabant,
die poogde om zijn macht richting Rijnland uit te breiden.
Tijdens de Slag van Woeringen vocht hij met 100 zwaarbewapende
en 100 lichtbewapende krijgers aan de zijde van Jan I van Brabant,
omdat Arnolds aartsvijand, de prinsbisschop van Luik,
zich in het andere kamp bevond.

Arnold was niet alleen graaf van Loon, maar ook
van het Luxemburgse Chiny en het Naamse Agimont.
Dat laatste gebied hield hij in leen van Gwijde van Dampierre,
die zowel graaf van Vlaanderen als van Namen was.
Op die manier was hij dus verbonden met de Vlaamse partij op de Groeningekouter.

Als leenman had de 13de graaf van Loon Gwijde van Dampierre
meermaals gesteund.
In 1295 vocht hij tijdens de slag bij Geraardsbergen mee
tegen de graaf van Henegouwen, Jan van Avesnes.
Twee jaar later, toen Franse troepen Vlaanderen al eens binnengevallen waren,
leverde Arnold V aan Gwijde 100 zwaarbewapende ruiters
– de kronieken scheppen geen duidelijkheid over de aanwezigheid van hemzelf.
Mogelijk speelde de graaf van Loon het handig:
hij vervulde zijn plicht als leenman door troepen te leveren,
maar verbrandde liever niet zijn vingers
aan het conflict met de oppermachtige Franse koning.

Vechtjassen

Waarschijnlijk deed Arnold V in juli 1302 net hetzelfde.
Nadat de Brugse Liebaarts en de aanhangers van de graaf
de handen in mekaar hadden geslagen voor de ultieme confrontatie
met het leger van Filips de Schone, werden van overal hulptroepen aangetrokken.

Ook de graaf van Loon kreeg opnieuw een verzoek om hulp,
maar hoogst waarschijnlijk was hij niet aanwezig tijdens de slag.
Ten eerste omdat hij door geen enkele van de chroniqueurs vermeld wordt,
in tegenstelling tot minder vooraanstaande medestrijders.
Ten tweede omdat hij pas op 28 juli 1302 vernoemd wordt in de rekeningen
van de stad Brugge, die betaalde voor het onderdak van zo wat alle bondgenoten.
Ten derde omdat Arnold in een Brabantse akte, gedateerd op 12 juli 1302,
genoemd wordt als getuige bij een notarixc3xable overeenkomst tussen
hertog Jan II en Floris Berthout.

Kortom, het heeft er alle schijn van dat Arnold V na de hulpkreet uit Vlaanderen
rustig op weg is gegaan.
Waarschijnlijk geloofde hij – zoals de meeste tijdgenoten xe2x80x93
dat de Vlamingen geen kans maakten tegen de Franse overmacht.
Hij maakte dus graag een omweg langs die andere bondgenoot,
de hertog van Brabant, en nam alle tijd om er op te treden als getuige.
Toen hij het nieuws van de Vlaamse zege vernam,
heeft hij zijn tocht ongetwijfeld met meer vaart voortgezet.

Dat Arnold wel degelijk op tijd had kunnen komen,
wordt bewezen door zijn eigen leenmannen, Willem en Jan van Pietersheim.
Beide vechtjassen, eerder al als huurling in Vlaamse dienst,
worden door de chroniqueurs die over de Guldensporenslag schrijven
uitdrukkelijk vermeld.
Niet alle Limburgers drukten zich tijdens Vlaanderens beroemdste veldslag.

Koenraad Nijssen

Argusvlinder:
Het probleem met dit soort artikelen is dat voor buitenstaanders
het waarheidsgehalte altijd moeilijk in te schatten is.

Op het internet kom ik buiten de vermelding in dit artikel, niets tegen
van xc2xb4Wouter Vande Winkel, als historicus verbonden aan de KU Brusselxc2xb4.

Op het internet kom ik weinig informatie tegen over Koenraad Nijssen.
De naam wordt als xc2xb4historicusxc2xb4 genoemd in een krantenartikel waarin het gaat
over een boekpresentatie van xc2xb4Het belang van Limburgxc2xb4,
een regionale krant in Belgixc3xab.
Het boek gaat over het boek xe2x80x98300.000 jaar Limburgxe2x80x99 en is een bundeling
van artikelen die in de krant verschenen zijn.
Ook is er sprake van een journalist met dezelfde naam.
Of het om dezelfde persoon gaat weet ik niet.

Het volgende stuk tekst kun je echter geen onafhankelijke journalistiek
of geschiedschrijving noemen:

Kortom, het heeft er alle schijn van dat Arnold V na de hulpkreet uit Vlaanderen
rustig op weg is gegaan.
Waarschijnlijk geloofde hij – zoals de meeste tijdgenoten xe2x80x93
dat de Vlamingen geen kans maakten tegen de Franse overmacht.
Hij maakte dus graag een omweg langs die andere bondgenoot,
de hertog van Brabant, en nam alle tijd om er op te treden als getuige.
Toen hij het nieuws van de Vlaamse zege vernam,
heeft hij zijn tocht ongetwijfeld met meer vaart voortgezet.

xc2xb4het heeft er alle schijn vanxc2xb4: betekent, ik kan het niet bewijzen
xc2xb4rustigxc2xb4: is hier een waardeoordeel. Hij liet hulpbehoevend Vlaanderen in de steek.
xc2xb4Waarschijnlijkxc2xb4, betekent, ik weet het niet, ik kan het niet bewijzen.
xc2xb4dus graagxc2xb4: is
hier een waardeoordeel. Hij is laf, is een opportunist.
xc2xb4alle tijdxc2xb4, is hier een waardeoordeel. Er wordt hier bedoeld dat de man zich
xc2xb4verschuilde, opnieuw de man is laf, een opportunist.
xc2xb4ongetwijfeldxc2xb4, betekent, ik kan het niet bewijzen.
xc2xb4met meer vaart voortgezetxc2xb4, opnieuw het waardeoordeel: de man is een opportunist.

Let wel het gaat hier om gebeurtenissen van meer dan 700 jaar geleden.
De informatie is beperkt. Men kan beter terughoudend zijn met het oordeel.

Als je deze slag opzoekt op Wikipedia krijg je een veel genuanceerder beeld
dat bijvoorbeeld veel meer rekening houdt met de economische omstandigheden,
internationale machtsverhoudingen en technologische innovaties:

Enkele citaten:


Vlaanderen had al lang een speciale status binnen het Franse koninkrijk:
het was weliswaar in naam afhankelijk van Frankrijk,
maar voerde (xe2x80xa6) een onafhankelijke koers.
Economisch was het immers veel meer afhankelijk van de handel met Engeland,
voornamelijk door de wolhandel.
Het feodale systeem was al lang ondermijnd sinds de opkomst van de macht
van de drie grote Vlaamse steden Brugge, Gent en Ieper.

Sinds 1294 was Frankrijk in oorlog met Engeland.
Vlaanderen koos de kant van Engeland (xe2x80xa6) en
Frankrijk viel daarop Vlaanderen binnen.
Een voor een vielen de Vlaamse steden in Franse handen.
Edward I van Engeland zond hulptroepen, maar trok zich in maart 1298
uit Vlaanderen terug nadat hij, (xe2x80xa6),
opnieuw vrede had gesloten met de Franse koning.

Het kleine Vlaamse leger was geen partij voor de Fransen
en op 6 januari 1300 werd een wapenstilstand ondertekend.
Frankrijk had zijn gezag over Vlaanderen hersteld
en zette een aantal belangrijke ridders,
onder andere de graaf Gwijde van Dampierre en zijn zonen, gevangen.
Een Franse landvoogd, Jacques de Chxc3xa2tillon, werd aangesteld.

(xe2x80xa6)

Een vernieuwing voor die tijd was dat veel voetvolk in deze slag uitgerust was
met hellebaarden, lange pieken met een haak en een bijl.
Met de haak trokken ze veel ridders van hun paard en anderen,
gewapend met o.a. goedendags, wierpen zich dan op de weerloze ridders
die gehinderd werden door hun zware wapenuitrusting.

(xe2x80xa6)

Het Franse voetvolk en de overgebleven ridders probeerden te vluchten,
maar ze werden tot tien kilometer ver achtervolgd en afgemaakt,
ook Brabanders die aan de zijde van de Fransen meevochten.
Vooraf was onder de Vlamingen afgesproken geen gevangenen te maken
en ook geen oorlogsbuit te verzamelen
– de Fransen zouden immers ook geen medelijden kennen.
Dit was voor deze tijd een uitzonderlijke instelling: gevangen ridders
brachten immers heel wat losgeld op.
De volgende dag vonden de Vlamingen op het slagveld onder andere
minstens vijfhonderd vergulde sporen, vandaar de (moderne) naam van de slag.
Enkel adellijke ridders konden zich de aankoop van vergulde sporen permitteren.
Andere ruiters droegen gewone ijzeren of verzilverde sporen.